WEEK 5 GEBRUIKELIJK LOON, TBS-REGELING, UITBREIDING REGULIERE
VOORDELEN, DOORSCHUIFFACILITEITEN AANMERKELIJK BELANG, SUBJECT
VENNOOTSCHAPSBELASTING
Literatuur werkcollege: Hoofdstuk 2.4, Hoofdstuk 3, onderdelen 3.5.5, Hoofdstuk 4.1 tot en
met 4.9 en 4.16 tot en met 4.18
Belastingwetgeving 2016
OPGAVE 5.1 UITBREIDING REGULIERE VOORDELEN AANMERKELIJK BELANG
Zoey Nieuwehuizen houdt 600 aandelen in AutoVisie BV. Ze heeft een aanmerkelijk belang
voor toepassing van de Wet IB 2001. Vanuit de BV worden rijlessen georganiseerd. De BV
heeft 10.000 aandelen met elk en nominale waarde van € 125. Zoey heeft de aandelen
verkregen voor de zakelijke prijs van € 130 euro per stuk. AutoVisie BV gaat over tot het
gedeeltelijk terugbetalen van het gestort kapitaal. Per aandeel wordt € 40 teruggegeven aan
de aandeelhouders.
Wat zijn de gevolgen van de terugbetaling van gestort kapitaal voor de Wet IB 2001?
Motiveer uw antwoord.
BOX 2!
Als een bv aandelen uitgeeft moet je kapitaal storten. Je hebt dan alleen geld erin
gestopt maar nog niks verdient. Als je het kapitaal er uit haalt heb je ook geen geld
verdient. Een kapitaal terugbetaling is dus economisch gezien geen inkomen, het
geeft geen voordeel. Maar eigen vermogen BV bestaat uit aandelen kapitaal en de
reserves, over het aandelen kapitaal dat je eruit zou halen hoef je geen belasting te
betalen over de reserves wel. Maar er is dus iets bedacht door de wetgever om
gezeur te voorkomen hierover.
- 4.12 reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen
- 4.13 tot reguliere voordelen behoren ook allerlei andere dingen. Lid 1 onderdeel b:
de teruggaaf van wat op aandelen is gestort, maar niet altijd regulier voordeel: geen
regulier voordeel als je aan een aantal voorwaarden voldoet:
o Voor zover de teruggaaf niet meer is dan de verkrijgingsprijs (in casu mag de
terug gaaf dus niet meer dan 130 per aandeel zijn)
o Van tevoren de vergadering van de aandeelhouders daartoe hebben
besloten (er moet worden besloten dat de AVA heeft besloten dat er tot een
betaald bedrag wordt uitgekeerd en dat er wordt uitgekeerd)
o Statutenwijziging waarin is opgenomen dat de nominale waarde met een
gelijk bedrag als de teruggaaf wordt verlaagd (dit is om te voorkomen dat er
niet ‘stiekem’ een reserve wordt uitgekeerd)
Er is een arrest van de Hoge Raad 12-09-2008 (nr. 43366): de aandeelhouder had 1,5
miljoen euro agio gestort, en er werd besloten om het agio terug te laten betalen, de
bv heeft dit toen terug betaald maar de statutenwijzing en aandeelhouders
vergadering was er niet geweest, dus moest er belasting worden betaald.
Dus de 40 euro kan terug worden gegeven alleen als de stappen hierboven worden gevolgd.
Eerst kijken of er sprake is van:
- Een a.b.-houder
1
, - Inkomen uit aanmerkelijk belang (art. 4.12) o Of anders art. 4.13 of 4.16 Wet IB
Een aandeelhouders stort geld op zijn aandelen. Hier gaat het over een gedeelte van dat
gestort kapitaal dat terugbetaald wordt. Dit is volgens de wetgever toch als belast aan te
merken omdat de wetgever de discussie wil voorkomen of het geld van de BV uitgekeerd
wordt uit de winst, dus dividend, of als gestort kapitaal. Hier is dus wel de uitzondering van
art. 4.13 op van toepassing, om te laten zien waar het geld vandaan komt. Verkrijgingsprijs is
de prijs die de belastingplichtige heeft betaald voor de aandelen, hier gaat het niet over de
nominale waarde. De agio kan ook worden terugbetaald maar dan moet dit eerst omgezet
worden in nominaal kapitaal. Dan vervolgens de juiste volgorde aanhouden. Je krijgt dus het
geld terug wat je er eerst zelf heb ingestort.
