Overzicht spelling Nieuw Nederlands v4 periode 2
Wat moet je kunnen?
Werkwoorden correct spellen in een zin:
Persoonsvorm (pv):
- Vind je door vraagzin te maken.
In tegenwoordige tijd:
Enkelvoud:
Bij ik-vorm of je/jij vorm achter pv > ik beloof, ik word; beloof je/jij, word je/jij;
Bij jij-, hij-, zij-, men, het-vorm > vorm + t > jij belooft, jij wordt, hij/zij belooft/wordt.
Meervoud:
Hele werkwoord: wij beloven, de spelers beloven.
Importwerkwoorden (Engels/Frans):
Zelfde als Nederlandse woorden > ik relax, ze relaxt; ik baseball, hij baseballt;
Bij uitspraakproblemen: laat uitgangs-e staan > ik breakdance, hij breakdancet; ik
delete, men deletet.
Verleden tijd:
Bij zwakke werkwoorden > ’t kofschip xy:
Laatste letter stam uit ’t kofschip xy afkomstig > ik-vorm + te(n) > juichen: juichte(n);
Laatste letter stam niet uit ’t kofschip xy afkomstig > ik-vorm + de(n) > blozen:
bloosde(n). Let op: klinkers uit ‘t kofschip xy tellen niet mee.
- Let op: staat er al een d/t, dan verdubbelen > red: redde(n) & zucht: zuchtte(n)
Bij sterke werkwoorden: krijgt andere vorm. Maak langer bij twijfel d/t, nooit beide
(dt)! Zij zoekt: zij zocht, want zochten.
Importwerkwoorden (Engels/Frans): ’t kofschip xy + bij uitzonderingen uitgangs-e
laten staan.
Overige ww-vormen:
Infinitief (hele ww): hijgen, zingen;
Gebiedende wijs: als ik-vorm > Kom op tijd! Word nou eens volwassen;
Onvoltooid deelwoord: infinitief + d(e) > hijgend(e), zingend(e);
Voltooid deelwoord sterk ww: eindigt meestal op -en, komt na vorm
hebben/zijn/worden > ik heb gekeken.
Voltooid deelwoord zwak ww: langer maken bij twijfel d/t, komt na vorm
hebben/zijn/worden > ik ben verdwaald.
(On)voltooid deelwoord zwak ww als bijvoeglijk naamwoord = zo kort mogelijk,
m.u.v. uitspraakproblemen > het mooi verlichte huis, het pas gewitte plafond.
(On)voltooid deelwoord sterk ww als bijvoeglijk naamwoord: veranderen niet.
Hoofdletters en leestekens plaatsen in een zin:
, Gebruik hoofdletter:
Begin van de zin. Let op: zin begint met apostrof? Tweede woord krijgt hoofdletter;
Persoonsnamen. Let op: staat er bij een achternaam met voorvoegsel geen
voornaam of voorletter? Eerste voorvoegsel krijgt hoofdletter > de heer Van der Loo;
Namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten;
(Afleidingen van) Aardrijkskundige namen, namen van merken, historische
gebeurtenissen, gebouwen, feestdagen & titels van boeken/films.
Gebruik kleine letter:
Soorten > een glaasje bordeaux;
Historische periodes > de middeleeuwen;
Afleidingen van feestdagen > kerstboom, paasvakantie;
Maanden, dagen & jaargetijden;
Windstreken > het noorden;
(Afleidingen van) religies > christendom, islam, katholiek;
Gebruik leestekens:
Punt:
Aan het eind van een mededelende zin;
Bij afkortingen (m.u.v.) en niet bij initiaalwoorden (pc, NS), letterwoorden (TROS,
pin), maten & gewichten.
Vraagteken:
Aan het eind van een letterlijk gestelde vraag en dus niet in de indirecte rede.
Uitroepteken:
Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep, gebruik nooit meer dan één.
Komma:
Voor en na een bijstelling > Dagobert Duck, de bekende stripfiguur, is erg gierig;
Tussen twee persoonsvormen > Als hij uitrust, bereidt zijn moeder het eten;
Tussen onderdelen van een opsomming > Mijn kat is lief, grappig en schattig;
Voor/na een aanspreking/tussenwerpsel > Hé, Anna, eet eens door, langzame eter!
(In lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint > Ik ben bang in het
donker, omdat ik bang ben achtervolgt te worden.
Puntkomma (ook wel ‘en’):
Tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen > De afgelopen winter was erg
streng; met name in januari lag er veel sneeuw;
Tussen delen van opsommingen.
Dubbele punt:
Het aankondigen van een opsomming;