Fiscale aspecten van het ondernemen – Hoorcolleges
Hoorcollege 1
Wat is belastingheffing? Juridisch gaat het erom wat er in de wet staat, dus wanneer het gaat om een
belastingwet. Economisch gaat het om:
- Inkomens- of vermogensoverdrachten (geld van de ene naar de andere partij),
- Die anders dan bij wijze van straf (bij een boete bijvoorbeeld geen belastingheffing en belastingheffing
is dus ook geen straf),
- Plaatsvinden van niet-overheidshuishoudingen (particulieren/bedrijven)
- Naar en ten behoeve van een of meer overheidshuishoudingen als zodanig (stel je koopt bouwgrond
van de gemeente, is dit geen belastingheffing, het is een vermogensoverdracht, gemeente is verkoper
van een perceel grond),
- En wel krachtens rechtsregels (geen sprake van onder dwang mensen afpersen bijvoorbeeld)
Belastingen hebben verschillende functies/doeleinden:
1. Budgettaire functie: dit gaat om de dekking van overheidsuitgaven – Zonder geld valt er niet veel uit te
geven. Bijvoorbeeld grote bedragen beschikbaar gesteld voor Corona, dit kan alleen maar doordat
Nederland een gezonde situatie heeft door onder andere belastingen. Dit geld is erin gepompt zodat
de economie niet zal instorten. Al dat geld moet uiteindelijk weer door ons worden betaald, in de
toekomst moet de overheid dit geld weer binnenkrijgen en wij als particulieren/bedrijven betalen dit.
2. Instrumentele functie: Ordening samenleving – het is een primair doel om geld uit te kunnen geven,
wil de politiek ook iets bereiken met de heffing.
- Allocatieve functie (productiemiddelen) à verdeling van de productiemiddelen. Bijvoorbeeld
energiezuinige productiemiddelen stimuleren in de vorm van extra aftrekposten van de belasting.
Heffingskortingen
- Stabilisatie functie (dempen of stimuleren) à Economische goede tijden de economie dempen en
in slechte tijden de economie stimuleren. Recent voorbeeld: het nieuwe steunpakket voor
bedrijven, de overheid wil investeringen doen en dat is een vorm hiervan. Dus in mindere tijden
investeren. En het voorstel van Wilders: btw naar 0% verlagen, als je dit verlaagd worden de
producten goedkoper. Als overheid ga je de uitgaven van consumenten/bedrijven weer te doen
toenemen, dat is economische bedrijvigheid. Hiermee proberen ze de economie te stimuleren. Dus
de stabilisatiefunctie. Waarom kan dit beter niet gedaan worden? Automatisering van de
belastingdienst zou dat niet aankunnen.
- Verdelingsfunctie (herverdeling inkomen) – als er mensen zijn met hogere inkomens, dan moeten
zij wat geld extra inleveren, dit gebruiken ze om de lagere inkomens te stimuleren. Geld weghalen
bij mensen die dat kunnen hebben.
3. Steunfunctie: Behulpzaam bij belastingheffing – gebruik maken van gegevens inkomstenbelasting, om
te kijken of de erfbelasting goed is. Als iemand is overleden kijken in inkomstenbelasting, dan kijken of
de opgegeven bedragen een beetje kunnen kloppen ten opzichte van de erfbelasting.
Een goed belastingstelsel moet voldoen aan de vier e’s: eerlijk, effectief (het doel moet te bereiken zijn),
efficiënt (het moet niet te veel kosten) en eenvoudig (mensen moeten het begrijpen).
Het belastingrecht heeft verschillende belangrijke beginselen:
1. Verdelingsbeginselen
- Draagkrachtbeginsel – kijken naar de mate van draagkracht. Belastingheffing wordt geheven op
basis van dit beginsel. Als iemand een hogere draagkracht heeft, dan zal die ook meer belasting
betalen. Iemand die niets heeft, hoeft minder belasting te betalen. Ga het geld daar halen, waar
het meeste geld is. Als je op basis hiervan belasting heft zijn er 2 punten
o Draagkracht op basis van vermogen of inkomen?
o Dan kijken: hoe ga je op basis van dit beginsel de belasting heffen (welke progressiviteit?
, - Profijtbeginsel/vergoedingsbeginsel – wie hebben het meeste profijt van een dienst of product. Op
basis hiervan heffen. Motorrijtuig belasting, dit is wel ongeacht aantal kilometers. Maar een
zwaardere auto heeft meer belasting dan een lichtere auto. Dit is een beetje het profijtbeginsel
(van een zwaardere auto slijt de weg meer dan van een lichte).
- Beginsel van bevoorrechte verkrijging – bevoorrechte positie (dus geboren in een vermogend gezin
en je krijgt een erfenis, dan belasting hierover heffen). Deze belasting kunnen we gebruiken om
mensen die niet in die positie zitten financieel te helpen.
2. Doelmatigheidsbeginselen van De Langen
- Welvaartsbeginsel- kijken als overheid: belastingheffing zodanig laten plaatsvinden dat de welvaart
van de hele samenleving wordt bevorderd, dus het geheel. Een individu kan in een minder goede
positie komen, maar samenleving in geheel wel in een betere positie. Het individu is uiteindelijk
ook beter af, want door belasting kunnen we van alles doen.
- Beginsel van de minste pijn – je probeert de heffing zodanig plaats te laten vinden, zodat mensen
het niet goed merken. Dus niet zo zeer in de gaten hebben dat ze belasting betalen. Bijvoorbeeld
loonheffing, dit wordt ingehouden door de werkgever, zo heeft de werknemer minder in de gaten
dat er belasting wordt betaald (terwijl een deel van het salaris wordt overgemaakt aan de
belasting).
- Beginsel van de optimale realisatie – je kunt niet alle beginselen even goed naleven/verankeren in
het belastingheffing stelsel. Dus verdelingsbeginsel kan in strijd zijn met het
doelmatigheidsbeginsel, hier moet je tussen schipperen. Door optimale realisatie, probeer je de
beginselen zo veel mogelijk recht te doen toekomen.
Het belastingrecht is terug te vinden in: rijksbelastingwetten, belastingvoorschriften van lagere overheden,
verdragen, EU-regelgeving, jurisprudentie, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en pseudo-
wetgeving (dit is een besluit van het ministerie die aangeeft hoe zij over bepaalde zaken denken of wanneer
wetten niet helemaal duidelijk zijn. Voordeel is dat het een standpunt is over een onderwerp waarop een
belastingplichtige zich kan beroepen – vertrouwensbeginsel).
Er zijn twee soorten belastingrecht:
1. Materieel belastingrecht = wie (belastingsubject), waarover (belastingobject), hoeveel (tarief) en
wanneer (invorderingstijdstip)
2. Formeel belastingrecht = hoe wordt de belastingschuld vastgesteld? (Het moet in de wet verankerd zijn
waarover geheven wordt en waarover de belastingaanslag wordt gestuurd), welke bevoegdheden
heeft de fiscus hierbij? (Er is een beperkte tijd waarover de fiscus mag heven, ze moeten zich houden
aan de regels), welke rechtsbescherming hebben de burgers hierbij? (Belastingaanslag wordt
vastgesteld, maar de burgers moeten hier wat tegen kunnen doen).
- Vindplaatsen van dit formele recht: algemene wet bestuursrecht, algemene wet inzake
Rijksbelastingen, invorderingswet, algemene douanewet en de wet op accijns.
Hoe wordt een belastingschuld vastgesteld?
1. Ten eerste materieel, dit vloeit direct voort uit de wet (je hebt nog geen aanslag, maar je weet dat je
zult gaan moeten betalen). Dit is dus de aangiftebelasting: hierbij ontstaat er een betalingsverplichting
door het doen van aangifte door de belastingplichtige
2. Ten tweede formele belastingschuld (hierbij wordt er een betalingsverplichting vastgesteld, dit wordt
dus aan het eind van het jaar gedaan dan). Dit is de aanslagbelasting: er ontstaat een
betalingsverplichting door het opleggen van een aanslag door de fiscus.
- Hierbij kan er ook sprake zijn van een navorderingsaanslag, artikel 16 AWR. Een navordering is
slechts mogelijk wanneer er sprake is van een nieuw feit, behoudens indien belastingplichtige te
kwader trouw is geweest (willens en wetens een aangifte indienen die niet juist is). Soms mag je
ook na afloop van de 5 jaar afwijken als het hoger dan 30% is, lid 2. Dus kijken: (1) is er een nieuw
feit en (2) als die persoon te kwader trouw is, dan hoeft de belastingdienst geen nieuw feit te
hebben.