Inkomen uit aanmerkelijk belang bestaat uit de genoten reguliere voordelen en de
vervreemdingsvoordelen (art. 4.12 Wet IB). Onder reguliere voordelen wordt ook verstaan de
teruggaaf van wat op aandelen is gestort ex art. 4.13 lid 1 sub b Wet IB. Dit artikel bepaald
dat deze teruggaaf geen regulier voordeel zal zijn in geval de teruggaaf:
- Ten hoogste gelijk is aan de verkrijgingsprijs
- Tevoren de teruggaaf de algemene vergadering van aandeelhouders hierover heeft
besloten
- De nominale waarde van de desbetreffende aandelen bij statutenwijziging heeft
verminderd met een gelijk bedrag.
- Dan pas de betaling
In dit geval is de verkrijgingspijs van de aandelen 130 euro per stuk, de krijgt per aandeel 40
euro teruggestort en dit is dus minder dan de verkrijgingsprijs. Uit de vraag blijkt niet dat de
algemene vergadering hierover heeft beslist of dat er een statutenwijziging heeft
plaatsgevonden. Hierdoor zal de teruggaaf bij Zoey toch belast worden als regulier voordeel
(zie ook art. 4.33 Wet IB).
OPGAVE 5.2 HUWELIJK, FICTIEVE VERVREEMDING AANMERKELIJK BELANG EN
DOORSCHUIFREGELING
Harm Boerenzoon houdt alle aandelen in Film BV. Harm heeft een aanmerkelijk belang voor
de Wet IB 2001. Vanuit de BV wordt een bioscoop geëxploiteerd. De BV heeft 10.000
aandelen met elk en nominale waarde van € 150. Harm heeft de aandelen verkregen voor
€ 170 per stuk. Op een mooie dag komt hij Liesbeth tegen. Ze trouwen in september dit jaar
in gemeenschap van goederen. De waarde van een aandeel bedraagt die dag € 180.
A. Wat zijn de gevolgen van het huwelijk voor toepassing van het aanmerkelijk belang
regime van de Wet IB 2001? Motiveer uw antwoord.
Harm:
Verkrijginsprijs: 170
- 10000 aandelen
- WEV moment trouwen: 180
Harm is ABhouder op grond van 4.6. als ze trouwen is Liesbeth ook ABhouder in de BV. Het
aangaan van het huwelijk leidt tot een overgang van de vermogensbestanddelen.
‘vervreemding’: vermogensbestanddelen doet overgaan aan de ander. Een overgang is iets
anders dan een overdracht.
Dus daarom art. 4.16 is er de fictieve vervreemding. Er is bij harm sprake van een
fictieve vervreemding van de aandelen nu zijn vrouw de helft krijgt. Maar 4.17.
Eerst weer de volgende stappen aflopen:
- Is er een a.b.-houder? (in casu Harm 4.6)
- Inkomen uit aanmerkelijk belang art. 4.12 Wet IB o Anders art. 4.13 of 4.16 Wet
IB (in casu art. 4.16 lid 1 sub e Wet IB) o Liesbeth krijgt door de gemeenschap
5000 aandelen en hier vind dus een fictieve vervreemding plaats. Dit moeten we
2
, gaan berekenen aan de hand van art. 4.19 Wet IB. Echter art. 4.17 geeft voor deze
fictieve vervreemding een aparte regel, dat de overgang van de aandelen niet als
vervreemding wordt gezien. Deze automatische doorschuiving geldt op basis van de
wet. De belastingplichtige kunnen ervoor kiezen om art.
4.17 niet toe te passen en toch een vervreemding wordt geregeld ex art. jo.
