Clusteropening PMP
- Of een probleem tot uiting komt, zal liggen aan de ervaringen van een persoon.
Depressiviteit kan tot uiting komen wanneer een persoon bepaalde ervaringen
meekrijgt. De kwetsbaarheid bepaalt afhankelijk van welke ervaringen hebt of je een
probleem zal ontwikkelen. Dit is de balans tussen kwetsbaarheid en bepalende
factoren.
- Zijn er psychologische factoren, omgevingsfactoren of sociologische factoren die
kunnen beschermen of verergeren in de omgeving.
- Predisponerende factoren, wat heb je in je. Luxerend zijn uitlokkende factoren, je
verliest je werk dus krijg je een terugval. Onderhoudende factoren zijn factoren die
de klacht in stand houden.
- Structuurdiagnose stellen doe je aan de hand van de DSM-5. Aan welke criteria
voldoet iemand dan heb je een bepaald label. Maar we gaan ook kijken naar de
luxerende factoren, beschermende factoren (meestal is dit de afwezigheid),
kwetsbaarheid predisponerende factoren en onderhoudende factoren.
- Niet ieder probleem is niet meteen een psychiatrische stoornis. Die genetische en
omgevingsfactoren en de need for care bepalen of iemand een bepaalde stoornis
heeft.
- Boeken: Stahl, Innovatief leerboek Persoonlijke psychiatrie, Leerboek psychiatrie.
- Onderwijsinstituut voor vergoeding voor het reizen. Is op canvas een link?
- Clusterdossier moet terechtkomen bij de coördinatoren. In verslagen geen namen
noemen, van patiënt of van de behandelaar.
Macroscopische Anatomie van het humane brein
- Neurologie is zeer belangrijk, want er zijn veel angststoornissen ter wereld en
problemen met humeur. Stemmingsstoornissen zijn duurder dan de
angststoornissen, daardoor krijg je dilemma’s.
- De hersenen zijn de basis van het gedrag, en ze sturen alle lichaamsfuncties aan. Dit
kost veel energie, veel zuurstof en glucose worden verbruikt. Bijna een kwart van de
glucose van het lichaam gaat naar het brein.
- Het systeem van de hersenen is zeer complex, want er zijn ongelofelijk veel
neuronen 1012 . Deze hebben allemaal synapsen en transmitter blaasjes.
- Oligodendrocyten zijn belangrijk in de propagatie van het signaal, dus als je hier
problemen mee krijgt kan je een probleem krijgen met reageren.
- Neuronen kan je classificeren op basis van het uiterlijk. Zijn ze uni, bi of multi polair;
(2) vorm; (3) transmitter; (4) ; (5) .
- De vorm van de synaps kan veranderen, dit heeft te maken met neuro-plasticiteit.
Door de mushroom spine en stubby spine kan het brein plastisch blijven.
- Astrocyten zorgen voor structurele en fysiologische support. Ze zorgen ervoor dat
een neuron goed kan functioneren. Daardoor zijn ze net zo belangrijk als de
neuronen en oligodendrocyten.
- Microglia cellen zorgen voor de immuunrespons en de fagocytose, deze zullen
werken als er een ontsteking in het brein is. Ze zijn micro omdat ze normaal heel
klein zijn, en als er een ontsteking is zullen ze eiwitten maken en de kapotte cel
opruimen.
- Oligodendrocyten zorgen voor myeline in het CNS hierdoor heb je een myeline
schede rondom een axon.
, - Ependymale cellen
Zenuwstelsel
- ZS bestaat uit een perifeer en een centraal systeem. Centraal bestaat uit hersenen,
hersenstam en ruggenmerg. Alle uitlopers zijn de perifere zenuwen.
Het perifere systeem kan je weer opdelen in een autonome deel en een somatisch
deel. Het somatische deel is het vrijwillige deel dit gaat met afferente en efferente
banen. Afferent is naar het brein toe (sensorisch) en efferent is van het brein af voor
motorische bewegingen. Dan heb je het autonome deel dit is voor hartslag en
andere niet-vrijwillige dingen. Autonoom kan je opdelen in sympathisch en
parasympatische systeem. Actief voor vluchten bijvoorbeeld is het sympathische
deel. Het rustig krijgen van het lichaam is het parasympatische systeem.
- Hindbrain is evolutionair gezien het oudst, de meeste dieren hebben ook een
hindbrain. Bij mensen heb je een groot forebrain. Vanuit de hersenstam (hindbrain),
zitten de vitale kenmerken.
Terminologie
- Bovenste deel van het brein is superieure deel of dorsaal, dan heb je onder op het
inferieure deel of ventraal. Dan heb je rostraal en caudaal. Rostraal is anterieur en
caudaal is posterieur.
- Je hebt dan beeldvorming wat horizontaal, coronaal of sagittaal gedaan kan worden.
Sagittaal is snede door beide hemisferen. Horizontaal is snede horizontaal door het
hoofd en coronaal is een snede van dorsaal naar ventraal.
- Tussen het arachnoid en pia mater zit een ruimte, in deze ruimte zit liquor (CSF).
Bovenop zit de dura mater, deze zit onder de schedel. Hij bestaat uit een periostale
laag en een meningeale laag. De arachnoïdea is een membraan wat een soort
spinnenweb vormt. Toxische producten in de hersenen gaan via het CSF in de
subarachnoïdeale ruimte naar buiten.
- De Cortex van de hersenen bestaat uit twee hemisferen, gyri zijn windingen en sulci
zijn groeven. Fissuren zijn hele diepe groeven. We zien meer gyri bij hoge evolueerde
dieren. Bij ratten zie deze gyri niet. Een typische fissuur is de parieto-temporaal
fissuur.
- In een Alzheimer brein zie je krimpen van het brein. We hebben vergrootte
ventrikels, krimpen van gebieden in de hersenen, en krimpen van de hippocampus
kan leiden tot verlies van geheugen.
- We hebben verschillende kwabben: (1) Frontaal (Cognitie, executive functies,
persoonlijkheid); (2) Pariëtaal (Sensorische en ruimtelijk bewustzijn), (3) Temporaal
(Leren + geheugen, spraak-horen, emoties); (4) Occipitaal (Kijken en ruimtelijke
ordening); (5) Insula.
- Via Ventraal aanzicht van het brein kan je de optische zenuw zien, naar het optische
chiasma. Je kan de hypothalamus en de mamillaire lichamen zien.
- Corpus callosum zorgt voor de connectie van de twee hemisferen. Dan heb je de
commisura anterior en posterior. Deze zorgen ook voor de connectie tussen
hemisferen, de commissuren zitten onder in het brein.
- Ventrikels worden gebruikt in de medische diagnostiek, maar ook waterhoofd kan
ontstaan door de aanmaak of afvoer van CSF. De aanmaak wordt gedaan door de
plexus choreoïdus op de ependymale wandcellen. Je hebt laterale ventrikels, het
derde ventrikel en via het cerebrale aquaduct is er een connectie met het vierde
ventrikel.
,Subcorticale gebieden
- Limbisch systeem is voor het sturen van gedrag (emotie), je moet situaties kunnen
herkennen. Dus leren en geheugen zijn een onderdeel van het limbisch systeem.
Circuit van Papez is onderdeel van het limbisch systeem. Dit zorgt ervoor dat
informatie van de cortex in de cingulate gyrus kan gaan. Dit kan informatie
verwerken en doorsturen naar de hippocampus. Want de hippocampus kan
informatie doorgeven aan de hypothalamus.
Gedrag veranderd op basis van geheugen. De amygdala geeft de emotionele lading
ergens aan. De hippocampus zorgt voor het geheugen ervan. De hippocampus zal
zorgen voor de output van autonome veranderingen voor het lichaam.
- Kern gebieden van de basale ganglia zijn de: n. caudatus, putamen (met n.
accumbens), globus pallidus (intern en extern), en substantia nigra. Er zijn
- Diencephalon is een gebied van de hersenen (cortex), het bestaat uit de thalamus en
de hypothalamus. De thalamus zorgt voor het processen van informatie van de
periferie wat het doorstuurt naar de hersenen (Thalamus is een sorteercentrum van
de periferie informatie). Hypothalamus is meer betrokken met de endocriene
regulatie van de hersenen. Het is een station tussen centraal en autonoom
zenuwstelsel, het regelt hartritme, slaap-waak cyclus, temperatuur.
- De hersenstam is mesencephalon zijn de middenhersenen. Aan de achterkant van
het mesencephalon zitten de colliculi deze verwerken het gehoor en het zicht. Dan
heb je tenslotte de pons van de hersenstam. Hier zitten wat vitale functies en heeft
eigenlijk een soort brugfunctie. Helemaal onderop zit de medulla oblongata
(verdikking), hier zit slikken, hoestreflex, cardiovasculair, respiratie.
Het psychiatrisch onderzoek
- In de psychiatrie is het belangrijk om het te hebben over een geleidende schaal.
Psychische symptomen vormen klachten wat een stoornis vormt. Hiervoor is stress
nodig, en een evenwicht tussen kwetsbaarheden en stress factoren. Hoe meer
kwetsbaarheden iemand heeft dan heeft iemand minder stress nodig. Als je veel
beschermende factoren hebt dan is er meer nodig om een stoornis te krijgen.
- Psychische functies zijn nooit stabiel, en ze variëren gedurende de dag. Dit heeft te
maken met ervaringen die je gedurende de dag meemaakt. Concentratie kan ook
fluctueren, dus ook psychische functies fluctueren en dat hoeft niet te leiden tot een
verstoring.
