Samenvatting Functieleer
Hoofdstuk 1: Wat is psychologie?
Psychologie = wetenschap waarin gedrag wordt bestudeerd en dat gedrag wordt gebruikt
om de interne processen die aan dat gedrag ten grondslag liggen te begrijpen.
Helmholtz = zenuwimpulsen
Donders = mentale chronometrie = meten tijd mentale processen om structuur vd geest te
begrijpen + additieve factorlogica.
Darwin = evolutietheorie = levende wezen resultaat van proces aanpassing aan
veranderende omstandigheden. Natuurlijke selectie = bepaald welke soorten overleven,
aanpassingsbeginsel. Mens uit dier geëvolueerd op zelfde manier bestuderen.
Wundt = 1879 1e lab experimentele psychologie, grondlegger wetenschappelijke psychologie
+ structuralisme.
Binet en Simon = intelligentietest, vaders toegepaste psychologie
James (Amerikaan) = aanhanger functionalisme
Watson en Skinner = behaviorisme, psychologie wetenschappelijker maken door onderzoek
observeerbaar te maken.
Freud = Psychoanalyse
Onderzoeksmethoden:
A. Beschrijvend onderzoek; correcte info verzamelen over onderwerp
B. Correlationeel onderzoek; beschrijven verbanden tussen gegevens onderzoek
C. Experimenteel onderzoek; onderzoekers manipuleren 1 (+) variabelen en kijken of dit
effect heeft op andere variabele, rest blijft gelijk.
Beschrijvend;
1. Naturalistische observatie; gedrag systematisch observeren in natuurlijke context,
nadeel: reactieve gedragingen (ander gedrag door bv. Onderzoeker)
2. Vragenlijst, nadeel: sociale wenselijkheid; mensen reageren zoals verwacht,
perceptie ppn evt ook nadeel.
3. Interview
4. Opiniepeiling
5. Gestandaardiseerde psychologische test
6. Archiefdata
7. Gevalsstudie (case study)
8. Kwalitatief onderzoek; geen tabellen of getalsmatige samenvatting, maar gesprek bv
volledig uitschrijven met patiënt en later onderverdelen in thema’s.
Correlationeel onderzoek; getal correlatie tussen -1 en 1. 0 = geen verband. Nadelen: geen
causaal verband mogelijk, confound: er kan een 3e factor zijn.
Experimenteel onderzoek; wel causaal verband.
Onafhankelijke variabele; variabele die wordt gemanipuleerd (chocola)
Afhankelijke variabele; gemeten, dus deze is evt veranderd door onafh. V. (gedrag)
Operationaliseren vd variabelen: omzetten in concrete/meetbare handelingen.
, Controlevariabelen; aspecten van experiment die gelijk blijven voor controle
condities
Persoonsvariabelen; te maken met manier waarop groepen worden samengesteld
Publicatiebias = alleen onderzoek in overeenstemming met theorie gepubliceerd.
Interne validiteit = is verschil echt veroorzaakt door verschil in onafh. V.
Externe validiteit = in hoeverre is resultaat naar echte wereld te generaliseren
Biologische factoren psychologie;
1. CZS (centraal zenuwstelsel)
2. Invloed van lichaam op geest
3. Erfelijkheid
4. Evolutie
Cognitieve psychologie; begrijpen en voorspellen menselijk gedrag met informatie
verwerkende cognitieve processen die zich in hersenen afspelen
Geert Hofstede, dimensies verschil bedrijfsculturen;
1. Individu-collectief
2. Macht-egalitair
3. Zekerheid-laissez faire
4. Man-vrouw verschillen
5. LT denken – KT denken
WEIRD people; veel onderzoek gebaseerd op blanke westersen.
Nature-nurture debat; wat aangeboren, wat aangeleerd.
Biopsychosociale model; biologische, psychologische en sociale factoren allemaal rol bij
menselijke activiteiten.