4.16 lid 1 sub e jo. 4.38 Wet IB. Dit kan voordelig zijn als je tegen de
verliesverekeningstermijn zit van 9 jaar. Anders schuif je de winst hiervan
door. Mocht het vervreemdingsvoordeel toch niet doorgeschoven worden
dan zal het vervreemdingsvoordeel opkomen bij Harm. Liesbeth zal hierna
ook aanmerkelijk belanghouder zijn.
Door dat Harm en Liesbeth met elkaar gaan trouwen in gemeenschap van goederen zal zijn
aandelen in Film BV in de gemeenschap der goederen vallen en hierdoor voor de helft aan
Liesbeth toekomen. Dit heeft als gevolg dat er sprake is van een fictief
vervreemdingsvoordeel volgens art. 4.16 lid 1 sub e Wet IB. Art. 4.12 sub b Wet IB bepaald
dat vervreemdingsvoordelen tot het inkomen uit aanmerkelijk belang horen. Art. 4.17 Wet IB
bepaald dat een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht niet als vervreemding wordt
aangemerkt mits:
- De verkrijger binnenlands belastingplichtig is
- De verkregen aandelen en winstbewijzen geen deel uitmaken van voor zijn rekening
gedreven onderneming
- Niet tot het resultaat uit een werkzaamheid van hem behoren.
Art. 4.39 lid 1 bepaald daarna dat als art. 4.17 van toepassing is dat dan als verkrijgingsprijs
de verkrijgingsprijs die gold voor degene van wiens zijde de aandelen of winstbewijzen in de
huwelijksgemeenschap zijn gevallen.
In casu zou dat beteken dat Liesbeth 5000 aandelen in de BV zal krijgen tegen een
verkrijgingsprijs van 170 euro per stuk.
Marjan Paard houdt alle aandelen in Zoet BV. Marjan heeft een aanmerkelijk belang voor de
Wet IB 2001. Vanuit de BV wordt een taartenwinkel geëxploiteerd. Er is sprake van een
onderneming. De BV heeft 10.000 aandelen met elk en nominale waarde van € 15. Marjan
heeft de aandelen verkregen voor € 40 per stuk. In januari dit jaar overlijdt Marjan. De WEV
van de aandelen is op dat moment €100 per stuk. Haar dochter is de erfgename van de
aandelen.
De balans van de onderneming ziet er op dat moment als volgt uit;
Balans (x €100)
Bedrijfsmiddelen 8.000 Eigen Vermogen 10.000
Duurzaam overtollige 2.000
liquiditeiten
Totaal 10.000 Totaal 10.000
B. Wat zijn de gevolgen van het overlijden en verkrijgen van de aandelen voor
toepassing van het aanmerkelijk belang regime van de Wet IB 2001? Motiveer
uw antwoord.
Eerst weer de volgende stappen aflopen:
- Is er een a.b.-houder? (in casu Marjan 4.6 (na overlijden de dochter))
- Inkomen uit aanmerkelijk belang art. 4.12 Wet IB o Anders art. 4.13 of 4.16 Wet
IB (in casu art. 4.16 lid 1 sub e Wet IB)
- Dan kijken naar art. 4.17a o Hierbij ga je splitsen in ondernemingsvermogen en
beleggingsvermogen
Beleggingsvermogen 4.19 lid 2, 4.20-4.22
3
, Ondernemingsvermogen geen vervreemding wel
verkrijgingsprijs bepalen art. 4.39a
De verkrijging van 10.000 aandelen krachtens erfrecht wordt op grond van art. 4.16 lid 1 sub
e Wet IB als een fictieve vervreemding gezien. De vervreemdingsvoordelen dienen in
aanmerking genomen te worden bij het bepalen van het inkomen uit aanmerkelijk belang
(art. 4.12 sub b Wet IB). De vervreemdingsprijs bepaal je normaal gesproken aan de hand
van art. 4.19 Wet IB. De WEV is 1 miljoen daar haal je dan de verkrijginsprijs van 400.000
euro af, wat neerkomt op een vervreemdingsvoordeel van 600.000 euro. ( is dus 150000
claim belasting, 25% van 600000). Art. 4.17a Wet IB brengt uitzondering op deze regel
(wordt niet als vervreemding aangemerkt). De overgang krachtens erfrecht wordt niet gezien
als vervreemding mits (art. 4.17 lid 1 Wet IB):
- Er sprake is van een onderneming als in art. 3.2 of medegerechtigdheid als in art.
