Taak 1 Public Health
Leerdoelen:
1. Wat is volksgezondheid (geschiedenis)?
Er zijn 3 ‘tijdperken’:
1) Tijdperk van epidemieën en hongersnood (hoge mortaliteit)
a. Tijdperk duurde tot eind 18e eeuw. De sterfte is hoog door
infectieziekten. Samen met hongersnoden en epidemieën zorgt dit voor
veel maag/darm- en luchtweginfecties en pieken in het sterftecijfer.
b. PUBLIC HEALTH → richtte zich op goede hygiëne en daarmee het
tegengaan van verspreiding. Vermindering sterftecijfer. Public Health als
sanitaire beweging
2) Tijdperk van afnemende pandemieën (wereldwijde ziekten) – mortaliteit daalt,
gemiddelde levensverwachting gaat langzaam omhoog van 30 naar 50 jaar.
a. Van 1875-1950. Infectieziekten maken plaats voor ziekten als kanker,
hart- en vaatziekten en ongeval letsel.
b. PUBLIC HEALTH richtte zich op de preventieve gezondheidszorg.
Preventie van infectieziekten. Moeder en kind gericht (kindersterfte).
Opkomst van GGD (preventie) en wijkverpleegkundige. Eerste vaccinaties,
jeugdgezondheidszorg.
3) Tijdperk van degeneratieve door de mens veroorzaakte aandoeningen –
mortaliteit daalt verder en stabiliseert. De levensverwachting stijgt verder.
a. T/m 1970. Het sterfteniveau wordt vrijwel alleen beheerst door niet-
infectieziekten. De ‘moderne’ ziekten kwamen voor bij middelbare en
oudere mensen, de infectieziekten vooral bij jongeren
b. 1950-1980 PUBLIC HEALTH richtte zich op geschikte antibiotica en
vaccinaties. Er kwam meer aandacht voor chronische ziekten.
Bevolkingsonderzoeken naar kanker.
c. 1980-nu: verwachting voor de toekomst volgens Mackenbach: I. Kwaliteit
van leven omhoog. Dus gezond oud worden II. Ook de mensen met een
lage SES moeten gezond oud worden
Epidemiologie = bestudeert de gezondheidssituatie in een populatie waaronder
het voorkomen en de verspreiding van ziekten binnen en tussen populaties. De
Staat van Volksgezondheid en Zorg (Staat VenZ) geeft een actueel en cijfermatig
beeld van ziekte en gezondheid in Nederland. Het is een initiatief van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en bestaat uit een verschillende
onderzoeksinstituten. (Lemmens, 2018, pp. 30)
Epidemiologische transitie = daling van het sterftecijfer door een verschuiving in
het doodsoorzakenpatroon: dominante besmettelijke ziekten → dominante
chronische ziekten.
Vroeger waren er meer infectie ziekten tegenwoordig zijn er meer
welvaartsziekten.
,Hoe kun je ziektes voorkomen? (Prevalentie)
Preventie interventies die tot doel hebben de gezondheid te beschermen en
te bevorderen door ziekte en gezondheidsproblemen te voorkomen.
Je hebt drie soorten preventie:
Primaire preventie voorkomen nieuwe gevallen van een ziekte en dus
op het wegnemen of verminderen van de oorzaak daarvan. Dit is dus
gericht op gezode mensen.
Secundaire preventie is het opsporen van ziekte in een niet-
symptomatisch stadium, zodat erger wordt voorkomen, het gaat hier dus
om een aandoening in een zo vroeg mogelijk stadium te ontdekken, zodat
vroege behandeling mogelijk is en verergering van de ziekte kan worden
voorkomen.
Tertiaire preventie is het voorkomen of beperken van gevolgen van een
reeds gediagnosticeerde aandoening.
Preventieve interventie vinden binnen (JGZ) en buiten (onderwijs,
verkeersveiligheid) de
Gezondheidszorg plaats. Voor het totaal aan maatregelen om ziekte en
gezondheidsproblemen te voorkomen, zowel binnen als buiten de
gezondheidszorg, wordt de term gezondheidsbeleid gebruikt.
Intersectoraal → samenwerking tussen verschillende beleidssectoren, inclusief
Gezondheidszorg.
Integraal → bevorderen en beschermen van gezondheid onderdeel in beleid van
andere
Sectoren dan gezondheidszorg.
Primaire preventie probeert de incidentie van aandoeningen terug te dringen,
bijvoorbeeld door beïnvloeding van gedragsfactoren die juist van invloed zijn op
die incidentie. Een lagere incidentie leidt op haar beurt tot lagere prevalentie- en
sterftecijfers. Primaire preventie kan dus leiden tot lagere incidentie, prevalentie
en sterfte.
Bij secundaire preventie gaat het om de vroeg opsporing en vroeg behandeling
van aandoeningen. Hierbij wordt de incidentie namelijk juist verhoogd door de
intensieve opsporing waardoor gevallen nu gediagnosticeerd worden terwijl die
anders niet ontdekt waren. Door secundaire preventie en tertiaire preventie (het
verkleinen van de negatieve gevolgen van een aandoening) wordt de sterfte aan
de aandoening wel uitgesteld. De gemiddelde ziekteduur neemt toe, en daarmee
ook de prevalentie. Bij secundaire en tertiaire preventie kan bevordering van
gezond gedrag dus leiden tot weliswaar een lagere sterfte, maar tegelijk tot een
hogere prevalentie van aandoeningen. (Brug, 2017, pp. 44)
Het Zorginstituut Nederland (ZiN) maakte een nadere tweedeling in de
collectieve en individuele preventie: universele en selectieve preventie enerzijds
en geïndiceerde en zorg gerelateerde preventie anderzijds:
, Universele preventie (primair) richt zich op de algemene bevolking die
niet wordt gekenmerkt door het bestaan van verhoogd risico op ziekte.