- Het evenwicht tussen kwetsbaarheden en beschermende factoren zorgt voor het
ontwikkelen van een klacht. Dit is het dynamische stress-kwetsbaarheid model
waarbij je ziet dat klachten: symptomen/ functies/ fluctueren en deze worden
bepaald door de ervaringen die we hebben
- Bio-psychosociale model verklaart de kwetsbaarheden en beschermende factoren.
Trauma is een belangrijke factor (psychologisch) en het neurotransmitter systeem
(biologisch) en het maakt uit in welke omgeving je opgroeit.
- De interpretaties van een andere persoon kan verschillen, dus het is belangrijk om
dit te bespreken.
- In het bio-psychosociale model is het belangrijk om te weten dat een psychiatrische
diagnose niet hetzelfde is als een classificatie (DSM-V). DSM-V is een bundeling van
symptomen wat een classificatie is. Bij een psychiatrische diagnose wil je ook kijken
, naar hoe iemand ziek is geworden, en hoe je hem kan behandelen. Dus je wilt een
verklaringsmodel hebben, dus het bio-psychosociale model.
- Het is belangrijk dat je start met het engagement proces, je hebt aandacht voor een
veilige situatie. Dus dat je vertrouwen kweekt bij de patiënt, zo worden de gegevens
beter en snap je de persoon beter en kan je een diagnose stellen.
- 2 manieren zijn er om met iemand te praten die psychische klachten heeft. Het
medische model (ingaan op klachten, hoe zijn ze te verklaren); de andere manier is
“wat is er gebeurd”, wat is de weerbaarheid, waar wil je naar toe en wat heb je
nodig.
- Psychiatrische diagnostiek hebben we de MSO voor de symptomen, voor de
zorgbehoeften kijken we naar de Coping en sociale inbedding, voor het
verklaringsmodel kijken we naar de biografie en het lichamelijk onderzoek.
- Voor de biografie hebben we drie verschillende modellen; biologische, leer
theoretische model en systeemtheorie.
- Biografie doe je het laatst in het psychiatrische onderzoek. Belangrijke punten zijn; is
dat je begint bij het begin. Hoe was de zwangerschap (infecties etc.) en hoe ging de
geboorte (normale, en optijd?). Vervolgens ga je naar de schooltijd en adolescentie.
Je gaat vragen naar voedingsproblemen, wanneer was hij zindelijk.
Daarna naar de kindertijd, was het een makkelijke eter, makkelijke slaper, stress
overdag?, bedplassen, duimzuigen is allemaal belangrijk. Traumatische ervaringen in
de jeugd gehad?
Schooltijd, de tijd waarin je vrienden krijgt en contact met een leraar. En met sociale
normen en waarden te maken krijgt. Werd de patiënt gepest, hield hij zich aan de
regels, en had hij hobby’s buiten school.
Opleiding/studie, welke opleiding genoten? Beloop van de studie ging het goed, geen
aanvaringen met docenten. En ging hij/zij uit huis en wat was de ervaring hiermee?
Beroep/loopbaan, eerste baan. Liep dit samen met de studie. Vaak geswitched met
de baan, en als je vaak switcht waarom dan? Vaak zie je dat werk een stress
brengende factor is in het leven van mensen.
Life-events, seksueel misbruik of oorlogstrauma’s (vluchten uit andere landen),
trauma aan natuurrampen of vluchten uit een land door politieke motivatie etc. Dit
kan allen leiden tot een PTSS.
- Symptomen worden uitgelezen/gevraagd via het MSO, dit wordt gebruikt om
uiteindelijk de DD op te stellen. Binnen het MSO maak je gebruik van exploratie en
observatie.
- Observeren is belangrijk, want je doet het al als je de patiënt uit de wachtkamer
haalt. Verder kijk je ook bij kinderen dit doe je door een spelkamer, speelt het alleen
of met de moeder hieruit kan je afleiden of er sprake is van bijvoorbeeld ADHD.
- Valkuilen voor psychiatrie zijn bijvoorbeeld door communicatie, omdat het subjectief
kan zijn. Hierdoor moet je checken door herhaling van zinnen, en doorvragen om te
kijken of je begrijpt wat de patiënt bedoeld.
- Doorvragen bij de patiënt is belangrijk, je moet goed begrijpen wat een patiënt wil
zeggen. Daarna kan je doorvragen, is het de dag door, wisselt het?, is het
toegenomen, voelt u zich overal rot of alleen thuis. De eigen visie op de klacht is ook
zeer belangrijk om te weten, heeft de patiënt door wat er gaande is?
- Exploratie is het vragen naar subjectieve psychische symptomen.