3.3. Wet IB
- Er geen sprake is van een a.b.-belang als in art. 4.10
- De verkrijger binnenlands belastingplichtig is
- En de verkregen aandelen of winstbewijzen geen deel uitmaken van het
ondernemingsvermogen of resultaat uit werkzaamheid (art. 4.17 lid 6 Wet IB)
Je gaat dan kijken naar de normale regels van vermogensetikettering. Dan is er 800 normaal
ondernemingsvermogen en 200 beleggingsvermogen. Volgens art. 4.17 lid 6 Wet IB mag er
5 procent bij het ondernemingsvermogen worden opgeteld als er ook sprake is van
beleggingsvermogen (je haalt het dus van het beleggingsvermogen af en stopt het bij het
ondernemingsvermogen). Dit heeft tot gevolg dat er een ondernemingsvermogen is van 840
en een beleggingsvermogen van 160. Dit heeft tot gevolg dat we voor de 840 geen
vervreemdingsvoordeel zien, dus niet afrekenen. Over de 160 is er wel sprake van een
vervreemdingsvoordeel, dit wordt bij Marjan in aanmerking genomen. Hierbij nemen we dan
weer de normale
vervreemdingsvoordeelberekening in acht, art. 4.19 Wet IB. De verkrijgingsprijs voor alle
aandelen is 400.000 euro, ten aanzien van 16% van de aandelen is er nu wel een
vervreemding en moet er dus een andere verkrijgingsprijs genomen worden. Art. 4.19 lid 2
geeft hier als regel voor dat je de volledige verkrijgingsprijs in aanmerking mag nemen maar
niet verder dan tot nul. In dit geval zal dat een verkrijgingsprijs van 160 zijn zodat je een
vervreemdingsvoordeel krijgt van nul (overdrachtsprijs is namelijk
160, art. 4.17a lid 2, en de verkrijgingsprijs is 160, 4,19 lid 2). De dochter verkrijgt 10.000
aandelen en dan is de vraag wat de verkrijgingsprijs is van deze aandelen. Hierbij moeten
we weer het vermogen gaan splitsen. Over de 16% is al afgerekend en hiervoor neem je het
WEV van 160 bij de dochter. Voor het overige, 840, is er geen vervreemding. Art. 4.39a geeft
hiervoor de regel dat je bij de dochter als verkrijgingsprijs krijgt het gene wat overblijft na het
aftrekken van de verkrijgingsprijs wat al gebruikt is voor het beleggingsvermogen. Dit zal
neerkomen op een verkrijgingsprijs voor de dochter van 240 voor de overige 84%. (LET OP
DOCENT ZEGT VERKRIJGINGSPRIJS VAN 400: 240( VERKRIJGINGSPRIJS BIJ
TOEPASSING VAN DE FACILITEIT)+160(IS WAAROVER IS AFGEREKEND) = 400 ER
WORDEN 2 COMPONENTEN GEBRUIKT).
Als er hiervan sprake is dan kan de verkrijger gebruik maken van art. 4.39a Wet IB waarbij
de verkrijgingsprijs van de erflater doorgeschoven wordt naar de erfgenaam. Hierbij dient
rekening gehouden te worden mart art. 4.19 lid 2 Wet IB. Er zal dus alleen afgerekend
hoeven te worden als het beleggingsvermogen hoger is dan de verkrijgingsprijs.
SLIDE 14-16 VAN HET HOORCOLLEGE STAAT EEN ZELFDE SOM ALLEEN MET EEN
NULLETJE MINDER! OEFENEN WANT KOMT TERUG OP TENTAMEN.
