Surveyonderzoek = toetsing in empirische cyclus
Geschikt voor beschrijvende onderzoeksvragen & symmetrische verbanden
Externe validiteit
- Representativiteit van je steekproef en onderzoek omstandigheden. Hoe zeker ben je
over dat je conclusies gelden in de situaties buiten het onderzoek en voor de mensen
waar je een uitspraak over wil doen?
- Gelden conclusies buiten het onderzoek nog?
- Voor wie en waar gelden mijn conclusies?
- Twee belangrijkste vormen:
1. Populatievaliditeit = de steekproef die ik neem representatief voor de populatie?
Mate waarin groep deelnemers van het onderzoek lijkt op mensen in de echte
wereld.
2. Ecologische validiteit = zijn de onderzoek omstandigheden representatief voor de
realiteit? Mate waarin testomstandigheden lijken op de echte wereld.
Interne validiteit = Hoe zeker ben je over je conclusies wat betreft de relaties die je
onderzoekt?
Sampling
= steekproeftrekking, gaat over de populatie
Welke strategie zet ik in om een steekproef te trekken? Doel: representatieve steekproef.
Dit is als populatie wordt weerspiegelt op bepaalde eigenschappen. Dan kan ik de resultaten
uit het onderzoek namelijk generaliseren naar de populatie.
Van populatie naar steekproef:
1. Definitie van de populatie
2. Operationele populatie
3. Steekproef plan → steekproefkader = overzicht populatie eenheden
4. Selectie
Steekproefkader = zo goed mogelijk ‘afkaderen; wie wel tot de doelpopulatie behoort en wie
niet
Onderdekking = er ontbreken mensen in kader
Overdekking = er zitten mensen in het kader die er niet in horen
Categorieën steekproeven:
- Census (kan niet zonder kader) = de hele populatie laten meedoen in het onderzoek
→ 100% perfect representatief
- Kansteekssproeven (kan niet zonder kader)
- Niet-kansteekssproeven
,Kanssteekproeven:
- Enkelvoudige aselecte steekproef = toevalsteekproef (random selection) uit alle
onderzoekseenheden
- Systematische steekproef = steeds elke x-de persoon selecteren, het startpunt is
random. Is makkelijker dan pure random selectie, representatief als er geen
systematiek in de volgorde zit
- Gestratificeerde steekproef = populatie in strata verdelen, random selecteren uit elke
strata. Poging om elke strata vertegenwoordigd te laten zijn in de steekproef (bijv.
mannen en vrouwen)
- Cluster steekproef = populatie in clusters verdelen, random een aantal (hele) clusters
selecteren. Steekproefkader ‘makkelijker’ te maken (clusters identificeren ipv
individuen)
- Getrapte/multistage steekproef = populatie in clusters verdelen, binnen die clusters
random clusters selecteren, binnen die clusters random clusters selecteren.
Uiteindelijk binnen de kleinste cluster random een aantal onderzoekseenheden
selecteren
Niet-kanssteekproeven:
- Gemakssteekproef = gebruiken wat voor handen is: vrijwel nooit representatief
- Quota steekproef = populatie namaken door te selecteren om te voldoen aan
bepaalde quota’s. Dit is representatief voor die selectiecriteria
- Sneeuwbal steekproef = (geselecteerde) mensen vragen om in hun eigen netwerk te
werven voor de onderzoeker
- Judgemental/purposive sampling = onderzoeker selecteert eenheden op basis van
bepaalde kenmerken. Meestal bij kwalitatief onderzoek
Als non-response hoog is dan is dat een groot probleem voor de externe validiteit van een
onderzoek. Dan is de kans groot dat alleen een bepaald soort mensen meedoen (pro-social,
aardig etc.) = non-response bias:
- Unit non-response = mensen die uitgenodigd zijn maar weigeren
- Item non-response = mensen geven geen antwoord op een bepaald item
Hoe voorkomen?
- Incentive: maak het aantrekkelijk om mee te doen
- Zorg voor duidelijke vragen
- Anonimiteit waarborgen
Surveyonderzoek
= Van tevoren vastgestelde vragen laten beantwoorden
Geschikt voor het meten van:
- Verdeling van verschijnselen in maatschappij
- Kenmerken van personen
- Gedrag
- Meningen
,Designs used in survey research:
- Cross-sectioneel = een groep onderzoekseenheden test op een moment
- Trend = dezelfde vragen op meerdere momenten aan verschillende groepen
onderzoekseenheden
- Cohort = enige verschil tov een trend desgin is dat de verschillende groepen op
verschillende meetmomenten iets gemeen hebben
- Panel = dezelfde vragen op meerdere momenten aan dezelfde groep
onderzoekseenheden
- Cross-lagged = (het enige) correlationele design dat het mogelijk maakt om
causaliteit te onderzoeken
Methode van afname:
- Met interviewer (telefonisch, face to face)
- Zonder interviewer (internet, schriftelijk)
Invullen:
- Telefonisch, snel
- Face to face, langzaam
- Internet, zeer snel
- Schriftelijk, langzaam
Complexiteit:
- Hoog
- Hoogachtend, hoog
- Laag
Kosten:
- Hoog
- Zeer hoog
- Zeer laag
- Redelijk laag
Respons:
- Redelijk goed
- Goed
- Redelijk tot matig
- Matig
Sociaal wenselijke antwoorden: antwoorden niet eerlijk (door sociale druk) = response bias.
Anonimiteit kan dit reduceren of voor komen.
Vragen opstellen
Soort metingen: dichotome vragen
Twee antwoordopties (vaak zonder zichtbare cijfers) die men kan selecteren
, Checklist goede vragen:
- Taalgebruik aanpassen bij de doelgroep
- Geen multi-interpretabele vragen
- Geen double-barreled questions (meerdere vragen tegelijk stellen)
- Vragen neutraal stellen (dus niet sturen; geen leading questions)
- Geen dubbele ontkenning
- Leid onderwerpen in
- Stel alleen relevante vragen
De eerste 5 veranderen je meetvaliditeit en non-response
Effect op y, invloed op y en gevolg van x kan je geen surveyonderzoek meedoen.
C12 dinsdag 25-10-2022
Experimenteel onderzoek = de onderzoeker manipuleert onafhankelijke variabele
Systematisch iets manipuleren (veranderen)
Kan met zekerheid iets zeggen over de causaliteit (want ik manipuleer dus er is sowieso
choronlogie)
Goed manipuleren = 1 ding veranderen en de rest gelijk houden
Causaliteit
3 voorwaarden voor het vaststellen van causaliteit:
- Covariatie: een verband tussen x en y
- Chronologie: x gaat vooraf aan y
- Uitsluiten alternatieve verklaringen: covariatie tussen x en y mag niet door z komen
Spurieuze relatie = geen causaliteit maar wel correlatie
Toewijzen
Confounding (verwarren) variabelen = zijn variabelen die samenhangen met manipulaties.
Daarom zijn het alternatieve verklaringen voor je effecten.
Je kan niet meer met zekerheid zeggen of er een verschil veroorzaakt wordt door de
manipulatie of de confounding variabele.
Voorkomen:
Stap 1, toewijzigingsstrategie
- Homogeniseren: participanten selecteren met bepaalde eigenschappen (mannen
hoogopgeleid) probleem: lage representativiteit en belangrijke eigenschappen over
het hoofd zien
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper narissa_tedjai. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.