, Rechtsbescherming in belastingzaken bestaat uit:
§ Fase 1: bezwaar, dit blijft binnen het bestuur en is geregeld in hoofdstuk 5 afdeling 1 AWR en hoofdstuk
6 en 7 AWB
§ Fase 2: beroep, dit is een beroep op de rechterlijke macht en is geregeld in hoofdstuk 5 afdeling 2, 3 en
4 AWR en hoofdstuk 6-8 AWB.
Tegen een uitspraak van de rechtbank kan hoger beroep bij het gerechtshof worden ingesteld. Rechtstreeks
beroep in cassatie bij de Hoge Raad is ook mogelijk in sommige gevallen: als er echt sprake is van een
rechtsvraag, dan kun je aangeven als belastingplichtige om meteen beroep in cassatie bij de HR in te stellen.
Dat is een speciale mogelijkheid die niet vaak voorkomt. Een rechter dient zich bij het nemen van zijn
beslissing van verschillende interpretatiemethode, kijkt niet naar de beginselen.
Wet IB 2001
§ Kent een boxenstelsel, dit doelt op het analytische stelsel, want de inkomensbestanddelen worden niet
meer op een hoop gegooid, dat was het synthetische. In het analytische stelsel is de rangorderegeling
van toepassing. Er moet eerst gekeken worden naar box 1, dan 2 en dan pas 3.
- Box 1: inkomen uit werk en woning – dit wil zeggen: inkomsten uit arbeid, inkomsten uit
onderneming, inkomsten uit eigen woning, inkomsten uit periodieke verstrekkingen, inkomen uit
overige werkzaamheden. Als het niet onder een bron van inkomsten kan gecategoriseerd worden,
dan kan het niet in box 1 worden belast.
- Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang – ten minste 5% van de aandelen bezitten
- Box 3: inkomen uit vermogen – inkomsten uit vermogen worden fictief belast.
Elke box kent een ander tarief: artikel 2.10, 2.12, 2.13 Wet IB 2001.
§ Kent het partnerbegrip: eerst altijd kijken naar artikel 5a AWR en daarna naar artikel 1.2 Wet IB 2001.
Dit is heel belangrijk omdat hierdoor inkomensbestanddelen vrij tussen partners verdeeld kunnen
worden, bijvoorbeeld hypotheekrenteaftrek, heffingskorting, giftenaftrek, ziektekostenaftrek,
dividendinkomen en persoonsgebonden aftrek.
Soms ook nadeel aan fiscaal partnerschap: stel partner 1 heeft een pand en partner 2 heeft een
onderneming die dat pand wil huren, dan wordt het verdeeld en wordt de huur gerekend als resultaat uit
overige werkzaamheden van box 1. Als je geen partner bent, dan wordt het vermogen belast in box 3
(huurinkomsten) en dat is vaak voordeliger.
Hoorcollege 2
De wet IB 2001 wordt als volgt verdeeld: Hoofdstuk 1 = algemeen, Hoofdstuk 2 = belastingsubject /object
/tarief, Hoofdstuk 3/4/5 = tarieven/schijven, Hoofdstuk 6 = persoonsgebonden aftrek, Hoofdstuk 7 =
buitenlands belastingplichtige, Hoofdstuk 8 = heffingskortingen. Belastingsubject (wie) staat beschreven in
artikel 2.1 Wet IB 2001:
§ Binnenlands belastingplichtige inwoners van Nederland: inwoners van Nederland zijn belastingplichtige
voor het wereldinkomen. De belastingheffing vindt dus plaats, ongeacht waar het inkomen wordt
verdiend
§ Buitenlands belastingplichtigen niet-inwoners met Nederlands inkomen. Over het bestanddeel dat in
Nederland wordt verdiend wordt belasting geheven/daarover moet hij aangifte doen
Box 1 – inkomen uit werk en woning
Deze box heeft een progressief tarief, hoe meer inkomen je verdient hoe meer belasting je moet betalen,
nu zijn er 2 tarieven. 90% van al het inkomen wordt belast via deze box. Het moet onder een van de
volgende 5 posten vallen, anders is het geen inkomen uit werk en woning.
§ Winst uit onderneming, dit wil zeggen iemand die als privépersoon een onderneming heeft. Dus geen
BV met rechtspersoonlijkheid
§ Loon wil zeggen: inkomen uit arbeid
§ Inkomen uit eigen woning (eigenwoningforfait wordt berekend)
§ Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
§ Overige werkzaamheden à bron van inkomen wanneer er sprake is van een deelname aan het
economisch verkeer, het voordeel te beogen is (subjectief) en het voordeel valt te verwachten
(objectief).