https://www.studeersnel.nl/nl/document/vrije-universiteit-amsterdam/
anatomie-en-fysiologie/anatomie-en-fysiologie-hoorcolleges-boek/
8121376
Week 1
1.2 Fysiologie hart
Er zijn 2 circulaties: longcirculatie en systemische circulatie.
Functie van het hart= rondpompen van zuurstofarm bloed naar de longen, rondpompen
van zuurstofrijk bloed naar organen en weefsel en samen met de circulatie in stand houden
van een ader bloedstroom richting alle lichaamsweefsels.
Contractie en relaxatie bepalen cardiac output. Efficiënte pompfunctie wordt bereikt door
coördinatie van contractie en relaxatie van hartspiercellen.
De coördinatie wordt bereikt omdat er een proces is die excitatie-contractie koppeling heet.
Contractie van een hartspiercel volgt op de elektrische stimulatie van de cel, dus een
hartspiercel trekt alleen samen als die elektrisch gestimuleerd wordt. We hebben het hier
over actiepotentialen.
Het hart kan zelfstandig samentrekken in de afwezigheid van neuronale of hormonale
stimulatie (automatie van het hart). Automatie= spontaan actief, gangmaker zijn de
pacemakercellen.
Geleiding in hart door sinoatrial (SA) node. Bovenin de rechter atrium knoop is de plek waar
de pacemakercellen zitten.
Actiepotentialen in het hart:
- langzaam= sinusknoop cel. Er is een niet stabiele rustmembraanpotentiaal. Wanneer
deze cellen op een bepaald punt zitten worden ze telkens positiever. En dan
ondergaan ze een actiepotentiaal. De actiepotentiaal wordt uiteindelijk verspreid door
het hart.
- Snel= ventrikel cel
Rustpotentiaal= concentratieverschil van ionen en permeabiliteit van ionen. Het wordt
grotendeels bepaald door K+. Natrium calcium hoog buiten de cel en laag binnen de cel.
Kalium is hoog binnen de cel en laag buiten de cel. Dit kost geen energie, omdat je
gradiënten gebruikt.
Dus je hartfrequentie wordt bepaald door pacemakercellen: rustmembraanpotentiaal en
snelheid van depolarisatie (helling van de pre potentiaal).
Hartfrequentie bij inspanning is er meer vraag naar bloed.
,Sympatische activatie: noradrenaline afgifte. Openen van calcium en natrium kanalen.
Parasympaticus opent meer kalium kanalen, duurt langer voordat je je drempelwaarde
bereikt.
Tijdens de rustfase zijn de natrium en calciumkanalen dicht. Natrium gaat alleen open als er
verandering is in de omgeving, dus als er een signaal komt in de naastgelegen cel.
De refractaire periode is de periode waarin cellen niet gestimuleerd kunnen worden
(plateaufase). Dit is essentieel voor contractie/ relaxatie van cardiomyocyten. Als dit er niet
zou zijn heb je continu contractie en het is belangrijk voor het behoud van hartritme.
Om te contraheren heb je hoge calciumconcentratie nodig in de cel. Sarcoplasmatisch
reticulum moet calcium opslaan en normaal blijft het hier zitten.
- Als Ca2 de cel binnenkomt door de actiepotentiaal, wordt de
calciumconcentratie in de cel verhoogt en krijg je contractie. Wat hebben
we in onze hartspiercellen? Een versterker: SR (sarcoplasmatisch
reticulum)= organel in de cel gevuld met calcium. Calcium blijft er zitten
als er geen calcium de cel binnen komt. Als de calcium naar binnen komt
bindt het aan RyR receptor bindt, laat SR calcium vrij uit het kanaal →
contractie= systole. Zo verhoog je de calcium concentratie binnen je cel.
