Toetsmatrijs
Integrale kennistoets periode 2
Opleiding HBO-verpleegkunde (bachelor of nursing) Code toets: VBS3-16
Studiejaar: 2019-2020 Toetsvorm: Korte casustoets;
MC toets met 4 antwoorden
Periode: 2 Aantal MC vragen: 44 (17 MB, 13 BS, 7 VV, 7 KR)
Onderwijseenheid: Beroepssituaties 3 Normering/cesuur: Cohen Schotanus
Osiriscode: VBS3-16 Toetsmatrijs opgesteld door: Ria Havekes
Cohort: 2019-2020 Datum: Maart 2016
Aantal EC 3 Revisiedatum: Oktober 2019 Marcelle Rittershaus en Marcella van
Dorst
Toetsdoelen Komt aan de orde in*: Weging (%)**
De student: Kennis Feiten Inzicht Kennis toepassen Weging
Begrip
1. Kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek BS3/KR x 1
gesteld/gedaan kunnen worden in de anamnese gericht
op het domeinen voeding
2. Kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek BS3/KR x 1
gesteld/gedaan kunnen worden in de anamnese gericht
op het domeinen welbevinden
3. Kan een risico-inschatting/ vroegsignalering maken op het BS3/KR x 1
domein voeding
4. Kan benoemen wat de onderstaande NANDA- BS3/KR x 3
diagnoses inhouden: •Voedingsteveel
•Risico op instabiele bloedsuikerwaarden
•Sociaal isolement
5. Kan de 11 gezondheidspatronen van Gordon benoemen BS3/KR x 1
,6. Kan de aandachtspunten tijdens BS3/COVA x 1
anamnese/opnamegesprek benoemen
7. Kan uitleggen wat de richtlijnen zijn voor een professionele BS3/COVA x 1
rapportage.
8. Kan uitleggen wat de vitale parameters zijn en op welke BS3/VTV x 1
wijze deze met elkaar samenhangen
9. Kan uitleggen hoe de vitale parameters tot stand komen BS3/VTV x 2
en door welke oorzaken deze kunnen veranderen
10. Kan de voordelen uitleggen van het hanteren van een BS3/VTV en COVA x 1
methodiek gedurende de verpleegkundige overdracht
11. Kan de stappen in het geven van instructie/voorlichting BS3/COVA x 1
benoemen
12. Kan de anatomie en fysiologie van het BS3/MB x 3
spijsverteringskanaal beschrijven, met inbegrip van het
slikken, braken en de stofwisselingsprocessen op celniveau
(vet- eiwit en suikerstofwisseling)
13. Kan de richtlijnen voor een gezonde voeding toepassen, BS3/MB x 2
benoemen welke verschillende voedingsstoffen hiertoe
behoren en welke functies deze voedingstoffen hebben
14. Kan de fysiologische processen (energiebalans), BS3/MB x 4
risicofactoren, prognose, behandelingen zoals bariatrische
chirurgie en complicaties (waaronder de cardio metabole
risico's) beschrijven en verklaren van overgewicht en
obesitas
15. Kent de anatomie en fysiologie van het hormoonstelsel en BS3/MB x 1
kan de overeenkomsten en verschillen tussen het
hormoonstelsel en het zenuwstelsel, en het doel van hun
samenwerking uitleggen
16. Kan het algemene concept van een regelkring (feedback) BS3/MB x 1
, uitleggen met behulp van het
hypofysehypothalamussysteem
17. Kan een overzicht geven van de belangrijkste BS3/MB x 1
weefselhormonen en hun werking en de werking van de
negen hormonen afgegeven door de hypofyse benoemen
18. Kan de volgende onderwerpen uitleggen: handhaving BS3/MB x 1
van de calcium balans, functie van de epifyse en
melatonine, functie van de schildklier en
schildklierhormonen, effecten van aldosteron- en
glucocorticoïden productie, hormonale stressreactie
19. Kan de definitie, symptomen, complicaties en behandeling BS3/MB x 2
van hyper- en hypothyreoïdie, de ziekte van Graves, de
ziekte van Hashimoto, hyper- en hypoparathyreoïdie,
groeihormoonstoornissen, het syndroom van Addison en het
syndroom van Cushing benoemen en verklaren
20. Kan de belangrijkste kenmerken benoemen van de BS3/MB x 2
puberteit, in het bijzonder de (hormonale) veranderingen
21. Heeft kennis van zelfmanagement en copingsstrategieen BS3/Zelfman x 1
en kan de relatie tussen zelfmanagement en coping
strategieën benoemen
22. Kent benaderingen van de zorg die het zelfmanagement BS3/Zelfman x 1
bevorderen en kent de fasen in het versterken van
zelfmanagement
23. Kan het doel en de methodiek van EBP uitleggen, inclusief BS3/EBP x 1
de essentie van de 5 stappen, kan de fasen van het
onderzoeksproces benoemen.
24. Kan de onderstaande begrippen beschrijven: BS3/EBP x 1
• validiteit
• betrouwbaarheid
• bruikbaarheid.
