TW2 Aardrijkskunde H2
Hoofdstuk 2 Natuur en landschap
2.1 De wereld van Yamani, Fabio en Erdem
Leerdoelen:
̶ De klimaatkenmerken en landschappen van het Middellandse Zeegebied:
o Er zijn droge hoogvlakten, weinig water, droge zomers, de meeste neerslag in winter
(zware buien), kustgebied dichtbevolkt met veel toerisme, berggebied dunbevolkt.
̶ Waarom hebben klimaat en landschap invloed op landbouw in Middellandse Zeegebied?
o Door droog land is landbouw (bijna) niet mogelijk. Door zware buien ontstaan
geultjes op de hellingen en zo spelt goede landbouwgrond weg. Ruige gebergten is
vooral steen en hierop is dus ook geen landbouw mogelijk. Met irrigatie is het
klimaat erg geschikt voor de teelt van fruit, groenten en bloemen. Verder is er
wijnbouw en worden er granen, citrusvruchten en olijven verbouwd. In de
gebergten is extensieve veeteelt. Je vindt er ook katoen en tabak.
̶ Natuurlijke gevaren in het Middellandse Zeegebied:
o Er komen veel vulkanen, aardbevingen, overstromingen en aardverschuivingen voor.
2.2 Middellandse Zeegebied: endogene krachten
Leerdoelen:
̶ Hoe zijn gebergten in het Middellandse Zeegebied ontstaan?
o Twee platen van continentale korst naderen elkaar. Zee ertussen wordt steeds
smaller en ondieper. Gesteente wordt door de druk geplooid en er ontstaat een
hoog gebergte
̶ Waardoor zijn aardbevingen in het Middellandse Zeegebied ontstaan?
o Platen schuiven langs elkaar met horten en stoten. Platen haken aan elkaar en er
bouwt een enorme spanning op. Als plaat verschuift, volgt zware aardbeving.
̶ Waardoor is er vulkanisme in het Middellandse Zeegebied?
o Aardplaten schuiven uit elkaar, waardoor dun, vloeibaar magma uitstroomt en
nieuw gesteente vormt. Bij dit type breuk ontstaan lichte aardbevingen en lage
schildvulkanen met een flauwe helling.
De aardkorst beweegt enkele centimeters per jaar → komt doordat dicht onder aardkorst in
aardmantel het gesteente door de hoge temperatuur smelt tot stroperig, vloeibaar magma.
Aardkorst kan bewegen omdat de aardkorst uit losse aardplaten bestaat. Aardkorst onder oceanen
(oceanische korst) is veel dunner en zwaarder dan de aardkorst onder continenten (continentale
korst). Waar de aardplaten aan elkaar grenzen, liggen breuken.
3 soorten plaatgrenzen:
1. Divergente plaatgrens: Aardplaten schuiven uit elkaar, waardoor
dun, vloeibaar magma uitstroomt en nieuw gesteente vormt. Bij dit
type breuk ontstaan lichte aardbevingen en lage schildvulkanen met
een flauwe helling.
, 2. Convergente plaatgrens: Twee aardplaten schuiven naar elkaar
toe. Twee typen:
a. Plaat van continentale korst en plaat van oceanische korst
naderen elkaar. Omdat de oceanische korst zwaarder is
schuift deze onder de continentale korst = subductie.
Oceanische korst zakt in de diepte en smelt, hierbij
ontstaan zware aardbevingen en kegelvormige
stratovulkanen met steile hellingen, omdat erupties
explosief zijn waarbij stroperig magma vrijkomt. Voor kust
ligt een trog, brede extreem diepe strook op
oceaanbodem.
b. Twee platen van continentale korst naderen elkaar. Zee
ertussen wordt steeds smaller en ondieper. Gesteente
wordt door de druk geplooid en er ontstaat een hoog
gebergte. Op deze plaats komen regelmatig zware
aardbevingen voor.
3. Transforme plaatgrens: Platen schuiven langs elkaar met horten
en stoten. Platen haken aan elkaar en er bouwt een enorme
spanning op. Als plaat verschuift, volgt zware aardbeving.
Middellandse Zeegebied ligt in botsingszone van continentale korsten van Afrika en Europa die hier
tegen elkaar aandrukken. Doordat oceanische korst breekt en naar beneden duikt, ging Afrika naar
Europa toe. Op bodem van zee zijn dikke lagen zand, klei en klak afgezet. Deze lagen zijn door
plaatbeweging samengedrukt, geplooid en opgeheven → ontstond het alpine plooiingsgebergte
(Alpen, Pyreneeën, Apennijnen en gebergten in Balkan, Turkije en Noord-Afrika). Deze gebergten zijn
relatief jong → te zien aan geomorfologie: vormen van landschap in gebied. Alpine
plooiingsgebergte heeft scherpe toppen en steile hellingen.
Opschuivingsbreuken = Breuken waarbij door opduwende kracht vanuit zuiden stuken aardkorst
naar boven zijn geschoven.
Door spanningen is aardkorst in Middellandse Zeegebied op veel plaatsen opgedeeld in een aantal
kleine platen. De meeste bewegen naar noorden en noordoosten.
Onderlinge beweging van stukken aardkorst door ruwheid van gesteente als het ware geremd, soms
zelfs tientallen jaren lang → wordt spanning opgebouwd, regelmatig vindt er een ontlading plaats:
een schoksgewijze verplaatsing die zorgt voor soms zware aardbevingen.
Lava = Vloeibaar gesteentemateriaal dat bij een eruptie uitstroomt.
Hoe dieper de magmahaard, hoe dikker de afdekkende laag gesteente erboven
Explosieve eruptie = Door subductie worden water en sedimenten van de zeebodem naar
beneden gebracht, en daardoor neemt de druk in de magmahaard toe. Als
de druk zo groot wordt dat de bedekkende gesteentelagen daar niet meer
tegen bestand zijn, breekt het magma met flinke kracht door de aardkorst.
(zo ontstaat een stratovulkaan)
Caldera = Een grote komvormige krater die ontstaat als bij een explosieve eruptie de
magmahaard in éen keer helemaal leegstroomt, en de bovenkant van de
magmakamer inzakt.