Het doel is de kans op het ontstaan van ziekte of risicofactoren te
verminderen.
Selectieve preventie (secundair) richt zich (ongevraagd) op
(hoog)risicogroepen in de bevolking en heeft tot doel de gezondheid van
specifieke risicogroepen te bevorderen door het uitvoeren van specifieke
lokale, regionale of landelijke preventieprogramma’s.
Geïndiceerde preventie (secundair) richt zich op individuen die veelal nog
geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of
symptomen. Het heeft tot doel het ontstaan van ziekte of verdere
gezondheidsschade te voorkomen door interventie/behandeling.
Zorg gerelateerde preventie (tertiair) richt zich op individuen met een
ziekte of één of meerdere gezondheidsproblemen en heeft tot doel het
individu te ondersteunen bij zelfredzaamheid, ziektelast te reduceren en
erger te voorkomen.
VTV-model drie typen preventie:
Gezondheidsbescherming: de bevolking beschermen tegen
gezondheidsbedreigende factoren.
Gezondheidsbevordering: maatregelen die zich vooral richten op het
gezonder maken van ons gedrag. Bijvoorbeeld een campagne gezond eten
of veilig vrijen (creëren van een gezonde sociale en fysieke omgeving)
Ziektepreventie: maatregelen gericht op het ontstaan van specifieke
ziekten (bijvoorbeeld vaccinatie) of vroegtijdige opsporing van (aanleg
voor) een bestaande ziekte (screening).
Collectieve preventie: preventie gericht op (grote delen van) de bevolking
Opportunistische preventie: gebruik maken van de optie die je hebt/het
moment. Bv. Uitbraak ziekte voorkomen door op het juiste moment te
handelen
Met welke indicatoren bepaal je de volksgezondheid?
Kwaliteit van leven = gemeten met persoonsenquêtes. Maat die hiervoor
gebruikt wordt is het algemene oordeel van de eigen gezondheid.
Naarmate aandoeningen meer voorkomen onder de Nederlandse bevolking, zijn
zij in principe van grotere invloed op de kwaliteit van leven in Nederland.
Aandoeningen die kunnen leiden tot het overlijden van mensen (dus
‘doodsoorzaken’) zijn bovendien van invloed op de lengte van het leven. Om het
belang van aandoeningen te begrijpen, moet worden begonnen met het
beschrijven van twee kernaspecten: de prevalentie (=hoeveel mensen eraan
lijden) en sterfte (hoeveel mensen eraan overlijden)
, Incidentie = het aantal nieuwe gevallen van een gezondheidsprobleem dat
zich in een welomschreven tijdsperiode voordoet, gedeeld door het aantal
levensjaren dat door de personen zonder dat probleem in die periode is
geleefd. (Brug, 2017, pp. 36) Incidentie drukt uit hoeveel mensen
gedurende een bepaalde periode een specifieke aandoening krijgen,
gerekend per 1000 of 100.000 inwoners die in die periode leefden zonder
die aandoening te hebben.
Prevalentie = aantal ziektegevallen op een bepaald moment
(puntprevalentie) of tijdens een bepaalde periode (periode-prevalentie).
Prevalentiecijfers worden gebruikt om het voorkomen van aandoeningen
te beschrijven.
2. Wat is de VTV (model) en wat voor rol speelt die in de volksgezondheid (preventie)
(model van Lalonde)? ‘
VTV staat voor Volksgezondheid Toekomst Verkenning.
De VTV verschijnt iedere vier jaar en wordt door het RIVM opgesteld. Het geeft
inzicht in de belangrijkste toekomstige opgaven op het gebied van ziekte en
gezondheid.
Het RIVM doet wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het overheidsbeleid en
het houdt toezicht op het gebied van volksgezondheid, milieu en natuur. Het RIVM
verzamelt, evalueert, integreert en verspreidt kennis over de volksgezondheid,
factoren die hierop van invloed zijn en de gevolgen van het zorgsysteem. Deze
informatie brengt het RIVM naar buiten in onder meer de Volksgezondheid
Toekomst Verkenningen (VTV) die elke vier jaar uitkomt. Op basis van de VTV maakt
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het gezondheidsbeleid. In de
VTV van 2018 wordt gezegd dat het goed gaat met de volksgezondheid. We worden
steeds ouder, maar mede hierdoor staan we voor een aantal grote toekomstige
opgaven. Het aantal mensen met chronische aandoeningen en sociale problemen
zoals eenzaamheid stijgt.
VTV-model:
In het blok gezondheidstoestand is aangegeven dat ziekten en aandoeningen
gevolgen kunnen hebben in termen van verminderd functioneren, vermindering van
kwaliteit van leven en soms van sterfte. Samen kunnen deze effecten uitgedrukt
worden als gezonde levensverwachting.
De levensverwachting blijft stijgen
Afgenomen sterfte ten gevolge van geen lange perioden met extreem hoge of
lage temperatuur en het ontbreken van grote griepgolven in die periode
(Garssen & Hoogenboezem, 2007)
Toegenomen en betere zorg sinds het begin van de 21e eeuw (Mackenback,
2010)
Betere hygiëne, betere voeding, meer welvaart
Hoogopgeleiden leven 6 jaar langer