Basisgroep 2
Theorieën van emoties
James Lange: emoties zijn reacties op fysiologische veranderingen in je lichaam.
Cannon-Bard: Emotionele ervaringen kunnen onafhankelijk van emotionele expressie voorkomen.
Schachter: Lange en Bard gecombineerd. Emoties starten als lichamelijk respons, maar worden een
gevoel.
Leertheorieën
Procedureel leren: motorisch respons als reactie op sensorische input.
Niet-associatief leren: verandering in gedragsmatige reactie als reactie op stimulus;
o Habituatie: het negeren van een niets betekenende stimulus.
o Sensitisatie: een sterke stimulus zorgt ervoor dat je reacties intenser worden.
Associatief leren: vormen van associaties tussen gebeurtenissen;
o Klassieke conditionering: Pavlov
Ongeconditioneerde stimulus (UCS), ongeconditioneerd respons (UCR),
geconditioneerde stimulus (CS), geconditioneerde respons (CR).
Acquisitie: aanleer fase. Je gaat associatie tussen CS en UCS leggen.
Extinctie: uitdoving. Relatie tussen CS en UCS verzwakt. (evt recovery)
Generalisatie: veralgemening van de geconditioneerde stimulus
Differentiatie: juist géén veralgemening (ene bel zus, andere bel zo)
Amygdala belangrijk bij associatie.
o Operante conditionering: Skinner. Gedrag past zich aan o.b.v. beloning/straf.
Beloning: stimuleren van gedrag.
Positief = toevoegen leuk. Negatief = afnemen leuk.
Straffen: ontmoedigen van gedrag.
Positief = toevoegen niet-leuk. Negatief = afnemen niet-leuk.
Tijd in relatie tot respons:
Ratio: aantal dingen die gedaan worden
Interval: hoe vaak (tijd) dingen gedaan worden
Hoge ratio en kort interval = hoge success rate
Variabel schema: resistent voor extinctie
Voorbeeld paniekaanval
Ooit eens is een paniekaanval ervaren; pijn op borst, hyperventilatie, etc = ongeconditioneerde
stimulus.
Door deze symptomen krijgt patiënt angst om dood te gaan = ongeconditioneerde respons.
De situatie waarin dit gebeurde (bijv. supermarkt) krijgt betekenis = geconditioneerde stimulus.
Patiënt wordt voortaan al angstig in de supermarkt = geconditioneerde respons.
Paniekstoornissen ontstaan door klassieke conditionering en worden in stand gehouden door
operante conditionering.
, MSO
Piekeren: Opdringende, pijnlijke, onplezierige of onaangename gedachten die zich richten op de
toekomst. Patiënt kan zich hier niet aan onttrekken. Emotionele belevenis staat niet in verhouding
tot onderwerp waarover gepiekerd wordt. (“Wat als...”)
Rumineren: Voortdurend onreëel probleem overpeinzen, zonder dat er een consctructieve oplossing
bedacht wordt. Herkauwen. (“Wat is er mis met mij?” of “Waarom ik?”)
Preoccupatie: Niet kunnen loslaten van een gedachte, overtuiging, belangstelling of krachtig
verlangen. Egosyntoon, dus past bij persoon.
Obsessie: Herhalende dwanggedachten of dwangvoorstellingen, die zich tegen de wil van de patiënt
opdringen. Egodystoon. Leidt tot dwanghandelingen. Dwang = angst.
Impulsief vs. Compulsief
Impulsief gedrag
Kortdurende handeling, die onverwachts, plotseling en snel wordt uitgevoerd, zonder eerst
eventuele gevolgen te overwegen en zonder voorafgaand wilsbesluit.
Komt voort uit: N.Acc DLPFC en VMPFC. Nadat dit langdurig plaatsvindt, ontstaan er synapsen,
waardoor compulsief gedrag ontstaat.
Antisociale persoonlijkheidsstoornissen en borderline persoonlijkheidsstoornis.
Compulsief gedrag
Persistent en herhaaldelijk uitvoeren van een daad, zonder dat het tot een beloning of plezier leidt.
Dwangmatig.
N.Caudatus en Putamen OFC.
Compulsiviteit als reactie op risico of stressvolle situatie. Impulsiviteit als reactie op een direct
voordeel wat verkregen kan worden.
Compulsies zijn herhaalde actief en impulsief gedrag zijn ongeplande acties.
Diagnostiek angst- en dwangsyndromen
Angst wordt een probleem wanneer de respons onterecht is of de intensiteit of duur van de reatcie
buiten proportie is.
Lichamelijke symptomen: Zweten, trillen, rusteloos, duizelig, angina pectoris, buikpijn,
ademhalingsproblemen, slaapstoornis, verlies van eetlust en libido.
Cognitieve symptomen: slechte concentratie, verwarring, catastrifaal denken, waakzaamheid.
Gedragssymptomen: terugtrekken, vermijden, prikkelbaar, rusteloos, verandering in lichaamstaal.
Perceptuele symptomen: depersonalisatie, derealisatie, hyperacusis (overgevoelig voor geluiden).
Klinische angstsyndromen
Panieksyndroom: terugkerende paniekaanvallen.
o Paniekaanval: korte episode van plotselinge, intense negatieve emoties, die gepaard
gaan met een aantal fysieke, cognitieve en perceptuele symptomen.
o Aanvallen zijn overwachts, maar kunnen gelinkt zijn aan situatie of gebeurtenis.
o Patiënten zijn bezorgd of angstig over komende aanvallen.
Fobisch syndroom: Aanhoudende vrees, uitgelokt door de aanwezigheid of anticipatie op
specifieke objecten of situaties.