Samenvatting Literatuur
Nederlands Internationaal Belastingrecht
WEEK 1 – BELASTINGPLICHT PARTICULIEREN 2
F.P.G. PÖTGENS - VAN EEN KIEZENDE NAAR EEN KWALIFICERENDE BUITENLANDSE
BELASTINGPLICHTIGE, WFR 2013/1348 2
SCHUMACKER 2
RENNEBERG 3
GERRITSE 3
ASSCHER 3
HOOIBERG-ARREST 3
HR 3 OKTOBER 2003, NR. 37 513, BNB 2004,264 4
HR 23 SEPTEMBER 1993, BNB 1993/193 4
WEEK 2 – NIET-ZELFSTANDIGE ARBEID 5
HR 23 SEPTEMBER 2005, NR. 40 179, BNB 2006/52 5
HOF 'S-HERTOGENBOSCH 12 APRIL 2006, NTFR 2006/812 5
DE DECEMBER-ARRESTEN 5
BESLUIT à BELASTINGVERDRAGEN: UITLEG BEGRIP WERKGEVER 6
P. KAVELAARS – OESO 2010 EN HET WERKNEMERSARTIKEL, NTFR BESCHOUWINGEN 2010/40 6
BESLUIT à LOONHEFFINGEN: EXTRATERRITORIALE WERKNEMERS; 30%-REGELING 6
HR 9 AUGUSTUS 2013, BNB 2013/230 7
SOPORA 7
WEEK 3 – VERMOGEN BUITEN DE ONDERNEMING 8
E.J.W. HEITHUIS - IMMIGRATIE EN EMIGRATIE MET BOX 3-VERMOGEN VANAF 2011, WFR
2010/1164 8
P. KAVELAARS - CONSERVERENDE AANSLAG EN VERDRAGEN (1), NTFR BESCHOUWINGEN
2009/28 8
HUGHES DE LASTEYRIE DU SAILLANT 8
ZAAK N 9
E.J.W. HEITHUIS - (R)EMIGRATIE EN IMMIGRATIE VAN AANMERKELIJKBELANGHOUDERS ONDER DE
WET IB 2001, TFO 2007/147 9
FICTIEF RENTE ARREST (HR 18 JUNI 2004, BNB 2004/314) 10
HR 1 DECEMBER 2006, BNB 2007/68 10
WEEK 4 – MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN I 11
F.P.G. PÖTGENS & J.W. BELLINGWOUT - OBJECTVRIJSTELLING VOOR VASTE INRICHTINGEN:
MUCH ADO ABOUT NOTHING?, WFR 2012/654 11
BESLUIT à WINSTALLOCATIE VASTE INRICHTINGEN 12
HR 23 SEPTEMBER 1992, BNB 1993/193 12
WEEK 5 – MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN II 13
J.J. VAN DEN BROEK - WETSVOORSTEL UITSTEL VAN BETALING EXITHEFFINGEN, WFR 2012/916
13
NATIONAL GRID INDUS 13
DMC 14
WEEK 6 – METHODEN TER VOORKOMING DUBBELE BELASTING I 15
DE GROOT 15
HR 12 JULI 2012, BNB 2012/262 15
Pagina 1 van 15
, WEEK 1 – BELASTINGPLICHT PARTICULIEREN
F.P.G. Pötgens - Van een kiezende naar een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige,
WFR 2013/1348
Pötgens schrijft dat de regeling “erop neerkomt dat een buitenlandse belastingplichtige die aan
bepaalde voorwaarden voldoet, waaronder een 90% inkomensgrens (die onder zekere omstandigheden
genuanceerd kan worden; art. 7.8 lid 8 Wet IB 2001) en aan de personele reikwijdte, aanspraak kan
maken op een zelfde behandeling als een binnenlandse belastingplichtige. Die gelijke behandeling
komt erop neer dat een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, onder meer, recht heeft op de
persoonsgebonden aftrek, heffingskortingen, het heffingsvrije vermogen en aftrek van hypotheekrente
die betaald is ter zake van een lening ter financiering van een buiten Nederland gelegen eigen woning.