25. Kan een omschrijving geven van de volgende begrippen: BS3/Preventie x 1
,Preventie, epidemiologie, prevalentie en
incidentie, vroegsignalering en risicobeoordeling
26. Kan verschillende analysemodellen voor leefstijl en BS3/Prev x 1
gezondheid benoemen en uitleggen
27. Kan demografische en epidemiologische gegevens vinden BS3/Prev x 1
en interpreteren in relatie tot een doelgroep en
(mogelijke) gezondheidsprobleem
28. Kan uitleggen wat de relatie is tussen preventie en GVO BS3/Prev x 1
29. Kan determinanten van (on)gezondheid en (on)gezond BS3/GVO x 1
gedrag beschrijven met behulp van een passend model
30. kan voorbeelden geven van de verschillende vormen van BS3/GVO x 1
gezondheidsbescherming en preventie;
31. Herkent en onderscheidt opvattingen over BS3/GVO x 1
gezondheid , relevante modellen en indicatoren om
gezondheid en gezondheidsgedrag in kaart te
brengen;
32. De student verklaart vanuit verschillende psychologische BS3/Psych x 1
perspectieven rondom leren, geheugen, emoties en
motivatie het gedrag van mensen.
33. Kan vanuit verschillende theorieën verklaren, hoe BS3/Psych x 1
gedragsverandering plaats vindt.
44toetsvragen
,1. Kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden in de anamnese gericht op het domein voeding.
- Beschrijf je normale dagelijkse eten (soort en hoeveelheden). Vermeld ook de tussendoortjes.
- Hoeveel drink je onder normale omstandigheden dagelijks (soorten en hoeveelheden).
- (hoeveel) neemt je gewicht toe of af? Schommelt je gewicht?
- Is je lengte toegenomen zo ja, hoeveel?
- Hoe groot is je eetlust?
- Heb je problemen met eten of voedsel?
- Heb je slikklachten?
- Volg je een dieet?
- Genezen wondjes goed of slecht?
- Heb je huidproblemen?
- Heb je problemen met je gebit?
Observeren: kijken of de persoon er stevig/fors uit ziet of juist heel mager/dun.
Lichamelijk onderzoek:
- Gewicht wegen
- Lengte meten
- Darm onderzoek
- Bloeddruk
2. Kan benoemen welke vragen lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden in de anamnese gericht op welbevinden.
- Hoe is je gezondheid in het algemeen?
- Ben je het afgelopen jaar verkouden geweest? Zo ja, heb je je toen ziek gemeld?
- Wat zijn de belangrijkste dingen die je doet om gezond te blijven? Denk je dat ze iets uitmaken?
- Rook je, gebruik je drugs? Wanneer heb je voor het laatst alcohol gedronken en hoeveel?
- Heb je ongevallen gehad? (thuis, op school en/of in het verkeer)
- Volg je altijd de voorschriften van de huisarts op?
- Indien van toepassing: wat is volgens jou de oorzaak van je ziekte? Wat heb je gedaan na de eerste klachten? Met welk resultaat?
Observatie: ziet de patiënt er somber uit/welke gezichtsuitdrukkingen zijn er te zien?
Lichamelijk onderzoek:
- De vitale parameters meten
3. Kan een risico-inschatting/ vroegsignalering maken op het domein voeding
Voor het signaleren van overgewicht wordt er rekening gehouden met groei en ontwikkeling. Dit wordt gedaan met het meten van de BMI:
, Ondergewicht: bmi -> lager dan 18,5
Gezond gewicht: bmi -> 18,5 – 25
Overgewicht: bmi -> 25- 30
Obesitas: bmi -> hoger dan 30
4. Kan benoemen wat de onderstaande NANDA-diagnoses inhouden: voedingsteveel, risico op instabiele bloedsuikerwaarden, sociaal isolement.
Voedingsteveel: grotere energie opname dan energiegebruik
Risico op instabiele bloedglucosewaarden: verhoogde kans op variatie in bloedglucose waarden buiten de normaalwaarden, met mogelijk
schadelijke gevolgen voor de gezondheid.
Risicofactoren:
- Bovenmatige stress
- Dagelijkse lichaamsbeweging is minder dan voor leeftijd en geslacht is aanbevolen.
- Extreem gewichtsverlies
- Extreme gewichtstoename
- Ineffectief medicatiemanagement
- Onvoldoende kennis over beïnvloedbare factoren, ziektemanagement
- Onvoldoende monitoren van bloedglucose waarden
- Therapieontrouw aan behandelplan voor diabetes
Sociaal isolement: gevoel van alleen zijn dat volgens de betrokkene is opgelegd door anderen en als negatief of bedreigend wordt ervaren.
Kenmerken:
- Afwezigheid van sociaal netwerk
- Beperkende aandoening
- Betekenisloze handelingen
- Culturele incongruentie
- Deel uitmaken van subcultuur
- Doelloosheid
- Dooranderen opgelegde eenzaamheid
- Onvermogen aan der verwachtingen van anderen te voldoen
- Onzekerheid in het openbaar
- Preoccupatie met de eigen gedachten