GUYTON
C71 – DE LEVER
De lever is een afzonderlijk orgaan, maar vervult veel verschillende onderling gerelateerde functies. De lever heeft een aantal
verschillende functies, waaronder:
(1) Filtratie en opslag van bloed.
(2) Metabolisme van koolhydraten, eiwitten, vetten, hormonen en vreemde chemicaliën.
(3) Vorming van gal.
(4) Opslag van vitaminen en ijzer.
(5) Vorming van coagulatiefactoren.
FYSIOLOGISCH ANATOMIE VAN DE LEVER
De lever is het grootste inwendige orgaan in het lichaam en draagt ± 2% van het totale lichaamsgewicht (± 1,5kg) bij de
gemiddelde volwassen mens.
De functionele basiseenheid van de lever is de leverlobule, een cilindrische structuur van enkele millimeters lang en 0.8-2.0
millimeter in diameter. De menselijke lever bevat 50.000-100.000 individuele lobben.
- De leverlobule is geconstrueerd rond een centrale vene die uitmondt in de levervenen en vervolgens in de IVC.
- De lobulus bestaat m.n. uit vele cellulaire platen van de lever, die uitstralen vanuit de centale vene als ‘spaken in een
wiel’. Elke leverplaat is gewoonlijk twee cellen dik en tussen de aangrenzende cellen liggen kleine galkanalen die
uitmonden in galkanalen in de fibreuze septa die de aangrenzende leverlobben scheiden.
In de septa bevinden zich kleine portale venulen die hun bloed m.n. ontvangen uit de veneuze uitstroom van de GI-tract via de
vena portalis. Vanuit deze venulen stroomt het bloed in platte, vertakte hepatische sinusoïden, die tussen de leverplaten liggen
en vervolgens in de centrale vene.
- Levercellen worden continu blootgesteld aan portaalveneus bloed.
Hepatische arteriolen zijn ook aanwezig in de interlobulaire septa.
- Deze arteriolen leveren arterieel bloed aan de septumweefsels tussen de aangrenzende lobben.
- Veel van de kleine arteriolen lozen rechtstreeks in de hepatische sinusoïden, meestal in die gelegen op ongeveer een
derde van de afstand van de interlobulaire septa.
Naast de levercellen zijn de veneuze sinusoïden bekleed met twee andere celtypen:
(1) Typische endotheelcellen
(2) Kupffer-cellen (reticulo-endotheelcellen)
o Dit zijn residente macrofagen die de sinusoïden bekleden en in staat zijn om fagocyterende bacteriën en
andere vreemde stoffen in het bloed van de hepatische sinus.
De endotheliale bekleding van de sinusoïden heeft extreem grote poriën
(soms met een ø van 1µm).
- Onder deze bekleding, liggend tussen de endotheelcellen en de
levercellen, bevinden zich nauwe weefselruimten, die de ruimten
van Disse worden genoemd (ook wel perisinusoïdale ruimten).
- De miljoenen ruimtes van Disse zijn verbonden met lymfevaten in
de interlobulaire septa.
o Overtollig vocht in deze ruimtes wordt verwijderd via de
lymfevaten.
o Door de grote poriën is het endotheel kunnen stoffen in
het plasma vrij de ruimtes van Disse in.
o Zelfs grote delen van de plasma-eiwitten kunnen
diffunderen.
1
, GUYTON
HEPATISCHE VASCULAIRE EN LYMFATISCHE SYSTEMEN
Bloed stroomt door de lever vanuit de vena portalis en de arteria hepatica
De lever heeft een hoge doorbloeding en een lage vaatweerstand
Er stroomt ± 1050 ml/min bloed naar de vena portalis naar de leversinusoïden, en ± 300 ml/min stroomt naar de sinusoïden
vanuit de arteria hepatica, met een totaal gemiddelde van ± 1350 ml/min, wat 27% is van de cardiac output.
De druk in de vena portalis die naar de lever leidt, is gemiddeld 9 mmHg, en de druk in de vena hepatica die van de lever naar de
IVC leidt, is normaal gesproken gemiddeld 0 mmHg.
