Geschiedenis
van
de
Psychologie
Maastricht
University
Taak
1
t/m
9
incl.
alle
e-‐readers
Leerjaar
2014
-‐
2015
Taak
1:
Er
was
eens…
Taak
2:
In
de
kijker
van
de
Nieuwe
Wetenschap
Taak
3:
Objectief-‐subjectief;
lichaam-‐geest
Taak
4:
God,
natuur
en
tijd
Taak
5:
De
experimentele
psychologie
Taak
6:
Van
denkende
dieren
naar
gedragspsychologie
Taak
7:
De
psychoanalyse
nieuwe
wetenschap
voor
nieuwe
eeuw
Taak
8A:
Perspectieven
op
gedrag
Taak
8B:
Is
psychologie
een
wetenschap?
Taak
9:
Het
brein
,Taak 1 – De associatie van ideeën
Uitvinding geschrift is een van de belangrijkste wetenschappelijke ontwikkelingen:
• Pre-literatuur culturen: maken geen gebruik van geschrift. Kennis werd alleen
mondeling doorgegeven (ontstonden veel mythes, waaronder animisme: Goden,
geesten). Probeerden wereld te begrijpen à gebeurde met veel tegenspraak. Er is geen
wetenschap mogelijk zonder geschrift.
• Schrijfsystemen: begonnen met pictogrammen (= afbeeldingen v. woorden) en
fonogrammen (= teken van geluid of lettergreep) à fonogrammen hebben geleid tot
alfabetten (vooral in Amerika, China & Egypte, Sumer van fertile crescent).
• Geschreven documenten zijn extern geheugen: kennis kan worden herlezen (wiel niet
opnieuw uitvinden). Socrates (470 BCE) dacht dat geschreven documenten mensen lui
maakte à ironisch: wij hadden dit niet over hem geweten als dit niet was opgeschreven
à orale informatie overleeft niet lang.
• De lezers: bleven lang beperkt à was moeilijk door afwezigheid van spaties.
• Scholastieke methode: is studeermethode waarbij letterlijk uit hoofd werd geleerd
(lange tijd gebruikt) à pas in 20e eeuw nieuwe studeermethode à kritisch denken:
begrijpen, inzicht, nadenken.
• De aanwezigheid van het geschrift is de grens tussen pre-geschiedenis en geschiedenis
à vooral Egypte & Sumer (Fertile Crescent) belangrijk psychologie.
Uitvinding van getallen om limieten van perceptie in te vullen:
• 35.000/20.000 BCE: getallen 1 t/m 3 brengen gemak bij o.a. ruilen goederen.
• Basis vijf: getallen boven 5 groeperen à kreeg ook nieuw symbool voor gemak.
• 2.000 BCE – 600 BCE: getallen 1 t/m 10 kregen namen/symbolen: toch bestonden deze
al langer (bv. twelve ipv. ten-two) à al snel bleek het makkelijk deze om te zetten in
symbolen v. alfabet (bv. Grieks/Romeins nummersysteem).
• 500 BCE - Place coding: grootste eenheden vooraan zetten zorgde voor meer logica in
onlogische systeem à werd 0 toegevoegd à nodig voor place coding.
Fertile Crescent à van 3.000 BCE tot 500 BCE
• Vruchtbare sikkel: is een regio in Midden-Oosten met een hele dichte bevolking rond
3000 BCE à waaronder Mesopotamië en Egypte.
• Uitvinding van het wiel rond 500 BCE;; geschriften en getallen.
• Oud-Egypte: geometrie, kalender, hiëroglyfen.
• Oud-Mesopotamië: algebra, astronomie, kalender à stand v. planeten (kaarten).
• Groei v. kennis: door politieke stabiliteit, urbanisatie, maar vooral schrijfsysteem.
De Grieken à vanaf ongeveer 500 BCE
• Veel opgestoken van Fertile Crescent, maar al snel eigen kennis.
• Start van de filosofie (600 BCE): Grieken eersten die kritisch gingen denken over het
universum en menselijk functioneren à filosofie.
• Hippocrates (460 – 370 BCE): is de vader van de medicijnen.
