Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Skelet en Spieren (MSS)
Spierweefsel
Er zijn drie soorten spierweefsel: skeletspierweefsel (perifeer aangestuurd), hartspierweefsel en glad
spierweefsel (autonoom aangestuurd). Skeletspiercellen zijn grote, langgerekte cellen met veel niet
centraal gelegen kernen en ze zijn dwarsgestreept met A-banden en I-banden. Hartspiercellen zijn
vertakte cellen met een centraal gelegen kern (of twee kernen) en ze zijn dwarsgestreept met een
onderlinge verbinding d.m.v. intercalair schijven. Gladde spiercellen zijn kleine spoelvormige cellen
met een kern en ze hebben geen dwarsstreping, maar wel ‘dense bodies’ (aanhechting van actine).
De skeletspier
Het endomysium is een dun laagje bindweefsel
rondom een spiercel (vezel) en bestaat uit de
lamina basalis en collagene fibrillen. Het
perimysium is een laag bindweefsel rondom een
kleine bundel van spiercellen en bevat ook
bloedvaten. Het epimysium is een dikke laag
beschermend bindweefsel rondom de gehele
spiebundel.
Tijdens de embryogenese zijn kleine myoblasten
gaan samensmelten tot skeletspiercellen, waarbij
de kernen van het midden naar de zijkant
verplaatsen. Deze differentiatie vindt plaats
onder invloed van MyoD (master-
transcriptiefactor). Skeletspierweefsel bestaat
dus uit langgerekte cellen (vezels) met
contractiele filamenten (actine en myosine) in het
cytoplasma. Deze bundels van lange tot zeer
lange (1 mm – 30 cm) reuzecellen vertonen een
dwarsstreping en bevatten vele kernen (gelegen
aan de rand van een vezel).
371
, Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Skeletspierweefsel ontstaat uit het mesoderm, net als het andere steunweefsel (bot, kraakbeen,
bindweefsel). Skeletspieren vertonen snelle contractie, onder invloed van de wil, met als functie het
verzorgen van bewegingen in en van het lichaam.
Het sarcomeer
De dwarsgestreepte
spiervezels heten zo
omdat, wanneer ze onder
de microscoop bekeken
worden, deze een dwarse
streping hebben. Een
spiervezel wordt ook wel
een myofibril genoemd. De
twee belangrijkste
spiereiwitten die ervoor
zorgen dat de spieren
kracht kunnen leveren zijn
actine en myosine.
Streping ontstaat door de
opbouw van deze eiwitten:
A-banden (donker) en I-
banden (licht), met in het midden van de I-band een Z-lijn. Deze Z-lijn
bestaat uit -actinine en dient als aanhechting van de actine-
filamenten, waar ook een sarcomeer begint (tot de volgende Z-lijn). Het
deel van de A-band waar geen actine zit, wordt iets lichter van kleur (H-
band) met in het midden de donkere bindingsstukken van de
gekoppelde myosine-filamenten (M-lijn). Elk myosine-filament (dik
filament) wordt omgeven door 6 actine-filamenten (dunne filamenten).
372