Zo dit betekent calcium induced calcium release. Er is calcium nodig om
calcium vrij te laten voor contractie van spieren. De calcium concentraie
gaat kort omhoog en vervolgens weer naar beneden, want anders;
→ ls calcium hoog zou blijven binnen je cel/ cytosol dan zou er continu
contractie plaatsvinden.
- Calcium wordt na release gelijk weer opgenomen door een SERCA pomp die het
weer teruggepompt in het SR= diastole. Hier is ATP voor nodig want je gaat tegen
het concentratiegradiënt in.
- Naast calcium en natrium zijn er ook andere receptoren, ionkanalen en pompen die
ervoor zorgen dat dit proces plaatsvindt.
Hoe leidt calcium nu tot contractie?
Dwarsstrepen bij hart en skeletspieren, tijdens contractie worden de Z-lijnen naar elkaar toe
getrokken. Dit wordt bewerkstelligd door myosine en actine.
Als myosine actine weet te binden, trekt hij die een kant op, doordat myosine een
powerstroke ondergaat (kost ATP, om myosine en actine los te koppelen). Dus: Myosine
Molecuul vormt myosinefilament en actine vormt dunne filament en hier zitten alle
dwarsstrepen. Mysoine gaat het dunne filament een kant op trekken en aan de andere kant
van hetzelfde filament gaan de dunne spieren de andere kant op getrokken en heb je
verkorting van spieren. Dit gebeurd dus alleen wanneer je calcium hebt, wanneer calcium
bindt zorgt het ervoor dat de bindingsplaats voor actine vrijkomt.
→ als iemand overlijdt dan lijkt het alsof alle spieren aangespannen zijn door ATP
Éen hartslag op celniveau (gebeurd als je inspant 3 keer per seconde.
- Electrisch signaal van naastliggende cel
- Actiepotentiaal
- Calcium induced calcium release
, - Calcium binding aan myofilamenten
- Powerstroke → celstroke
- Heropname in SR, calcium komt vrij van de myofilamenten, K+ efflux.
Deel 2
ECG registreert elektrische verschillen tussen gebieden in het hart. Individuele
actiepotentialen worden niet gemeten. Je bent niet direct actiepotentialen aan het meten
maar de gevolgen daarvan.
Wat wordt er gemeten met een ECG?
- Individuele actiepotentialen worden dus niet gemeten
- ECG registreert elektrische verschillen tussen gebieden in het hart.
- Wordt gemeten met elektroden en het spanningsverschil tussen twee fysieke dingen
(bijv electrodes). Je hebt een min en een plus elektrode, daartussen meet je het
spanningsverschil. Stel je voor: een stuk hartspierweefsel wat er tussen ligt:
actiepotentiaal komt binnen vanuit het linkerkant en het signaal wordt doorgegeven
naar rechts.
Waar begint actiepotentiaal: bij de sinusknoop. Boven je rechteratrium. Dan verspreidt het
zich via de atria en ventrikels (in septum), dus wand tussen linker en rechterventrikel.
Vervolgens verspreidt het zich van boven het septum naar beneden en dan gaat het door de
wanden van de linker en rechter ventrikel. Bundeltakken bevinden zich aan de binnenkant
van de ventrikels (Worden endocard genoemd, binnenkant van het hartspier).
Vorm van het ECG:
- Beginnen met de P top in de sinusknoop→ verspreidt zich door de atria:
depolarisatie van atria. Atria beginnen zich na het begin van de P-golf
samen te trekken. Impuls verspreidt zich over de atria, waardoor die
contraheren. Aan het einde van de P top alle cellen gedepolariseerd en dit
is de reden dat je signaal weer op 0 zit.
- QRS-complex → Bij Q zit het signaal in de AV knoop. ventrikels
depolariseren. Relatief sterke impuls, doordat spiermassa in ventrikels
veel groter is dan die in de atria. Kort na de piek van de R-golf beginnen
de ventrikels zich samen te trekken. QRS duratie: hoe breed is je QRS
complex? Dit is een maat voor de geleidingssysteem in je ventrikel. Hoe
lang duurt het totdat het signaal zich door het hele ventrikel heeft
verspreidt.
