Basiseconomie
Hoorcollege 1
Economie: de regels van het huishouden, het is een sociale wetenschap, het gaat
over menselijk gedrag. Bestudeert al het menselijk gedrag voor zover dat voor komt
uit zijn streven naar welvaart.
Wat is wetenschap?
1. Het levert wetten op die toetsbaar en niet weerlegbaar zijn
2. Er is een groep mensen die dezelfde verschijnselen bestuderen en het er over
eens zijn dat zij wetenschap bedrijven. In principe volgens dezelfde spelregels
Economische wetten:
Relaties die altijd en overal geldig zijn
Toetsbaar zijn
Niet weerlegbaar zijn
Nut: ondervonden behoeftebevrediging als gevolg van consumptie van een product.
Nut is niet meetbaar, dus niet toetsbaar!
Al deze wetten zijn altijd wel een keer weerlegd, vaak niet toetsbaar. Het zijn eerder
vuistregels. Economie is niet zozeer een wetenschap, maar een kunde.
Waardevrije wetenschap: economen doen uitspraken over efficiëntie en effectiviteit,
waardering centraal beslissingen over keuzes
Normatieve wetenschap: economen raden soms gedrag aan, behoort het vraagstuk
van een ‘eerlijke’ inkomensverdeling daartoe?
Sociale wetenschap: veel variabelen, gedrag en omgeving kunnen veranderen
Ecologische economie: wat is de waarde van ecologische systemen en hoe
verhoudt zich dat tot economische waarden (prijzen) in traditionele zin.
- economische theorieën ontwikkelen zich naar omstandigheden van tijd en plaats,
blijken heel vaak tijdelijk geldig
- de theorieën en modellen over de markteconomie blijven op een of andere manier
altijd bruikbaar.
Economie is geen wetenschap. Het is een kunde; een gereedschapskist met tools,
modellen, trucjes die gegeven tijd en plaats kan toepassen.
Welvaart: de mate waarin menselijke behoeften/wensen individueel en
maatschappelijk door schaarse middelen optimaal zijn vervuld.
- door behoeftevervulling ontstaat nut
Behoeften van de mens (Maslow): fysiologisch (ademen, eten, slaap), zekerheid
(veiligheid, orde, bescherming), sociale acceptatie (vriendschap), waardering (status,
respect) en zelfontplooiing (studie, creativiteit)
Schaarste: een product (goed of dienst) is schaars als vraag groter is dan het vrije
(natuurlijke) aanbod. Dan krijgt het product economische waarde
- bij economische waarde wordt het door menselijk handelen zinvol het aanbod uit te
, breiden
- aan productie zijn kosten verbonden door de inzet van schaarse productiemiddelen
die beloond moeten worden. Gaat vooral om inzet, gebruik en verbruik van
natuurlijke hulprbronnen
- vraag > vrij aanbod > productie > kosten. Dus ook als een product een prijs heeft is
er blijkbaar sprake van schaarste
Productiefactoren: arbeid (loon), kapitaal (rente), natuurlijke HB (pacht),
management (winst) en ondernemerschap (winst uhv. Innovatie)
Niet alle productiefactoren zijn schaars: zuurstof, vrijwillige arbeid, beukenootjes in
bossen, voedsel op heide.
Rantsoeneringsprobleem oplossen:
1. Er vind prijsvorming plaats, bij evenwicht worden vraag en aanbod gelijk aan
elkaar. Vraag groter dan aanbod > prijs omhoog > vraag daalt > aanbod stijgt >
vraag=aanbod.
2. Quota voor gebruik instellen (rantsoeneren)
Gebruikswaarde: welke belangrijke behoeften worden vervuld (nuttigheid)
Ruilwaarde: hoeveel vinden we het waard, hoeveel andere willen we er voor
hebben. In een markteconomie: marktprijs waarvoor je iets kunt kopen of verkopen
Objectieve waarde: de ruilwaarde, voor iedereen gelijk het is namelijk de marktprijs
Hoorcollege 2
Naarmate je meer van een goed krijgt, neemt de subjectieve waardering van de
laatste eenheid af (Eerste wet van Gossen). Je koopt totdat de subjectieve
waardering van het laatste goed gelijk is aan de objectieve waardering ervan.
Consequentie: totale subjectieve waardering > objectieve waardering (in geld)
Hoe meer van het goed, hoe lager de waardering voor de laatste eenheid, hoe lager
de prijs die men bereid is te betalen.
OF
Hoe lager de prijs, hoe meer er van een goed gevraagd word of gevraagd wil worden
Producenten gaan meer produceren als de prijs stijgt; meer winst en producent kan
meer kosten veroorloven.
Producenten streven naar maximale winst (MW)
TO: P x Q
TW: TO – TK
Er is maximale winst wanneer MO=MK
Als P (MO) stijgt dan wordt het aantrekkelijker meer te produceren. Hierdoor stijgt
MK. De productie neemt toe totdat MK weer gelijk aan gestegen P is.
Vraag en aanbod zijn gelijk bij een evenwichtsprijs. Die komt automatisch tot stand