Een verschil met de keuzeregeling is wel dat de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige voor een
dergelijke behandeling geen optie moet uitbrengen maar dat zij van toepassing is indien aan de in art.
7.8 Wet IB 2001 neergelegde voorwaarden wordt voldaan.”
Bezwaren art. 7.8 Wet IB:
- Territoriale beperking: alleen EU-inwoners, EER, Zwitserland & BES-eilanden. De 90% regeling
vóór invoering van art. 2.5 IB had geen territoriale beperking (gold ook t.a.v. verdragslanden),
terwijl dit niet op grond van Europees recht nodig was.
- Inkomenseis: het HvJ wenst de inkomenseis niet te koppelen aan een vast %
(Commissie/Estland). Hij pleit dat het HvJ het belang aan de inkomenseis heeft verlaten. Alleen
het woonplaatscriterium is tegenwoordig bepalend of de bronstaat de persoonlijke en
gezinssituatie in aanmerking dient te nemen.
- Inkomensverklaring: is een constitutief vereiste. Indien deze niet wordt geleverd kan er sprake
zijn van strijd met EU-recht aangezien persoonlijke tegemoetkomingen niet worden verleend.
- Delegatiebepalingen: kunnen i.s.m. EU-rechtelijk rechtszekerheidsbeginsel komen.
Schumacker (persoonlijke tegemoetkomingen)
Subjectgebonden / persoonlijke tegemoetkoming in de privésfeer
De heer Schumacker, met Belgische nationaliteit en ook woonachtig in België̈, genereert uitsluitend
inkomen in Duitsland. Als niet-inwoner is Schumacker in Duitsland beperkt belastingplichtig. Hierdoor
kon hij geen gebruik kan maken van bepaalde belastingvoordelen die waren voorbehouden aan
binnenlands belastingplichtigen, waaronder de ‘splittingregeling’ voor partners en bepaalde
persoonlijke aftrekposten.
HvJ: In het algemeen zijn inwoners en niet-inwoners niet vergelijkbaar aangezien zij zich niet in een
vergelijkbare situatie bevinden. De woonstaat dient in beginsel de persoonlijke en gezinssituatie in
aanmerking te nemen. Het onthouden van bepaalde fiscale voordelen aan een niet-inwoner is in de
regel niet discriminerend en dus toegestaan.
Dit is echter anders indien een niet-inwoner geen inkomsten van betekenis geniet in zijn woonstaat
zodat deze de persoonlijke en gezinssituatie niet in aanmerking kan nemen & hij het grootste deel van
zijn inkomen verwerft in de werkstaat. Dan is er sprake van een objectief vergelijkbare situatie zodat
de werkstaat de persoonlijke tegemoetkomingen van de niet-inwoner in aanmerking dient te nemen.
Schumacker-doctrine:
Een niet-ingezetene die nagenoeg zijn gehele inkomen verdient in een werkstaat en geen inkomsten
van betekenis geniet in zijn woonstaat, mag door die werkstaat niet zwaarder worden belast dan een
ingezetene.
Schumacker-criteria:
1. Inkomenscriterium
Nagenoeg gehele inkomen dient in de werk-/bronstaat te worden verdiend.
Commissie/Estland: er dient geen vast percentage te worden gehanteerd. Het HvJ heeft deze
eis steeds minder belangrijk geacht. Van belang is het woonplaatscriterium.
2. Woonplaatscriterium
Er kan in de woonstaat geen rekening worden gehouden met de fiscale draagkracht van de
belastingplichtige wegens onvoldoende belastbare grondslag.
Indien voldaan à inwoner en niet-inwoner bevinden zich in een objectief vergelijkbare positie, dus
niet-inwoner heeft recht op het in aanmerking nemen van de persoonlijke tegemoetkomingen
(inmiddels ruime uitleg, namelijk fiscale draagkracht).
Pagina 2 van 15