Biologie Samenvattingen Hoofdstuk 2, 7, 8 & 14
Gedrag, Soorten en relaties, Ecosusteem en evenwicht & Reageren
Hoofdstuk 1 Gedrag
§1 communicatie
o Gedrag = alles wat een dier of mens doet/nalaat om te leven en sociale functies.
o Ritueel gedrag= meestal zelfde soort communiceert door verschillende gedragsketens iets
laten zien.
o Signalen = prikkels die voor soortgenoten informatie bevatten.
o Rangorde = plaats/positie van een dier in een groep.
o Territorium = gebied waarin mens en dier heer en meester is leeft, eet en opvoedt.
o Dreiggedrag = agressieve houding die aangeeft wie de baas is.
o Territorium = gedrag wanneer een dier laat zien dat er geen indringers mogen komen.
§2 prikkels
o Prikkel = verandering in omgeving / eigen lichaam receptoren opgevangen zintuig
gevoelig prikkel sterk verwerking gedrag
o Inwendige prikkels = prikkel die in eigen lichaam ontstaat.
o Uitwendige prikkel = prikkel uit de omgeving.
o Sleutelprikkel = heeft altijd bepaald gedrag tot gevolg.
o Supernormale prikkel = onnatuurlijke overdreven sleutelprikkel waarop sterke reactie volgt.
o Motivatie = bereidheid om bepaald gedrag te vertonen.
o Drempelwaarde = minimale sterkte van factor om reactie te veroorzaken.
o Aangeboren = gedrag die bij geboorte al aanwezig is.
§3 functies van gedrag
o Stress = spanning in het lichaam.
o Ambivalent gedrag = wisselt tussen 2 tegengestelde gedragssystemen.
o Overspronggedrag = vorm van conflictgedrag. Deel van gedrag past niet bij de situatie.
o Omgericht gedrag = vorm van conflictgedrag, niet gericht op doel maar op iets anders.
o Kortdurende stress = positief, scherpt je op.
o Klassiek conditioneren = vorm van leren, de mensen brengen 2 prikkels met elkaar in
verband.
o Operant conditioneren = vorm van leren door belonen en straffen.
§4 gedragsonderzoek
o Imitatiegedrag = vorm van leren, na doen van gedrag om vaardigheid onder de knie te
krijgen.
o Gedragselementen = afzonderlijke handelingen, kleinste eenheid van gedrag.
o Gedragsketen = vaste volgorde gedragselementen, hoort bij bepaald gedrag.
o Gedragssysteem = combi van samenhangende gedragsketens en losse gedragselementen bij
bepaald gedrag.
o Ethogram = lijst met naam, beschrijving en afkortingen voor gedragselementen.
o Protocol = methode om gedrag durende een tijd vast te leggen.
o Antropomorfisme = toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren.
o Evolutie = oorsprongsontwikkeling
o Inzicht = vorm van leren, verband leggen tussen verschillende waarnemingen en oplossingen.
,§5 ontwikkeling van gedrag
o Reflexen = onwillekeurige beweging.
o Bewust gedrag = gecoördineerde bewegingen.
o Spelen = uitvoeren gedrag leren/plezier.
o Rolpatronen = gedrag dat samenhangt met sociale taak / positie van iemand.
o Inprenten = vorm van leren, prikkel na 1 keer zo veel invloed had dat gedurende een tijd
steeds hetzelfde gedrag vertoond. Alleen in gevoelige periodes.
o Oefenen = steeds zelfde beweging uitvoeren.
o Trial and error = zoeken / uitproberen van alles in omgeving.
o Gewenning = vorm van leren, eigenlijk afleren. Vaak voorkomende prikkel, maar niet
belangrijk is in ons bestaan.
o Normen = gedragsregels die nodig zijn om waarde te behouden.
Hoofdstuk 7 – soorten en relaties
Paragraaf 1 – soorten
Biologische factor: de invloed die een organisme heeft op andere organismen.
Naast biologische factoren beïnvloeden ook abiotische factoren het leven van organismen.
Dit zijn factoren uit de levenloze natuur. De hoeveelheid regen en wind en zonlicht, de
temperatuur en de grondsoort. Elke abiotische factor bepaald mee of een die- of
plantensoort kan overleven in een bepaald ecosysteem. Voor iedere abiotische factor heeft
elke soort zijn eigen tolerantiegebied. Dit gebeid omvat alle waarden van een abiotische
factor waarbij een bepaalde soort kan overleven. Bij waarden buiten de tolerantiegrenzen
sterven alle organismen van die soort. Bij de maximum- en minimumwaarden kunnen maar
weinig individuen overleven.
De wetenschappelijke naam van een soort bestaat uit twee delen:
I. Voorop, met een hoofdletter, staat de naam van het geslacht waartoe het organisme
behoort.
II. Na de geslachtsnaam komt de soortaanduiding. Een soort is een groep organismen
die zich onderling geslachtelijk voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen.
Achter de tweede naam staat soms nog een letter of een naam. Dat is bijvoorbeeld
de naam van de ondersoort of toevoeging. Een ondersoort is meestal een
geografisch afgescheiden groep soortgenoten met iets afwijkende kenmerken.
Hebben mensen een groep dieren gefokt of planten gekweekt, dan spreek je van een
ras.
Organismen -> soorten -> geslachten -> families -> ordes -> rijken
Tegenwoordig plaatsen biologen boven de rijken nog de domeinen. Een domein is een groep
organismen met dezelfde celbouw.
Hybride = kinderen van ouders van een anderen soort
Geit + schaap = scheit, gaap en leeuw + tijger = teeuw of lijger
, Paragraaf 2 – populaties
Populatie = alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Populatiegrootte = het aantal individuen van de populatie.
Populatiedichtheid = het aantal individuen van de populatie per eenheid van oppervlak (of
volume).
Draagkracht = de maximale populatiegrootte waarvoor in een gebied voldoende voedsel,
schuil- en nestplaatsen zijn, zodat populatie jarenlang op peil blijft.
Plaag = de populatie groeit boven het draagvlak van het gebied uit.
Exoten = dit zijn planten of dieren die in een andere vreemde leefomgeving terechtkomen.
Vaak kunnen exoten zich snel voortplanten door weinig natuurlijke vijanden en weinig
(voedsel) concurrenten. Er ontstaat een plaag.
Monoculturen (een eindeloze akker met allen tarwe, geschikt om met enorme machines te
bewerken):
Veel voedselproductie
Lage kosten
Plaaggevoelig
Chemische bestrijding (noodzakelijk)
Chemische bemesting
Alternatief is ecologische of biologische landbouw:
Duurzame verbouwing
Zonder kunstmest
Zonder chemische bestrijdingsmiddelen
Kleine percelen
Gewassen wisselen elkaar af
Natuurlijke vijanden voor bestrijding
J-curve:
Voldoende voedsel en geen natuurlijke
vijanden.
Ongeremde populatiegroei: er
ontstaat een plaag.
Ongeslachtelijke voortplanting:
Ongeslachtelijke voortplanting gaat met mitose
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper apgexmann. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.