- Dit kleine drukverschil van 9 mmHg laat zien dat de weerstand tegen de bloedstroom door de hepatische sinusoïden
normaal gesproken erg laag is.
Cirrose van de lever verhoogt de weerstand tegen de bloedstroom
Wanneer leverparenchymale cellen worden vernietigd, worden ze vervangen door vezelachtig weefsel, dat uiteindelijk
samentrekt rond de bloedvaten, waardoor de stroom van portaalbloed door de lever sterk wordt belemmerd.
- Dit ziekteproces staat bekend als levercirrose.
- Levercirrose is meestal het gevolg van chronisch alcoholisme of van overmatige vetaccumulatie in de lever en
daaropvolgende leverinflammatie, een aandoening die NASH (non alcoholic steatohepatitis) wordt genoemd.
- Een minder ernstige vorm van vetaccumulatie en inflammatie van de lever, NAFLD, is de meest voorkomende oorzaak
van leverziekte in veel geïndustrialiseerde landen.
o Associatie met obesitas en DM type II.
Cirrose kan ook optreden na inname van toxinen zoals tetrachloorkoolstof, virale ziekten zoals infectieuze hepatitis, obstructie
van de galwegen en infectieuze processen in de galwegen.
Het poortsysteem wordt ook af en toe geblokkeerd door een groot stolsel dat zich ontwikkelt in de vena portalis (of de grote
aftakkingen ervan).
- Wanneer het poortsysteem plotseling wordt geblokkeerd, wordt de terugkeer van bloed uit de darmen en milt door het
leverportale bloedstroomsysteem naar de systemische circulatie belemmerd.
o Deze impedantie resulteert in portale hypertensie, waarbij de capillaire druk in de darmwand toeneemt tot 15-
20 mmHg boven normaal.
o Als de obstructie niet wordt opgeheven, kan de patiënt binnen een paar uur overlijden als gevolg van
overmatig vochtverlies uit de capillairen in de lumens/wanden van de darmen.
De lever functioneert als een bloedreservoir
Omdat de lever een uitzetbaar orgaan is, kunnen grote hoeveelheden bloed in de bloedvaten worden opgeslagen.
- Het normale bloedvolume is ± 450 ml (10% van het totale bloedvolume van het lichaam).
- Wanneer hoge druk in her RA tegendruk in de lever veroorzaakt, zet de lever uit en wordt er af en toe 0.5-1.0L extra
bloed opgeslagen in de vv. hepatica en sinussen.
De lever is dus in feite een groot, uitzetbaar, veneus orgaan dat kan fungeren als een waardevol bloedreservoir in tijden van
overmatig bloedvolume en in staat is om extra bloed te leveren in tijden van verminderd bloedvolume.
DE LEVER HEEFT EEN SNELLE LYMFE-FLOW
Omdat de poriën in de hepatische sinusoïden zeer permeabel zijn i.t.t. capillairen in andere weefsels, laten ze een gemakkelijke
doorgang van zowel vloeistof als eiwitten in de ruimten van Disse toe. Hierdoor heeft de lymfedrainage uit de lever een
eiwitconcentratie van ± 6 g/dL, wat slechts iets minder is dan de eiwitconcentratie van plasma.
De hoge permeabiliteit van het sinusoïde epitheel van de lever maakt het mogelijk om grote hoeveelheden lymfe te vormen. De
helft van alle lymfe die in het lichaam wordt gevormd, ontstaat onder rustomstandigheden in de lever.
Hoge hepatische vasculaire druk van vochttranssudatie in de abdominale holte veroorzaken vanuit de lever en poortcapillairen –
ascites
Wanneer de druk in de vv. hepatica slechts 3-7 mmHg boven normaal stijgt, beginnen overmatige hoeveelheden vloeistof in de
lymfe te transuderen en door het buitenoppervlak van de levercapsule direct in de abdominale holte te lekken.
Deze vloeistof is bijna puur plasma en bevat 80-90% zoveel eiwit als normaal plasma.
2