• Grote invloed van: Aristoteles, Plato, Socrates etc.
• Plato is de stichter van eerste school (Academie in Athene) in 388 BCE. Zijn student
Aristoteles stichter van tweede school à Lyceum in 335 BCE.
, Key figure: PLATO (427 BCE – 348 BCE)
v Plato was de eerste die filosofie als een aparte benadering benoemde.
v De teksten ofwel dialogen die Plato vastlegde, waren filosofische
discussies, die meestal werden gevoerd met mentor Socrates.
v Stichter Academie in Athene.
v Rijk van ideale vormen: maakte onderscheid tussen:
- het rijk van de eeuwigen, nooit-veranderende vormen;;
- het rijk van de veranderende materiele realiteit, waarin de vormen of
ideeën imperfect gerealiseerd worden.
v Volgens Plato nemen we alleen schaduwen van objecten waar.
v Methode van kennis was het rationalisme: de waarheid is gebaseerd op
denken, niet op informatie van de zintuigen. Mensen hebben aangeboren
kennis die opgehaald kan worden door deductief redeneren, want ze
hebben een ziel die onsterfelijk is en wordt doorgegeven over de sterren. Ziet de geest apart van
het lichaam. Nadruk op interne kennis.
v Houdt van wiskunde en geometrie à is puur gebaseerd op kennis en niet op buitenwereld.
v Drie delen van de ziel in drie delen lichaam:
(1) redeneren in het brein
(2) sensatie plus emotie in het hart
(3) honger en lagere passies in de lever (lust etc.)
v Plato’s visie was aantrekkelijke voor christelijke kerk à boeken waren beschikbaar in late
Romeinse rijken en Middeleeuwen. Ook grote invloed op Descartes.
Key figure: ARISTOTELES (384 BCE –322 BCE)
v Aristoteles was een student van Plato, maar had andere optiek (bv. zag
geen onafhankelijk rijk van ideale vormen). Stichter van Lyceum in Athene.
v Aristoteles baseerde meer op observaties en niet op redeneren, zoals
mentor Plato à belangrijke nieuwe kennis op vele gebieden (biologie, logica,
universum en psychologie). Werken zijn verloren gegaan en alleen nog
aantekeningen in grotten gevonden die erg complex waren.
v Drie typen kennis: (1) productief: hoe je handelingen uitvoert en dingen
maakt;; (2) praktisch: hoe je je zou moeten gedragen (3) theoretisch:
waarheid gebaseerd op kennis (wiskunde, wetenschap en theologie).
v Kijk op het universum: Aarde wordt omgeven door verschillende sferen. Universum bestaat uit 5
basiselementen: aether, air, earth, fire & water. Kennis over organisatie van het universum en het
toevoegen van perceptuele informatie, zorgt voor axioma (basisprincipes) over iets à alle andere
kennis kan worden verworven door logisch te denken, als je organisatie weet en perceptie toepast.
v Stelt dat het universum eeuwig is à zonder begin of eind à tegen God (genesis + last judgement)
v Logica: theoretische kennis kan afgeleid worden van axioma door logisch te denken. Ontwikkelde
een systeem om logisch te denken à Syllogisme: een argument bestaat uit drie stellingen
(propositions): de major premise, de minor premise en de conclusie (bijvoorbeeld: Major premise:
alle mannen zijn sterfelijk. Minor premise: Aristoteles is een man. Conclusie: Aristoteles is sterflijk).
Doel van logica is bekijken of een syllogisme leidt tot een valide conclusie of niet. (bv. geen A is B,
sommige A zijn B). Syllogisme is een van de pieken van Oude Griekse literatuur.
v Aristoteles hechte veel waarde aan zorgvuldige observatie en documentatie (wat Plato niet deed).
Verzamelaar van feiten op vele gebieden door observatie (dieren, metrologie, sociologie etc).
v Boek ‘On the Soul’ stelt dat psyche (bezielde kracht) levende + niet-levende objecten onderscheidt.
v Gezien als belangrijkste auteur in Renaissance à leed tot ophef in christelijke kerk.
v Aristoteles is dus vooral empiristisch, maar ook rationalistisch.