Hoorcollege week 1
Vermogensrecht:
Het geheel van geld waardeerbare in de economische sfeer liggende rechten en
verplichtingen die iemand heeft. Objectief en subjectief recht.
Objectieve zin:
Goederenrecht vs. Verbintenissenrecht
Derdenwerking/absoluut recht vs. Relatief recht
- Handhaafbaar tov ieder/ wederpartij
- ‘derdenrecht’ vs. ‘Tweederecht’
Gesloten systeem van rechten vs. Open systeem van rechten
Dwingend recht vs. Regelend recht
Rechtszekerheid vs. Flexibiliteit
Verbintenissenrecht:
Dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt. Karakteristiek aan
het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële)
risico’s. (Verbintenissenrecht = risicoverdeling)
Vermogensgerechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de een recht heeft op de prestatie
van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de een verplicht is.
Let op: verbintenis betekent: de juridische relatie (rechtsbetrekking) tussen (rechts)
personen.
De verbintenis houdt dus in:
1. Een verplichting tot een prestatie voor de één
2. En het recht op die prestatie van de ander
2 zijden van dezelfde verbintenis
Actieve zijde (schuldeiser) Passieve zijde (schuldenaar)
Vordering(srecht) Schuld
Rechtsvordering/actie Aansprakelijk(heid)
Executierecht Uitwinbaarheid
De rechtshandeling:
Vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft
geopenbaard (art. 3:33 BW). Rechtsgevolg = het ontstaan, het wijzigen of het
tenietgaan van een juridische relatie.
Onderscheid: meerzijdige of eenzijdige Rh
Eenzijdige Rh = gericht of ongericht. Onderscheid = vernietigbaar of nietig
Overige elementen
- Rechtsfeiten = blote rechtsfeiten of handelingen/gedragingen
- Gedragingen = rechtshandeling of feitelijke of andere handelingen
De natuurlijke verbintenis:
, Is in rechte niet-afdwingbaar (art. 6:3 BW), waar normaal art. 3:296 BW geldt
- = vorderingsrecht zonder rechtsvordering; = schuld zonder aansprakelijkheid
Wanneer is er een natuurlijke verbintenis:
- Op grond van een wet of rechtshandeling (afspraak)
- Of dringende morele verplichting: zie arrest Goudse Bouwmeester (1926)
Subjectief en objectief zo gevoeld
Rechtsgevolgen (art. 6:4 BW)?
- Bij vrijwillige nakoming? Er is een rechtsgrond -> is geen onverschuldigde betaling
(art. 6:203 BW), is geen gift
- Omzetten in gewone schuld is eenvoudig (art. 6:5 BW)
- Geen verrekening, opschorting, retentierecht…
Quint/Te Poel
Systematiek: bronnen van verbintenissen
Gai. D. 44.7.1pr.: Verbintenissen ontstaan uit overeenkomst of uit onrechtmatige
daad of op grond van een eigen rechtsregel uit andere oorzaken
Obligatio quasi ex contractu
Romeins recht, Frankrijk, Nederland
Meijers (1880 – 1954): verbintenissen uitstaan uit overeenkomst, onrechtmatige
daad of uit andere rechtsfeiten, indien zulks uit de wet voortvloeiende
HR Quint/ Te Poel
HR 30-01-1959, NJ 1959, 548 (Quint/ Te Poel)
Art. 1269 OBW. Alle verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst of uit de wet
Dat uit deze woorden immers geenszins volgt, dat elke verbintenis rechtstreeks op
enig wetsartikel moet steunen, doch daaruit slechts mag worden afgeleid, dat in
gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden
aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet
geregelde gevallen.
HR Quint/Te Poel en later art. 6:1 BW (1992): verbintenissen kunnen slechts ontstaan
als zij uit de wet voortvloeien.
Hoorcollege week 2
De rechtshandeling: vooraf
Noodzakelijk is de bekwaamheid om rechtshandeling te verrichten
- Zie art. X:XX-1 lid 1 BW (X = ?)
- Wat betekent dat precies? Wat is nodig? Waar vind je dat? Analyseer de wetteksten
De totstandkoming van een rechtshandeling
Eis (art. 3:33 BW) = wil en verklaring moeten overeenstemmen
Overeenstemming ontbreekt in gevallen van ‘oneigenlijke dwaling’
- NB: juristen zijn vooral geïnteresseerd in die gevallen waarin dingen misgaan
- Vb = Misverstand, HR Bunde/Erckens (NJ 1977/241)
- Tenzij er een uitzondering geldt
Uitzondering = beroep op gerechtvaardigd vertrouwen van wederpartij honoreren
- i.v.m. normaal, goedlopend rechtsverkeer
, - Zie art. 3:35 BW: redelijkerwijze
- Is ‘afhankelijk van de omstandigheden van het geval’
Vervolg: is beroep op vertrouwen in strijd met redelijkheid en billijkheid?
- Onderzoeksplicht! Reikwijdte daarvan?
- Zie art. 3:11 BW en bijv. HR Eelman/Hin (NJ 1960,230)
- Alle omstandigheden (opnieuw), o.a. belang en normaliteit van het geval
- Gaat om risicoverdeling
Arrest: Westhoff/Spronsen (NJ 1987, 267) -> toepassing artt. 3:33-35 BW en de correctie
daarop via redelijkheid en billijkheid.
De verhouding tussen artt. 3:32, 3:33, 3:34 en 3:35 BW
Art. 3:32 is een preliminaire stap: geen bekwaamheid, geen Rh.
- De mogelijke correctie via art. 3:35 geldt hier niet!
Art. 3:33 is de hoofdregel voor geldige Rh (wil = verklaring)
- Correctie (toch geldige Rh) mogelijk als wil is niet verklaring, via art. 3:35
(gerechtvaardigd vertrouwen)
- Art. 3:33 en 3:35 tezamen = wilsvertrouwensleer
Art. 3:34 is bijzonder geval van wil, geen verklaring
- Geestelijke stoornis, waardoor wil is niet gelijk aan verklaring
- Bij stoornis wordt de wil geacht te ontbreken, indien.. (lid 1; incl. bewijsvermoeden
bij nadeel)
- Art. 3:35 is ook hier correctiemogelijkheid (dan toch geldige Rh)
De overeenkomst (OVK)
Definitie in art. 6:213: de OVK is een meerzijdige rechtshandeling, via Aanbod en
Aanvaarding
Wil van partijen op elkaar afgestemd en geopenbaard
Vormvrij (art. 3:37), tenzij..
Verbintenis(sen) aangaan = obligatoire OVK
- NB: er zijn ook andere soorten OVK
- Wederkerige vs. Eenzijdige OVK
Context: zes beginselen (uit Asser-serie) kleuren ons OVK-recht:
Beginsel van partijautonomie
Vertrouwensbeginsel
Ongelijkheidscompensatie
Trouw aan het gegeven woord
Schuld/risico/rechtszekerheid-beginsel
Beginsel van maatschappelijke aanvaardbaarheid
De overeenkomst en het aanbod
Totstandkoming via art. 6:217
- Het gaat om wilsovereenstemming (via aanbod en aanvaarding)
Het Aanbod
Zie HR Hofland/Hennis (NJ 1981/532) -> aanbod? Vorm risicoverdeling.
Aanbod en aanvaarding
Aanbod: