1814: nederland werd een constitutionele monarchie (positie koning in grondwet vastgelegd)
- grondwet (1815)
- willem I
congres van wenen:
- Nederland en belgië werd 1 staat
- nieuwe grondwet→koning veel macht
- TK: trapsgewijs districtenstelsel
- EK: benoemd door koning
- censuskiesrecht (als je veel belasting betaalde)
- koninklijk besluit: koning kon om parlement heen (wetgevende macht)
- ministeriële aanstelling (uitvoerende macht
- parlement recht van initiatief
1830: zuidelijke nederlanden in opstand tegen bestuur willem II→onafhankelijke staat België
willem stuurt soldaten
1839: willem II erkende dat hij verloren had
- koning wilde trouwen met hofdame uit belgië (KATHOLIEK) dit ging veel te ver. de
tweede kamer dwong de koning akkoord te gaan met 2 aanpassingen van de
grondwet:
- ministers werden strafrechtelijk verantwoordelijk
- iedere wet moest voorzien worden van de handtekening van de mede
verantwoordelijke minister
- Willem I vond iedere vorm van ministeriële verantwoordelijk onacceptabel. hij trad af
en vertrok naar Berlijn
1840/1849: koning willem II
- had nog zeer grote invloed op het landsbestuur
1845: onvrede nam toe omdat het economisch slecht ging met Europa
1848: opstanden tegen de monarchie braken uit in europa, liberalen en socialisten willen
van (ouderwetse) grondwet af→Willem II laat Thorbecke (liberaal) nieuwe grondwet
schrijven zodat de macht in nederland meer democratisch verdeeld zou worden (begin
parlementaire stelsel)
- koning werd onschendbaar (ministers verantwoordelijk voor het beleid)
- raad van state werd adviesorgaan van de hele regering
- parlement kreeg recht van amendement, recht van interpellatie, recht van
enquête, (had al initiatief)
- leden van de tweede kamer, gemeenteraden en provinciale staten werden
rechtstreeks gekozen door de burgers die kiesrecht hadden, de leden van de eerste
1e kamer kamer via getrapt kiesrecht (door leden van de provinciale staten)
- burgerrechten uitgebreid en scheiding kerk en staat
- districtenstelsel
- nog geen sprake van democratie door het censuskiesrecht: kiesrecht beperkt tot
burgers die intellectueel, geestelijk en economisch zelfstandig een goede keuze
konden maken (rijke burgers)
, klassieke liberale rechtsstaat: een staat die volgens liberale principes was georganiseerd
- tegenstanders in die tijd spraken van een nachtwakersstaat: staat waar de overheid
zich zo weinig mogelijk bemoeit met de burgers (klassiek liberalen).
- later veranderde nederland in een verzorgingsstaat
- door de nieuwe grondwet en het censuskiesrecht kreeg de rijke burgerij het voor
het zeggen, arbeiders hadden nog geen enkele politieke invloed
1849: Willem III (probeert grondwet te breken maar lukt niet
- tegen politieke ministeriële verantwoordelijkheid
Aprilbeweging (1853): protesten van de kant van de protestanten nadat de paus besloot
een kerkprovincie op te richten met een aartsbisdom en bisdommen (minister-president
Thorbecke had geen bezwaar vanwege de scheiding tussen kerk en staat die in de
grondwet was opgenomen. willem doet uitspraak→ministers verantwoordelijk→Thorbecke
treed af
- machtsstrijd tussen Willem III en parlement
Twisten Tijd en begin verzuiling (1870/1917)
door de schoolstrijd, de kiesrechtkwestie en de sociale kwestie gingen kamerleden zich
organiseren in politieke partijen
- schoolstrijd: confessionelen wilden dat het bijzonder onderwijs ook werd
gefinancierd door de overheid (net als het openbaar onderwijs)
- kiesrecht: confessionele, socialistische en progressief liberale kamerleden streefden
naar invoering van kiesrecht voor iedereen
- sociale kwestie: hoe ver moest de overheid gaan bij de bescherming van
zwakkeren in de samenleving en de bestrijding van armoede
confessionele:
- katholieken en protestanten
- ARP (anti revolutionaire partij): onder abraham kuyper. een aantal protestanten dat
tegen kiesrechtuitbreiding was scheidde zich af en richtte de CHU (christelijke
historische unie) op
- RKSP (rooms katholieke staatspartij): eerste landelijke katholieke partij
- bundelde mensen van verschillende maatschappelijke klassen via het geloof in een
partij. omdat de partijtop rekening moest houden met de belangen van zowel hogere
klassen als de arbeidersklasse en de middenklasse waren de partijprogramma’s op
sociaaleconomisch gebied wat vager→confessionele konden zowel met liberale als
met met sociaaldemocratische partijen regeringscoalities vormen
socialisten:
- arbeiders
- geïnspireerd door Karl Marx die betoogde dat de ongelijkheid in de samenleving
gevolg was van een oneerlijke verdeling van de productiemiddelen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper IndigoVermeulen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.