Hoofdstuk 14: verpleegkundige zorg direct naar de bevalling
Observatie kraamvrouw
Observatie tussen baby en ouders; Contact tussen moeder en kind, emoties van ouders en hechting.
Verder doe je nog observatie en lichamelijke verzorging van de kraamvrouw.
- Je bekijkt de stand van de van de uterus. Van belang is dat de vrouw goed is uitgeplast. Het is van
belang zodat de baarmoeder goed kan samentrekken. De stand van de uterus is 2 vingers onder
de navel. Ook kijk je naar de mate van contractie.
Er is namelijk een kans op een nabloeding als de baarmoeder niet samentrekt. Er is een grote
wond en als de baarmoeder niet samentrekt blijft de wond open staan.
Dit heeft een fluxus post partum (> 1000 ml bloed) de mogelijke oorzaken kunnen zijn:
o Volle blaas, achtergebleven stuk placenta, uterusruptuur of een cervixruptuur.
- Temperatuur en pols
- Lichamelijke verzorging
- Beschuit met muisjes.
, Observatie pasgeborene
De belangrijkste observatie die je bij het kind doet doe je na dat je het kind even bij de moeder heeft
gelegen. De volgende observatie worden er gedaan.
- APGAR-score, dit wordt in de eerste, vijfde en tiende minuut na de bevalling bepaald. Dit is een
score om de conditie van de baby te bepalen. Bij een normale gezonde baby is het na een min
een score tussen 7 en 9 en na vijf minuten 10.
De beoordeling bestaat uit vijf onderdelen: de snelheid van het hart, de manier van ademhalen,
spierspanning, de huidskleur en de reacties op prikkels.
- Ademhaling, evt. uitzuigen
- Misselijkheid, leg de baby op de zij. In overleg kun je afspreken het maagje te spoelen.
- Temperatuur en pols; Baby wordt nat geboren en een omgeving die 10 graden kouder is.
Afkoeling gebeurt sneller door meer huidoppervlakte dan gewicht. Pols van een baby ligt tussen
120 en 140.
- Schedel; de openingen in de schedel zijn de fontanellen. Tijdens de geboorte verschuiven ze dit
heet moulage. De kleine fontanel groeit in 2 maanden dicht en de grote naar twee jaar.
- Huid; blauwig, een afsluiting van ademhalingswegen
Bleekwit; Het niet goed functioneren van het ademhalings- en circulatie wegen.
Grauw; een infectie
Geel; geelzucht, dit komt door onvoldoende rijpheid van de lever.
- Geslachtsorganen; kunnen opgezwollen zijn bij de bevalling, met name bij stuit ligging
- Gewicht, lengte en vit k; vitamine K is nodig voor de bloedstolling, dit wordt na geborte oraal
gegeven en daarna via flesvoeding. Als ze borstvoeding krijgen, krijgt de baby dit via druppels
extra toegediend. Vitamine K zit namelijk niet in borstvoeding.
- Navelwond
- Ogen, oren en reuk
- Voeding; binnen een uur na de bevalling leg je de baby aan de borst.
- Urine en ontlasting; De eerste ontlasting noemen we meconium. Deze ontlasting bestaat uit
weefsels- en huidcelllen, darmsappen, vruchtwater, huidsmeer, donshaartjes en galstoffen.
- Reflexen; grijpreflex, Babinski-reflex(spreiden van tenen), moro-reflex (strekken van armen bij
vallen), loop en opstapreflex, zoekrelflex en hap- slikreflex.
Begrippen
APGAR-score = beoordeling van de conditie van een pasgeborene. De test beoordeelt hartwerking,
ademhaling, spiertonus, reflexreactie en kleur van de baby. (appearance, pulse, girmace, activity en
respiration).
Fontanellen = opening tussen schedelbeenderen boven op het hoofd van de pasgeborene
Meconium = eerste ontlasting
Hoofdstuk 16; verpleegkundige zorg tijdens de kraamperiode
De postnatale periode
De postnatale periode is de eerste zes weken waarin het lichaam van de vrouw zich herstelt, ook wel
ontzwangeren. De eerste acht dagen noemen we de kraamperiode. Je kunt de kraamzorg in het
ziekenhuis krijgen maar alleen op indicatie. Verder kan het ook in een kraamzorghotel of thuis.