Descartes; rationalisme (gebruik rede), nativisme (kennis aangeboren), dualisme (geest en
lichaam gescheiden.
Hobbes; empirisme (kennis aangeleerd door zintuiglijke waarneming/ervaring)
Locke; empirist, tabula rasa (geest blanco blad waar ervaringen op worden geschreven).
Associatisme; combi ideeën lagere orde kennis van hogere orde.
Hume; empirist, hoe ipv wat-vragen. Focus op geest ipv zoeken waarheid.
Structuralisme; idee dat complexe ervaringen zijn opgebouwd uit verschillende elementaire
componenten: gewaarwordingen, beelden en gevoelens. Te ontdekken door introspectie:
kijken naar eigen bewustzijn. Kijkt naar structuur van bewustzijn. Onderzoek moet richten op
onmiddelijke ervaring.
Gestaltpsyschologie; ‘geheel is meer dan de som der delen’. Ervaring meer dan
gewaarwording. Schijnbare beweging en elektromagnetische krachtvelden.
Koffka, Köhler, Wertheimer. Tegen structuralisme en behaviorisme. Voorbeeld
apparante beweging (zie video).
Functionalisme; kijkt naar nut/functie van. Bewustzijn. Dewey + James. Evolutietheorie.
, Behaviorisme; studie wetenschap en gedrag (Watson). Komt voor uit logisch positivisme;
wetenschap alleen voor kennisverwerving.
Doel = theorieën formuleren die door mensen kan worden herhaald, door:
Operationele definitie
Onderscheid afhankelijke/onafhankelijke variabelen.
Gebruik S-R psychologie. S= onaf, R=afh.
Psychoanalyse; Freud, over krachten onderbewustzijn, daar ligt aard
persoonlijkheidsverschil. Vrije associatie ipv empirische methode.
Homonculus: klein mensje in hersenen, doelbewust, vrije wil, geen machinekenmerken,
neemt beslissingen.
Hoofdstuk 3: Gewaarwording
Bewustzijn: gewaarwording/sensatie
Perceptie: cognitieve organisatie, interpretatie en begrip aan gewaarwording.
Ward; criterium zintuig = eigen set receptoren, prikkels in apart hersendeel verwerkt.
10 zintuigen = visie, gehoor, geur, smaak, tastzin, pijnperceptie, temperatuur
perceptie, evenwichtsgevoel, kinesthesie, introspectie.
Licht: elektromagnestische straling
Intensiteit: helderheid prikkel, Golflengte: kleur prikkel/ afstand 2 pieken in nm
Zichtbaar spectrum: absorbeerbaar door mens, 400-700 nm
Lichtintensiteit = kracht bron + aantal fotonen (soort pakketjes die licht afgeven)
Als foton opp. Bereikt: 1. Reflecteren, 2. Passeren, transparant. 3. Absorberen.
Lichtstraal hoornvlies/cornea (meeste breking) ooglens
netvlies/retina oogzenuw chiasma opticum corpus
geniculatum laterale (thalamus) V1
Transductie = omzetten lichtenergie naar zenuwimpulsen.
Netvlies, 3 lagen;
1. Visuele receptoren
2. Horizontale, bipolaire en amacriene cellen
3. Ganglioncellen
Kegeltjes; kleur, fijn detail, activatie bij sterk licht, in fovea.
Staafjes; beweging, nachtzicht of perifeer, rond fovea.
Blinde vlek: hier oogzenuw, geen receptoren, opgevuld met directe omgeving door
hersenen, fout evolutie.
Ganglioncellen = donutvormig receptief veld, CenterON/SurroundOFF of andersom.
Machbanden: zie afbeelding. Hermann-grid, op kruising meer inhibitie van wit.
Stoornissen
1. Myopie; bijziend, niet vlak genoeg, brandpunt te dichtbij
2. Hypermetropie; verziendheid, niet sferisch/bol genoeg, bp te ver
3. Astigmatisme; lens niet perfect sferisch/bol