Gebiedsgericht waterbeheer
Ecologie en chemie
HC 1 Waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterbeheer
Waterschappen: ontstaan vanaf ca. 1200
- de taken van een waterschap zijn: waterbeheer (kwantiteit, kwaliteit en kering) en zuiveringsbeheer
(zuivering en afvalwater)
- functionele overheidsinstantie
- steeds minder waterschappen in Nederland door samenvoeging
Rijkswaterstaat: gaat over de grote wateren, rivieren, onderhoud van dijken, dammen, stuwen en
stormvloedkeringen > primaire waterkeringen
Waterschappen: regionale wateren, waterkwaliteit, zuivering afvalwater
Provincie: beheer grondwaterkwaliteit, want provincies zijn ook verantwoordelijk voor
bodemkwaliteit
Gemeenten: grondwater in stedelijk gebied, afvoer regen- en afvalwater via riolering, want
gemeenten gaan ook over het stratenpatroon en andere leidingen in de grond
Laag Nederland: holoceen NL, afzetting van veen en klei door de zee en rivieren
Hoog Nederland: pleistoceen NL, afzetting van zand en keileem door wind en ijs
Natuurlijk water: beken, pingo ruïne, zee > water wat niet door de mens is beïnvloed
Kunstmatig water: grachten, sloten, kanaal, vliet > water dat door de mens is beïnvloed > meestal in
rechte vormen
Half natuurlijk water
Hogere gronden: beken, venen en vennen
Rivierensysteem: zomerpeil > laag, winterpeil > hoog
Poldersysteem: zomerpeil gelijk aan winterpeil of omgekeerd
Hogere zandgronden; beken en hoogvenen
- reliefvormers: erosie en depositie
- afvoer: vanaf hoger gelegen gebieden, afvoer gaat deels natuurlijk
- bron: combinatie van kwel en regenwater
- bodem bestaat uit dekzand, keileem en veen
- hoge grondwaterstand in hoogveen, lage grondwaterstand in beken
Beekdallandschap
- afwatering vanaf het zandlandschap
- vasthouden en bergen van water door meandering >
- problematiek: verdroging door kanalisatie van beken > versnelde afvoer > dus meandering
gebruiken voor een minder snelle afvoer
Hogere gronden; hoogvenen
- waterreservoir
- wateropvang
- schoon water
- bijzondere natuur
- hoge grondwaterstand
,Riviersysteem
- zomer- en winterpeil
- afvoer vanaf bron + zijrivieren > stroomgebieden
- belang scheepvaart
- stromend water
- vaak half natuurlijk
- depositie
- bodem bestaat uit klei en zavel (zand/klei mengsel)
- sterk afwisselende grondwaterstanden
Drie menselijke ingrepen zijn van doorslaggevende invloed geweest op de rivierdynamiek in ons land:
de bedijking in de Middeleeuwen, de aanleg van zomerkades in de zeventiende en achttiende eeuw
en de kanalisatie eind negentiende, begin twintigste eeuw.
Riviersysteem; problematiek:
- te weinig water in de zomer (scheepvaart)
- kans op overstroming in de winter
- als gevolg van te weinig ruimte voor de rivier en stuwen, sluizen en dammen
Springbeek: beek gegraven onderaan stuwwallen/heuvels voor een versnelde afwatering, gebruikt
om te ontwateren
Stroomgebied: het gebied waaruit de betreffende rivier haar water krijgt. Het water stroomt via
oppervlaktewater en grondwater naar de hoofdstroom om in zee of meer uit te stromen
Nederlandse stroomgebieden: Rijn, Maas, Schelde en Eems
Debiet: de gemiddelde hoeveelheid water, die per tijdseenheid door een rivier wordt afgevoerd,
uitgedrukt in kubieke meters per seconde
Regime: schommelingen in de afvoer van een rivier in de loop van de tijd
Verval: het hoogteverschil tussen twee punten
Verhang: het verval van de rivier gedeeld door de afstand. Het geeft de gemiddelde helling van een
rivier aan in de richting van de stroming
- hoeveelheid water (debiet) en het verhang bepalen de snelheid van de stroming
- hoeveelheid water in de beek of rivier wordt mede bepaald door de afstroming en infiltratie
Invloed op kans overstroming benedenstroom:
- bodemsoort; inzijging of afstroming (hoe meer een bodem absorbeert, hoe minder groot de kans is
op een hoge waterstand)
- grootte deelstroomgebied
- begroeiing; interceptie en verdamping (heeft een vertragend effect)
- hoeveelheid neerslag
- verhang
- ingrepen in rivier bed: rechttrekken, uitdiepen, aanwezigheid obstakels, mogelijkheid overstromen
Problematiek wateroverlast rivieren
- meer afvoer vanuit achterland door ontbossing en verstedelijking
- rechttrekken rivier > versnelde afvoer
- onvoldoende achterland
- klimaatverandering
, Poldersysteem: kunstmatig en stilstaand water
Polders en droogmakerijen
- meestal onder zeeniveau
- hoge grondwaterstand
- bodem; laagveen en klei
Ontginning: ontwateren van veen leidt tot een daling van het maaiveld. Dit gaat samen met de
zeespiegelstijging, waardoor er een lappendeken van land en water ontstaat. Door middel van dijken
wordt de veenontginning beschermd.
Polder-boezemsysteem: een gebied met daarin een aantal polders dat van het buitenwater van de
rivier is afgesloten. Het gebied tussen de polders dat van de rivier afgesloten is, is de boezem. Hierin
kan in tijden van hoogwater tijdelijk water worden opgeslagen zonder dat akkers overstromen.
Boezem: grootschalig netwerk van open wateren die met elkaar in open verbinding staan en dus een
peil hebben.
Poldersysteem
- polders: een polder is een door waterkeringen omgeven gebied waarvan de waterstad kunstmatig
geregeld kan worden
- droogmakerij: polder, ontstaan door droogmalen van een gebied dat voorheen permanent onder
water stond (een polder dus)
- vroegere en huidige ontwatering m.b.v molens en gemalen
- redenen droogmalen: veiligheid en landwinning
- droogmakerij is een polder, een polder is niet altijd een droogmakerij
< 800: natuurlijk landschap
800 -1250: ontwateringen dijken
1250-1600: landverlies
1600-1800: molenbemaling, landaanwinning
1800-heden: complexe waterbeheersing door stoom en elektriciteit
Doel droogmakerijen: landaanwinning, tegengaan afslag en tegengaan overstromingsgevaar
- verkavelingsstructuur in laagveen en droogmakerijen
Problematiek
- badkuip loopt te vol in de winter, afwatering is moeilijk (te weinig capaciteit)
- landbouw ontwatert in de lente
- landbouw irrigeert in de zomer, inlaat gebiedvreemd water en kans op verzilting
- de hoeveelheid regenwater wordt uitgedrukt in millimeters. 1 millimeter regen komt overeen met 1
liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter