GEN1102 Samenvatting;
1. Anatomie van het hart (kransslagvaten)
Het hart bevindt zich in het midden van de thorax, grotendeels (dit is de base) achter het
sternum. De Apex van het hart is het uiterste puntje wat het laagst ligt, wijst naar beneden
naar de linker kant van het lichaam. De Apex rust op het diafragma en is tussen beide
longen te vinden.
Het hart is omheind door een sterk membraneuze zak, het pericardium. Een dunne laag van
clear pericardiaal vloeistof zit in het pericardium en zorgt voor lubricatie van de buitenste
laag van het hart als het slaat in de zak. Dit pericardium heeft twee lagen, een bovenste laag
wat losjes zit, dit is het vezelachtig pericardium. Deze laag bindweefsel beschermt het hart
tegen vollopen van bloed en het houdt het hart op zijn plek. Hier onder ligt de andere laag
pericardium, dit is het sereuze pericardium. Dit is een dun, glad, twee-laags membraan dat
een gesloten zak vormt om het hart.
Dit sereuze pericardium bestaat uit drie delen, het viscerale pericardium dit is de binnenste
laag en zit vastgegroeid aan het hart, pericardiale ruimte deze is gevuld met pericardiaal
vloeistof, en het pariëtale pericardium dit is de buitenste laag van het vlies, en is zeer
stevig. Deze zorgt voor het afsluiten van de pericardiale ruimte, dit zorgt ervoor dat tijdens
het kloppen de 2 lagen van het pericardium over elkaar geen kunnen glijden.
De wand van het hart zelf is voornamelijk gemaakt uit cardiale spieren, of myocardium,
bedekt door een dunne lagen van binnen en buiten epithelium en bindweefsel. Het hart
bestaat voornamelijk uit de dikke spieren van de ventrikels. Ook heb je een epicardium en
endocardium, het epicardium is de buitenste laag van de hartwand en is vergelijkbaar met
het viscerale deel van het pericardium. Het endocardium is de binnenste laag van de
hartwand en is endotheelweefsel, dit endotheel gaat over in de endotheelcellen van de
vaten.
Het hart zelf bestaat uit 4 ruimtes, hiervan zijn er 2 kamers en 2 ventrikels. De twee
boezems zijn de binnenkomst van het bloed. Vanuit de longaders komt zuurstofrijk bloed
binnen en vanuit de superieure vena cava /inferieure vena cava komt zuurstofarm bloed
binnen. Uit deze kamers stroomt tijdens systole van de kamers bloed in de ventrikels.
Wanneer de kamers bijna leeg zijn en de druk hoog genoeg is in de ventrikels sluit de mitral
valve en opent de atrial valve. Hierdoor pompt het hart bloed vanuit de ventrikels in de
longslagader (Zuurstofarm), en de aorta.
Het hart heeft vier kleppen om de bloedflow goed te regelen. Er zijn twee categorieën
waarin je deze kleppen kan opdelen. De semilunaire kleppen en de atrioventriculaire
,kleppen. Van de atrioventriculaire kleppen heb je een mitralis klep, en een tricuspidalis klep.
De tricuspidalis klep bestaat uit drie klepbladen deze worden op hun plek gehouden door de
chordae tendinae. Deze klep zit tussen de rechterkamer en de rechterventrikel. De mitralis
klep bestaat uit twee klepbladen en zit tussen de linkerkamer en de linkerventrikel. De
semilunaire kleppen bestaan ook uit twee kleppen, de aortale klep en de pulmonaalklep.
Deze bestaan beide uit drie klepbladen, en zorgen voor het afsluiten van de grote vaten. De
pulmonaalklep zit tussen het rechterventrikel en de longslagader, de aortaleklep zit tussen
het linkerventrikel en de aorta.
De coronaire vaten voorzien het hart van bloed.
3 aftakkingen van de aorta, van links naar rechts, brachiocephalius (brachialis en cephalis),
boven, brachialus (linkerarm).
2. Wat is het verschil in bloedvaten? (vaatwand)
Je hebt verschillende bloedvaten, van groot naar klein zijn dit, elastische slagaders,
musculaire slagaders, arteriolen, continue capillairen. Voor de venen zijn dit, grote ader,
gemiddelde-grootte ader, venulen, doorzeefde capillairen.
Deze vaten hebben allemaal een andere vaatwand. De vaatwand is opgebouwd uit drie
verschillende lagen.
- Tunica intima: Bestaat uit endotheel en subendotheel van los bindweefsel dat soms
gladde spiercellen bevat. In de arteriën en grote venen bevat het een begrenzende
laag, de interne elastische lamina bestaat uit elastine. Er zitten gaten in voor
bloeddiffusie.
- Tunica media: Is de middelste laag bestaande t
concentrische lagen van spiraalvormige spiercellen. Hiertussen liggen elastische
vezels en lamellen, netvormige vezels en proteoglycanen. In de arteriën heeft het
een dun extern elastisch lamina.
- Tunica externa: Bestaat voornamelijk uit type I-collageen en elastische vezels. Het is
ononderbroken met en gebonden aan het stromale bindweefsel van het orgaan
waardoor de bloedvaten lopen. In de tunica externa lopen de vas vasorum, dit zijn
kleine capillairen en arteriolen die zorgen voor voedingsstoffen voor het vat.
Er zijn verschillen in vaatwanden, en in grootte van de vaten. Hierdoor kan je vaten opdelen
in verschillende vaat categorieën.
- Elastische arteriën: Deze hebben een dikke wand, en zijn erg elastisch kijk naar de
aorta. Ze hebben de grootste diameter en danken hun elasticiteit aan de elastine.
- Musculaire arteriën: Deze geven bloed aan hun specifieke organen. De tunica media
van deze vaten bevat meer spiercellen dan de andere vaten. Hierdoor hebben ze
minder elastine dan de elastische arteriën. Hierdoor zijn ze actiever in
vasoconstrictie en dilatie en minder rekbaar.
- Arteriolen: Zijn de kleinste arteriën, deze hebben niet alle drie de lagen, ze hebben
alleen een musculaire laag en een beetje elastische vezels. Het doel van deze vaten
is het bepalen van de hoeveelheid bloed wat in de capillairen gaat. Ze bevatten
sphincters, waardoor ze bloedtoevoer naar de capillairen kunnen regelen. Ze kunnen
sluiten wanneer er geen bloed nodig is in het weefsel, of opengaan wanneer het wel
nodig is.
- Capillairen: Dit zijn de kleinste bloedvaten, en je hebt verschillende soorten
capillairen. Ze hebben alleen een tunica intima of alleen endotheelcellen. Pericyten
, zijn structuren die op plekken de wand verstevigen en permeabiliteit controleren. De
soorten capillairen die er zijn: continue, gefenestreerde, sinusoïden. De continue
capillairen komen voor in huid en spieren. Ze sluiten bijna naadloos aan elkaar aan
door tight-junctions. Soms zitten er gaten in en dit noemen we intercellulaire clefts.
Gefenestreerde capillairen hebben naast de twee bovengenoemde kenmerken
(intercellulaire clefts, en tightjunctions) ook nog poriën waardoor voedingstoffen
naar het weefsel kunnen lopen.
- Sinusoïden zijn het meest permeabel en zijn bijna lekkend, deze vaten zijn te vinden
in de lever en het beenmerg.
- Venulen, de uitlopers van capillair bedden, zijn overeenkomend met de arteriolen.
- Venen: bevatten een vrij dikke wand en kleppen om te voorkomen dat bloed
terugstroomt, die kleppen zijn vooral te vinden in de venen in de benen.
Vasculaire shunt, is wanneer er een capillaire in het capillaire bed gebruikt wordt.
, 3. Wat kan je van het Wiggers diagram aflezen? (Druk-volume curve)
In het wiggers diagram kun je de druk aflezen wat in de kamers is tijdens de verschillende
hartfases. Ook is het volume te zien in de linkerventrikel tijdens deze fases. Deze hartfases
zijn op de delen in vier fases.
- Vullen van het ventrikel (mid tot late diastole): De druk in het hart is laag, bloed wat
terugkomt vanuit de circulatie vullen de kamers en via de AV-kleppen in het hart.
80% van de ventrikels wordt gevuld en tijdens de late diastole trekken de atria
samen door systole. Hierdoor vult het hart met de EDV (end-diastolicvolume) en is
het volume in de ventrikels maximaal.
- Ventriculaire systole: Wanneer de atria ontspannen trekken de ventrikels samen.
Hierdoor neemt de druk snel toe en neemt het volume in de kamers af. De korte
periode waarin de druk toeneemt en het volume gelijk blijft is de isovolumetrische
fase. Wanneer de druk een bepaalde threshold bereikt gaan de SL-kleppen open en
stroomt bloed de aorta en longslagader in.
- Isovolumetrische relaxatie, is de fase waarin de ventrikels relaxeren. Hierdoor daalt
de druk in de ventrikels drastisch, de SL-kleppen gaan dicht. Bloed stroomt terug in
de ventrikels, dit wordt het ESV genoemd (End-systolicvolume).
Atriale druk
A = Atriale contractie
C=
V = fase waar ventrikel weer uitzet, hierdoor krijg je onderdruk en terugvloei in je atrium.
