Minisamenvatting M&T
Doel = kennis van kwantitatief onderzoek, empirische-analytische benadering
Leerdoelen
- Kennis en begrip van theoretische aspecten van kwantitatief onderzoek in de sociale wetenschappen
- Kennis en begrip van belangrijkste theoretische aspecten van effectonderzoek in de gedragswetenschappen
Wetenschap = systematische theorievorming
- Gaat om systematische kennisvermeerdering
- Vorming van theorieën om werkelijkheid te beschrijven, verklaren, voorspellen
- Verschijnselen in de werkelijkheid en kennis daarover
- Systematische benadering: repliceerbaar, toetsbare uitspraken, controleerbaar
- Voortbouwen op werk van de ander (=cumulatief)
Empirie = werkelijkheid die je kunt ervaren/wat je kunt waarnemen. Bij beide benaderingen doe je onderzoek naar empirie.
Bij de ene analytisch (kwantitatief) en bij de ander interpretatief (kwalitatief). Beiden empirisch en daarmee wetenschappelijk.
Theorie = samenhangend stelsel van uitspraken waarmee empirische wetmatigheden beschreven, verklaard of voorspeld kunnen worden.
1. Observatie: kijken, verzamelen empirisch
Typen onderzoek materiaal.
1. Fundamenteel-wetenschappelijk
a. Voor kennisproblemen 2. Inductie: wetenschapper denkt na over
theorieën die al wel bekend zijn over dit
b. Doel = kennisprobleem oplossen. Ontwikkelen van kennis en theorie vormen/toetsen. fenomeen. Dan kom je bij theorie → welke
Een kennisprobleem lossen we op door empirische cyclus (De Groot, 1965) te volgen → theorieën bestaan al (theorie globaal/algemeen)
2. Praktijkgericht OZvraag + hypothesen opstellen
a. Voor praktijkproblemen
3. Deductie: uit de theorie toetsbare hypotheses
b. Doel = kennis genereren zodat anderen het probleem kunnen oplossen afleiden. Je verzamelt data. (Theorie toetsbaar,
specifiek die je wilt toetsen)
Twee benaderingswijzen (op de sociale wetenschap)
1. Empirisch analytische benadering 4. Toetsing: je toetst de hypothese adhv de
gevonden data. Daarna volgt dataverzameling.
a. Vooral kwantitatief onderzoek
b. Sociale wetenschap op dezelfde manier bekijken als natuurwetenschappen. Dus: experimenten opzetten en 5. Evaluatie
op basis daarvan theorieën gaan toetsen.
2. Empirisch interpretatieve benadering Inzoomend op dedictie, toetsen van de hypothesen:
Deductief-nomologisch model (Hempel, 1965)
a. Vooral kwalitatief onderzoek = specifieke uitspraken fleiden uit algemene uitspraken over
b. Meer inzicht krijgen in ervaringen en meningen van anderen. de empirische werkelijkheid. → theorie (wetmatigheden
met goed gedefinieerde begrippen) & aannames. Hieruit
Verschil kwantitatief en kwalitatief onderzoek = volgen logisch toetsbare hypotheses!
- Kwantitatief = resultaten in cijfers/getallen. Verifiëren = bevestigen
- Kwalitatief = resultaten in woorden Falsificeren = tegenspreken
Beiden leggen in de empirische cyclus de nadruk op verschillende fases:
Kwantitatief richt zich op toetsen van theorieën
Kwalitatief richt zich op ontwikkelen van theorieën
,Nu inzoomend op het zelf opzetten van een onderzoek
Probleemstelling in onderzoeksplan
Je start je onderzoek met een onderzoeksplan. Belangrijkste is: WAT wil je weten? = je vraagstelling
- Fundamenteel (theoretisch) onderzoek richt zich op hiaten/tegenstrijdigheden in de wetenschappelijke kennis
- Praktijkgericht onderzoek (probleem komt van een opdrachtgever) richt zich op concretiseren van het (vage/globale) probleem en brengt huidige + gewenste situatie in kaart
En dan WAAROM wil je iets weten = je doelstelling van het onderzoek.
Is bedoeld om inzicht te krijgen in…/genereren van kennis. Je onderzoekt het probleem, niet direct om een oplossing aan te dragen. Relevantie kan theoretisch zijn, praktisch of beiden.
En dan het THEORETISCH RAAMWERK = vanuit welke theorie ga je het onderzoeken/wat is er al bekend. Dit geef je weer in een conceptueel model (= grafische weergave van hetgeen je
verwacht te vinden)
Dus: Goede kwantitatieve onderzoeksvragen
Probleemstelling, bestaat uit: Relevant en specifiek
- Wat wil je weten (=vraagstelling) - Sluit goed aan bij de probleem- en doelstelling
- Waarom wil je dit weten (=doelstelling) - Onderzoekbaar
- Welk theoretisch raamwerk (weergegeven in een conceptueel model) - Bevat belangrijkste kenmerken van het onderzoek
- Antwoord meer dan ‘ja/nee’ (oftewel: geen gesloten vragen)
Type globale vraagstellingen Tip: ‘In hoeverre…’
1. Beschrijvende vraagstellingen (situatie in kaart brengen)
2. Verklarende vraagstellingen (causaliteit, x veroorzaakt y) Op Vermijden:
Op zoek naar verklarende x - Waarom-vragen
3. Voorspellende vraagstellingen (causaliteit) - Hoe komt het-vragen
Op zoek naar gevolg y - Hoe kunnen we-vragen
- Normatieve (sturende)/ethische/esthetische vragen
Nu inzoomen op het HOE je het dan gaat aanpakken:
Typen kwantitatieve vragen
Onderzoekseenheden en -kenmerken - Frequentievragen (Hoeveel.. Hoe vaak..)
Onderzoekseenheden = op wie/wat heeft de onderzoeksvraag betrekking? - Verschilvragen (Groepen, voor-na, in welke mate verschil..)
Onderzoekskenmerken = wat ga je meten bij de onderzoekseenheden/respondenten? - Samenhangvragen (In hoeverre is er samenhang tussen .. en ..?
Deze moeten terugkomen in je onderzoeksvraag!
Operationaliseren = variabele omzetten naar meetbare term
Concept = eenvoudig kenmerk (1 variabele)
Construct = ingewikkeld kenmerk (meerdere variabelen samengenomen)
Elke variabele heeft een meetniveau (nominaal, ordinaal, interval en ratio)
2
, Conceptueel model = weergave van de relaties tussen de kenmerken
Theoretisch raamwerk → conceptueel model → statistisch model Conceptueel model geeft de concepten weer die je onderzoekt en welke verbanden
- Opgebouwd uit alle kenmerken van de onderzoeksvragen hiertussen zitten. Het is een brug tussen de theorie en hetgeen je statistisch onderzoekt.
- Geen onderzoekseenheden Het is een visuele weergave van hetgeen je verwacht te vinden.
- Geen waarde/score van kenmerk
Type kenmerken:
Directe kenmerken
- Y (afhankelijke kenmerken)
- X (onafhankelijke kenmerken)
Indirecte kenmerken
- Derde variabele (onafhankelijke controle kenmerken)
o Mediator = kenmerk die van invloed is op het verband tussen 2 kenmerken
o Moderator = een alternatieve verklaring voor de hoofdverklaring
o Confounder (potentieel verstorend kenmerk)
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Anne1987. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.