Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Micro-organismen en Antimicrobiële Therapie (MAT)
Micro-organismen kunnen infecties veroorzaken bij de mens. Een infectieziekte is een ziekte als
gevolg van de aanwezigheid van een micro-organisme: worm, geleedpotige, schimmel, protozoa,
bacterie of virus. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de epidemiologie, transmissie, eigenschappen
van micro-organismen die ziekteverschijnselen veroorzaken, diagnostiek, behandeling met
antibiotica en de problemen rond antibioticaresistentie. Behalve pathogenen zijn ook sociale en
gastheer factoren van belang. Een infectie is dus het resultaat van verschillende krachten binnen een
dynamisch systeem, bestaande uit: pathogeen, gastheer en omgeving.
Ziektelast en transmissie
Bij infectieziekten is het belangrijk om te weten hoe infectie voorkomen kan worden (persoonlijke
bescherming), maar ook hoe verdere verspreiding gestopt kan worden (bescherming op
populatieniveau). Maatregelen om infectie en verspreiding te voorkomen zijn voor elke infectieziekte
anders, en hangen onder andere samen met de transmissieroute (manier van verspreiding) van de
betreffende infectieziekte.
Ziektelast
Om te achterhalen wat de ziektelast van bepaalde infectieziekten is, wordt gesproken over enkele
termen: incidentie, prevalentie, mortaliteit en DALY’s. Incidentie is het aantal nieuwe ziektegevallen
(vaak uitgedrukt als aantal per 100.000 populatie) in een jaar. Prevalentie is het aantal huidige
ziektegevallen (vaak uitgedrukt als aantal per 100.000 populatie) op een bepaald moment. Sterfte
(mortaliteit) is aantal doden veroorzaakt door een bepaalde ziekte (vaak uitgedrukt in aantal doden
per 100.000 populatie) in een jaar. DALY (disability-adjusted life year) is de som van het aantal
levensjaren dat (geheel) verloren gaat door voortijdig overlijden en het aantal levensjaren dat
(gedeeltelijk) verloren gaat door beperkingen.
De sterfte aan infectieziekten is tijdens de epidemiologische transitie sterk afgenomen, door
verbeterde hygiënische maatregelen en welvaartsgroei (niet door vaccinaties en antibiotica). Dit is
een radicale verschuiving in doodsoorzakenpatroon geweest. Er was destijds een sterke stijging in
sterfte door hart- en vaatziekten.
Determinanten zijn factoren die invloed hebben op het optreden van ziekte en gezondheid bij
mensen. Volgens het model van Lalonde gaat het dan om: biologische en genetische factoren;
leefstijl, fysieke en sociale omgeving; en het gezondheidszorgsysteem. Determinanten van
gezondheid staan niet op zichzelf: ze worden beïnvloed door externe ontwikkelingen (bijvoorbeeld
de economische groei of tegenspoed), door beleid (zoals milieuhygiëne), door preventie
(bijvoorbeeld voorlichting over gezonde voeding) en door zorg (onder meer een goed toegankelijk
zorgstelsel).
Transmissie
De transmissie van infectieziekten is op te delen in horizontale en verticale transmissie. Verticale
transmissie is enkel van moeder op kind: via placenta, tijdens bevalling of via borstvoeding.
Horizontale transmissie vindt plaats tussen individuen of soorten. Hierbij is er ook een onderscheid te
maken tussen mechanismen van direct en indirect contact.
Buiten de gastheer voor het pathogeen, waar het mogelijk een infectie(ziekte) veroorzaakt, kan het
pathogeen zich vermenigvuldigen in een ander organisme of een plaats (reservoir). Of een gastheer
gevoelig is voor het ontwikkelen van een infectieziekte na infectie door het pathogeen, wordt
beschreven met immuniteit of vatbaarheid.