OPGAVE 5.3 VERSCHILLENDE HOEDANIGHEDEN DGA
Simon Kortehaer heeft een bedrijf in financieel advies. Zijn onderneming heeft hij ingebracht
in Geld moet rollen BV. Simon houdt alle aandelen én is tevens de directeur van de BV. De
winst bedraagt dit jaar € 500.000. Om in zijn eigen levensonderhoud te kunnen voorzien heeft
hij minstens € 125.000 nodig. Simon twijfelt of hij zichzelf dividend zal laten uitkeren door de
BV of loon zal betalen door de BV.
4
, A. Maakt het voor de heffing van inkomsten- en vennootschapsbelasting verschil of
Simon loon of dividend ontvangt van de BV? Motiveer uw antwoord.
De winst van bv is 500.000.
Simon heeft 125.000 euro nodig. En hij vraagt zich af of hij dit doormiddel van loon of
dividend uit zijn bv zal halen.
Een DGA kan in verschillende hoedanigheden geld ontvangen uit zijn BV:
Aandeelhouder
- Dividend
- Box II 25%
- Geen aftrek vennootschapsbelasting
Directeur/werknemer:
- Loon max 52%
- Box I
- Aftrek vennootschapsbelasting -/- 25%
Crediteur (bijv. door verhuur van een pand)
- Tbs
- Box I
Deze hoedanigheid maakt uit voor de manier hoe de belastingheffing zal plaatsvinden. Als er
loon wordt betaald heeft de BV een aftrekpost, de DGA zal dan wel belast worden voor zijn
inkomen. Dividend is niet aftrekbaar bij de BV, maar wel een regulier voordeel bij de
aandeelhouder.
Het verschil of Simon als DGA loon of dividend ontvangt van de BV zit in de box waarin de
inkomsten belast zullen worden. Loon valt namelijk onder box 1, waarbij een maximaal tarief
geldt van 52% (art. 2.10 Wet IB). Dividend valt onder de reguliere voordelen en onder het
aanmerkelijk belang van box 2 waar een tarief geldt van 25% (art. 2.12 Wet IB). Als DGA zal
Simon daarnaast ook nog 25 vennootschapsbelasting moeten betalen. Dit zal op een
gecombineerd tarief van maximaal 43,75% uitkomen.
Een directeur van zijn kaliber zou in vergelijkbare omstandigheden € 125.000 euro per jaar
verdienen. Op internet zoekt Simon de tarieven van box 1 en box 2 op. De keuze is voor hem
snel gemaakt. Hij keert zichzelf géén loon uit. Hij laat de BV € 125.000 dividend uitbetalen.
B. Beschrijf de gevolgen van het afzien van loon door Simon. Motiveer uw
antwoord.
Heeft een DGA de vrije keuze om te zeggen, ik wil loon/dividend. DGA heeft hier inderdaad
de keuze voor. Alleen fiscaal geldt er een andere regel, hiervoor moeten we kijken naar de
Wet op de Loonbelasting. Hoofdregel art. 7:610 BW In art. 12a Wet LB wordt een
arbeidsverhouding van een DGA met zijn BV altijd aangemerkt als loon uit dienstbetrekking.
Bij een DGA wordt altijd een gebruikelijk loon in aanmerking genomen. Je kijkt niet naar wat
de BV betaalt aan de DGA. Dit is standaard uit de wet 44.000 euro. Een DGA kan hier wel
tegen in beroep en stellen dat het bedrag lager ligt.
Ook al krijgt Simon nu geen loon uitgekeerd, hij is toch belast voor het bedrag van 125.000
en belast in box 1. Dit loon is aftrekbaar bij de BV. Als hij dan ook nog dividend uit laat
betalen dan wordt dit ook nog in box 2 in aanmerking genomen. De regeling van art. 12a
Wet LB ziet erop dat er niet ontlopen kan worden aan de premies volksverzekeringen uit box
1.
OPGAVE 5.4 TBS-REGELING
5
, Jim Tonic is eigenaar van een pand met een waarde van € 1.000.000. Hij verhuurt dit pand
voor € 50.000 per jaar aan BV Cinot. Om persoonlijke redenen vraagt hij € 40.000 huur per
jaar, terwijl een willekeurige zakelijke verhuurder € 60.000 zou vragen voor dit pand.