- QT is plateaufase
- T-golf → repolarisatie ventrikels. Repolarisatie atria niet zichtbaar, gebeurt
terwijl de ventrikels zich depolariseren en de elektrische gebeurtenissen in
de atria door het QRS complex worden gemaskeerd.
- PQ en PR is hetzelfde, het is gewoon tot het signaal in je ventrikel is, dus van P tot Q
PR interval duurt van depolarisatie van de atria tot het begin van het QRS complex en niet
tot R, omdat in abnormale ECG’s de piek bij R lastig te bepalen is.
→ Verlenging van PR-interval met meer dan 200 msec kan wijzen op schade aan
de geleidende banen naar de AV knoop.
, → geleiding door AV knoop
QT-interval geeft de tijd die nodig is voor de ventrikels om een enkele cyclus depolarisatie
en repolarisatie te ondergaan.
Hoogte verschil tussen P top en QRS complex omdat er meer ventrikel cellen zijn dan atrium
cellen.
Vector analyse: Welk signaal wordt gemeten tussen de twee elektroden? →
signaal verspreid van boven naar onder, je meet hier geen enkel signaal. Je meet
het spanningsverschil namelijk tussen links en rechts.
Uitslag EMG (amplitude) bepaald door:
1. Plaats van de elektrode (hoe kijk je naar het hart)
2. Afstand van elektrode tot het hart
3. Grootte van het hart, hoeveel spierweefsel je hebt (massa= grootte van
depolarisatiegolf)
Hoe hoog je QRS signaal is is ook een diagnostisch criterium voor de hartgroei
Driehoek van eindhoven= linkerarm, rechterarm, linkerbeen. Verschillende combinaties van
electrodes.
- Einthoven 1 tussen rechterarm en linkerarm
- Einthoven 2 tussen rechterarm en linkerbeen
- Einthoven 3 tussen linkerarm en linkerbeen
Ventriculaire depolarisatie begint in de bundel van His (septum) door de L/R bundeltak.
Eerst endocardium, vervolgens epicardium. Links is er meer massa.
Als AV knoop niet signalen doorgeeft, heb je wel normale P top maar geen QRS toppen.
Lage hartslag (30). Oplossing= pacemaker die impulsen geeft.
Als het signaal naar links verspreid heb je een positief signaal en alles wat naar rechts gaat
is negatief. Het feit dat het signaal Q aan het begin een klein beetje rechts gaat maakt dat
het signaal wat negatief is en dan gaat het weer naar links en wordt het positief.
Eerst links dan rechts omdat je in ventrikel meer massa heeft dan de rechterventrikel.
Druk in aorta is veel hoger dan aorta in longcirculatie, je hebt veel meer spiermassa nodig
om die druk te overwinnen. QRS complex eindhoven 1 groter dan einthoven 2 omdat je
meer signalen vangt.
Gebruik van het ECG:
Man (50) met drukkende pijn op de borst, kortademig, misselijk, zwetend. In de ambulance
wordt het volgende ECG gemaakt (zie dia):
Bij een hartaanval (vermoeden) kijk je naar het ST-segment verandering. Wat is het? Een P
top die heel klein is een QRS complex en een T top normaal. MEnsen met een actief
hartaanval hebben een ST segment verhoging/ verandering. QRS loopt dan over in je T top.
Hartaanval gevolg is dat de cellen niet goed depolariseren. Waarom gebeurd een
hartaanval? → verstopping van een van de kransslagaderen. Dus een van de
aderen die je hart zelf van bloed voorziet raakt verstopt, door een bloedpropje.
Een gedeelte van je hartspier krijgt geen genoeg bloed of zuurstof. Kan zijn afval
niet goed kwijt. De rest van het hart die werkt dan gewoon prima. Wat krijg je