207
, Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Bestrijdingsmaatregelen
infectieziekten kunnen worden bestreden met verschillende interventies: identifying and then
reducing or eliminating infectious agents at their sources and reservoirs (level 1); breaking and
interfering with the routes of transmission of infectious agents (level 2); identifying susceptible
populations and reducing or eliminating their susceptibility (level 3). Naast deze indeling, bestaat ook
nog de volgende indeling, op basis van waar de interventies op gericht zijn:
Gericht op Interventie
Applied to the host active immunization, passive immunization, chemoprophylaxis (pre- and
post-exposition), behavioural change (sexual, IDU, eating, working) barriers
(personal protection)
Applied to infected chemotherapy, isolation, quarantine, restriction of activities (eg food
humans: handling or giving care), and behavioural change.
Applied to the Provision of safe water, proper disposal of faeces, food and milk sanitation,
environment: and design of facilities and equipment.
Applied to vectors: chemical, environmental, and biological
Applied to animals: active immunization, isolation, quarantine, restriction or reduction,
chemoprophylaxis, and chemotherapy.
Applied to cleaning, cooling, pasteurization, disinfection, and sterilization
infectious agents:
Microbiologische diagnostiek
Er zijn verschillende diagnostische technieken om infecties aan te tonen. Daarnaast kunnen micro-
organismen in verschillende groepen worden ingedeeld, op basis van structurele eigenschappen.
Deels bepalen deze eigenschappen of een bepaalde diagnostische techniek geschikt is om het micro-
organisme aan te tonen. Daarnaast hebben de verschillende technieken hun voor- en nadelen.
Structurele eigenschappen van micro-organismen
Micro-organismen worden onderverdeeld in: bacteriën, virussen (geen levend organisme), fungi
(schimmels), protozoa, wormen, geleedpotigen en prionen (geen levend organisme). Naast de
grootte, verschillen ze van elkaar op een aantal kenmerken:
208
, Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Cellen
Niet alle micro-organismen bestaan uit cellen. Virussen, bijvoorbeeld, bevatten wel genetisch
materiaal, maar geen celmembraan, cytoplasma en machinerie om macromoleculen te maken. Het
zijn dus geen cellen. Daarnaast is er verschil in meercellig en eencellig: bacteriën en protozoa zijn
eencellig, maar anderen zijn meercellig.
Prokaryoot vs. eukaryoot
Hierbij gaat het vooral om het wel of niet hebben van een celkern. Prokaryoten hebben geen kern,
het DNA bestaat uit één circulair chromosoom en daarnaast extrachromosomale plasmiden, de
transcriptie en translatie vinden tegelijk plaats en ze bevatten cytoplasma met ribosomen.
Eukaryoten hebben wel een kern met kernmembraan, het DNA zit op verschillende chromosomen, ze
hebben membraangebonden organellen, voor transcriptie is mRNA van de nucleus naar het
cytoplasma nodig en translatie vindt plaats op ribosomen. Bacteriën zijn dus prokaryoot en virussen
zijn geen van beide (geen cel), de rest is eukaryoot.
Celwand
De enige micro-organismen met een
celwand zijn bacteriën en fungi, de
anderen (behalve virussen) hebben
enkel een celmembraan. Bij bacteriën
bestaat de celwand uit een
peptidoglycaan laag. Echter is er een
groot verschil in deze verdere
opbouw, waardoor onderscheid
gemaakt wordt tussen twee soorten
bacteriën: grampositieve en
gramnegatieve bacteriën.
Grampositieve bacteriën hebben
eerst een celmembraan en dan een
dikke peptidoglycaan laag.
Gramnegatieve bacteriën hebben
eerst een celmembraan, dan een dunne peptidoglycaan laag en vervolgens nog een
buitenmembraan.
Replicatie
Virussen hebben geen machinerie om macromoleculen te maken en kunnen dus ook niet zelf
repliceren, hierdoor zijn ze afhankelijk van een gastheer. De andere micro-organismen kunnen wel
zelf repliceren, dit kan geslachtelijk of
ongeslachtelijk. Fungi, protozoa,
wormen, geleedpotigen kunnen
geslachtelijk voortplanten. Bacteriën
hebben geen geslachtelijke
voortplanting, maar kunnen op andere
manieren DNA uitwisselen: conjugatie,
transductie en transformatie.
Conjugatie: Twee bacteriën vormen een
tijdelijke verbinding/koppeling waarbij
genetisch materiaal (plasmiden) kan
worden uitgewisseld. Transductie: Een
209