A) Beschrijf de fiscale gevolgen van deze verhuur uitgaande van de volgende situaties:
Mathilde heeft dus een aanmerkelijk belang conform 4.6 wet IB.
Dus kijken we naar 3.92.
Er worden vermogensbestanddelen ter beschikking gesteld.
Aan een vennootschap, namelijk een BV.
Kijken of mathilde verbonden persoon is van Jim conform artikel 3.92 lid 2 sub b. er
wordt verwezen naar 3.91 lid 2. Kijken of mathilde en Jim partners zijn conform artikel 5a
AWR en 1.2 wet IB. Daar is in casu geen sprake van…
Dus: niet voldaan aan 3.92 en dus geen werkzaamheid
Wijzigt uw antwoord als Jim en Mathilde gehuwd zijn?
Ja, als ze gehuwd zijn zijn ze partners conform artikel 5a AWR. Dan wel verbonden
personen.Dan geldt 3.92. dan is er sprake van een werkzaamheid en resultaat uit overige
werkzaamheden. Dit is belastbaar conform artikel 3.90.
Wat hij moet aangeven bij de belasting: de WEV, dus 60.000 aangeven in box 1, ook al
ontvangt hij maar 40.000. We rekenen met de zakelijke getallen volgens 3.94.
Jim mag nog wel gebruik maken van de tbs-vrijstelling van 12%.
Wat de BV in aftrek mag brengen: voor de BV moet winst worden bepaald en de totaalwinst
volgens 3.8. zakelijk mag hij 60.000 in aanmerking mag nemen. Deze mag hij aftrekken.
Uit hoofde van de onderneming betekent dat de zakelijke kosten in aanmerking worden
genomen.
Dus: in beginsel altijd kijken naar de zakelijke prijs!!
BV; zakelijke huur wordt in mindering gebracht op de winst.
B) De aandelen van BV Cinot zijn voor 100% in handen van Tonic’s uitwonende
meerderjarige zoon Floris.
Jim vraagt minder huur van BV waarvan de aandelen 100% in handen zijn van Jims
meerderjarige uitwonende zoon.
Kring verbonden personen, 3:91 lid 2 sub b.
Floris is een meerderjarig persoon.Hij valt niet in de kring van personen die dicht genoeg
om tonic heen staan.
3:92 gaat om een aanmerkelijk belang wat een met jou verbonden persoon heeft. Er is
aanmerkelijk belang.
3:91 lid 3; ongebruikelijke tbs. Op grond van dit lid kan er sprake zijn van TBS.
Deze zoon heeft een aanmerkelijk belang conform artikel 4.6 wet IB. dus kijken naar 3.92.
Er worden vermogensbestanddelen rendabel gemaakt.
Ze worden ter beschikking gesteld aan een venootschap, namelijk een BV.
De belastingplichtige heeft geen aanmerkelijk belang conform 4.6 want hij heeft geen
aandelen.
Kijken of de zoon een verbonden persoon is conform lid 2 sub b jo artikel 3.91 lid 2 sub b.
daar is in casu geen sprake van, want geen partner conform 5a awr en ook geen minderjarig
kind.
Dus de situatie valt niet onder 3.92 lid 1.
Lid 3 van 3.91 geeft nog ongebruikelijke tbs. kijken of daar sprake van is. Wetgever zegt dat
je moet kijken naar geheel transacties en wat wordt beoogd te bereiken. Als is beoogd
boxenarbitrage en transacties zou je niet verwachten tussen personen die verder uit elkaar
staan, dan is sprake van ongebruikelijke tbs. niet elke transactie los hoeft ongebruikelijk te
zijn. Maar je moet kijken naar het geheel. Dus kijken: zou iemand dit ook afspreken met een
derde persoon?
Nee? dan ongebruikelijke tbs uitbreiding tbs van gevallen genoemd in lid 3.
Dan valt het wel onder tbs regeling van lid 3.
6