Personen:
Socrates: Sceptisist
Plato: Rationalist, leerling van Socrates, geloofde ook niet in Goden maar wilde niet zeggen dat we
niks wisten en nergens kennis van hebben bron van kennis is ratio, alle kennis is aangeboren en
leren is herinneren (anamnèsis). Volgens hem is je ziel voordat die in je lichaam is in de wereld van
de vormen en ideeën, alleen in deze wereld is er echte kennis. Er zijn dus 2 werelden, 1 van de
waarnemingen en verschijnselen (geen kennis) en de onveranderlijke wereld, de wereld van
ideeën/vormen
Epistème kennis is van hoe dingen zijn
Doxa mening over hoe dingen zijn
Heraclitus: alles stroomt, de wereld verandert constant er is dus niets en er is geen epistème
scepticisme
Aristoteles: Empirist, verwierp twee-werelden theorie van Plato, afwijzing ingeboren ideeën
mens is tabula rasa
Heeft wat rationalistische elementen in zijn epistemologie; inductie, (van specifieke gevallen
naar het algemene, op basis van een aantal waarnemingen waarin A B is, of op A B volgt,
concluderen dat A altijd B is) probleem je kant nooit zeker weten dat dit altijd zo is, oplossing
nog 2de stap: je moet via je onfeilbare intellectuele capaciteit van de geest inzien dat abstracties als
‘alle mensen zijn sterfelijk’ noodzakelijke waarheden zijn
Was in overeenstemming met de Bijbel dus niemand kon het oneens zijn met hem want dan
ging je dus ook in tegen de Bijbel. Volgens hem leerde experimenten ons niets over de natuurlijke
wereld, hij observeerde wel
Francis Bacon: Empirist, ging in tegen het idee dat je geen experimenten zou mogen gebruiken
kwam met de nieuwe methode
1. Stelt dat we onze vooroordelen moeten laten varen
a. Idols of the tribe vooroordelen die we als mens hebben, we zijn geneigd om
typische menselijke fouten te maken
b. Idols of the cave vooroordelen die we hebben omdat we tot een bepaalde
groep horen
c. Idols of the marketplace vooroorelen die we hebben omdat we erover
kunnen praten (soms hebben we woorden die nergens naar verwijzen; geluk,
toeval)
d. Idols of the theatre vooroordelen die we hebben omdat autoriteiten zeggen
dat ze kloppen
2. Stelt dat we de empirische methoden moeten gebruiken, hierbij mag geëxperimenteerd
worden
3. Hiervoor is inductie belangrijk
a. Zegt dat Aristoteles het inductieprobleem niet serieus genoeg neemt, je moet
ook elders kijken of je algemene bewering wel klopt (dus ook zoeken naar
mogelijke weerleggingen)
René Descartes: Rationalist, was het niet een met Plato, eerste methode om tot zekere kennis te
komen was radicale twijfel
1. Leraren zijn onbetrouwbaar
2. Zintuigen zijn onbetrouwbaar
3. Een malin genie houdt je wellicht voor de gek, misschien bestaat de fysische wereld niet
Zijn 2de methode was dat van helder en duidelijk inzicht alles wat hij helder en duidelijk
inziet is waar rationalistische verklaring voor kennis. Moet nog van malin genie afkomen God is
perfect en moet dus bestaan (wel bestaan is perfecter dan niet bestaan), ziet helder en duidelijk in
, dat God goed is en dus zou God ons niet bedriegen en bestaat de fysische wereld en dus onze
lichamen
Geloofde ook in ingeboren ideeën maar in tegenstelling tot Plato maakte hij verschil tussen
ingeboren, verworven en verzonnen ideeën
Locke: Empirist
1. Verwerping van ingeboren ideeën is niet universeel en sommige dingen kunnen ook
op hele vroege leeftijd zijn verworven.
2. Formulering empiristisch principe verwerven kennis door ervaring; ervaring is
waarneming en reflectie
3. Categorisering der ideeën verschil tussen enkelvoudige ideeën (bestaan uit 1 deel kan
je niet splitsen) en complexe ideeën (kan je splitsen, bestaan uit meerdere delen)
4. Ideeën zijn onderscheiden van kwaliteiten
a. Primaire kwaliteiten eigenschappen van dingen zelf zoals temperatuur, dat is
voor iedereen zo
b. Secundaire kwaliteiten eigenschappen die bestaan bij gratie van waarnemer
zoals warm, dit is een oordeel van een waarnemer
Berkeley: Empirist, laat alle eigenschappen van de fysische wereld afhangen van de geest “zijn is
waargenomen worden”
Waarneming staat centraal maar dit is geen ontkenning van de fysische wereld, als je even
niet kijkt is de wereld er nog steeds er moet dus een waarnemer zijn geweest; God godsbewijs
opvatting wordt idealisme genoemd; filosofische opvatting dat werkelijkheid essentieel mentaal is
Fout in redenering ervaring hangt af van waarnemer je kant 2cm ervaren als hoog als je
een mier bent, de 2cm hoogte is wel een primaire eigenschap iets wat niet waargenomen wordt
als je niet kijkt is niet verdwenen, het heeft allemaal eigenschappen die onafhankelijk zijn van de
waarneming
Hume: Empirist, zijn versie lijkt erg op die van Locke maar Hume
eindigt uiteidelijk als scepticist; hij komt erop uit dat je geen
kennis over feiten over de wereld kan vergaren
Kennis opdoen gaat via ‘copy principle’ je doet
impressies op en die resulteren in ideas in de geest; een idee is
dus een afgezwakte vorm van een impressie
Immanuel Kant: Empirist+rationalist
Geeft aan ene kant Hume gelijk als we een uitspraak hebben als ‘alle kaarsen smelten in
de zon’ kunnen we niet via zintuigen vaststellen dat deze uitspraak waar is
Geeft aan de andere kant Hume ongelijk we kunnen wel vaststellen door een combinatie
van rationalisme en empirisme dat die zin waar is hij combineert dus empirisme en rationalisme
Combinatie van 2 begrippenparen:
1. A priori en a posteriori
a. A priori oordeel toegankelijk zonder naar de werkelijkheid te kijken (‘een zus
is een vrouw’) je hebt een bewering en je kan vaststellen of die waar is op
basis van de begrippen, het is dus per definitie waar
b. A posteriori oordeel hiervoor moet je wel naar de werkelijkheid kijken (‘er
zitten 50 bonen in de chili’) je moet onderzoek doen om te kijken of de
bewering waar is, je kan niet met je verstand inzien of dat het waar is
2. Analytisch en synthetisch
a. Synthetisch oordeel je vermeerdert je kennis (‘sommige lichamen zijn zwaar’)