Tentamen organisatietheorie
College 1: organisatiemodel
Zijn organisaties nog belangrijk?
Door technologie mensen worden zelfsturend idee van een organisatie kan verdwijnen:
- meer thuiswerken
- meer zzp’ers
- platformeconomie = vraag en aanbod worden met elkaar verbonden door algoritmes via een
digitale markt
Wat is een organisatie?
Organisatie = een sociale eenheid van mensen die met elkaar in interactie gaan om een
gemeenschappelijk doel te verwezenlijken (in termen van producten/diensten).
Bijeffecten:
- positief = via zoom mensen uit sociale isolatie halen
- negatief = burn-out door werk
4 interacties (basisactiviteiten)
Iedere organisatie, voert alle 4 de activiteiten uit.
1) primaire processen = taken die uitgevoerd moeten worden om de invoer om te zetten naar
uitvoer, taken die ermee te maken hebben waarom je als bedrijf bestaat
2) operationeel regelen = het omgaan met problemen in het primaire proces, zodat he tproces verder
kan worden doorgezet (geen vertraging oplopen), bijvoorbeeld: ik kan zelf de lamp vervangen in de
kamers van de patiënten, ik hoef niet te wachten op de technische dienst
3) stellen van doelen = de opmaak van doelen voor het primaire proces (eisen, bijeffecten, type,
kwaliteit, kwantiteit) Bijvoorbeeld: wat wenst de omgeving, moeten we hiervoor andere taken
uitvoeren?
4) zorgen dat doelen gerealiseerd kunnen worden = infrastructurele voorwaarden (zoals technologie,
structuur en HR) aanpassen wat leidt tot een betere uitvoering van de 3 activiteiten. Bijvoorbeeld:
ander type mensen aannemen, zelfsturende teams
Interactiepremissen = welke voorwaarden moeten vervuld worden, zodat de interacties uitgevoerd
kunnen worden
,1) structuur
Structuur = de manier waarop taken zijn gedefinieerd en t.o.v. elkaar zijn gekoppeld
Taak = wie moet wat doen m.b.v. welke middelen
Structuur bevat 2 aspecten:
- hiërarchie = de wijze waarop beslissingen worden gemaakt
- specialisatie = uitvoerende taken zijn opgesplitst
De combinatie hiervan is een bureaucratie.
Specialisatie volgens Smith = splitsing van de uitvoering onder toezicht van de chef
Scientific Management Taylor = scheiding van denken en doen, standaardisatie van werktijd en
werkmethode, team-coachen
2) technologie
- de keuzes die gemaakt worden door de organisatie en invloed hebben op de wijze hoe een
product/dient wordt gemaakt
- de technologie bepaald welke uitvoerende taken nog door de mens worden uitgevoerd
3) HR
- kennis/vaardigheden/motivatie van het personeel
Door: kennis, vaardigheden, motivatie
4) cultuur
= geheel van normen/waarden/verwachtingen dat gedrag stuurt, informeel, gedeeld door mensen
De invloed van interacties op cultuur:
Met zijn vieren een bedrijf opstarten, informele cultuur, vergaderingen in het café, waardoor er een
bepaalde cultuur ontstaat. Wanneer je bedrijf groeit, blijft de cultuur informeel.
5) omgeving
- trends en ontwikkelingen: economische, technologische, sociaal-maatschappelijke
- belanghebbenden
- eigenschappen: dynamiek (snel veranderend) en complexiteit (bv. kleine leveranciers, specifieke
vraag)
,College 2: Cornelissen et al.
Theorie en organisatie
Organa = instrument/tool voor een specifiek doel
Organon = hetgeen waarmee je werkt
Theorie = gepraktiseerd door theoroi
- ondernemen van reizen buiten de stadsstaat
- bijwonen van evenementen en verkrijgen van ervaringen
- terugkomen – met ervaringen als middel – als een ander persoon
Theoretiseren over organisatie (Cornelissen)
Door theorie ontstaat:
- onderzoekers kunnen met elkaar praten
- grenzen verleggen wetenschappelijke vooruitgang
- verbondenheid en identiteit
- maken van informed kwowledge claims niet zomaar wat zeggen, maar onderbouwen met
theorie
Stappen van theoretiseren:
1) fenomeen waarin je geïnteresseerd bent
2) concepten = resource om onderwerpen te benoemen en in een kader te plaatsen (framing)
3) organisatie = het, gebruikmakend van concepten, verklaren, begrijpen of waarderen van een
fenomeen
Verschillende vormen van theoretiseren (Cornelissen)
Verklarende vormen van theoretiseren:
- gaan uit van 1 werkelijkheid die onafhankelijk te bestuderen is
- gericht op causale relaties en uitkomsten
- de uitkomst zijn hypothesen
Interpretatieve vormen van theoretiseren:
- gaan uit van de werkelijkheid als een subjectieve sociale constructie (constant in verandering en
nooit los van eigen perceptie te analyseren)
- gericht op het laten zien van hoe en waarom bepaalde sociale betekenissen en acties worden
gevormd
Emancipatoire vormen van theoretiseren:
- meer normatief: gaat uit van politieke beperkingen met als gevolg ongelijkheid in organisaties
aanpakken
- gericht op het laten zien en ter discussie stellen van – vaak verborgen – structures of domination en
hoe zij beperkend zijn voor organisaties
, College 3: structuur
Definitie structuur
Structuur = manier waarop taken zijn gedefinieerd en t.o.v. elkaar zijn gekoppeld
Taak = wie moet wat doen m.b.v. welke middelen
Twee deelaspecten:
1) specialisatie = taken uit het primaire proces worden verdeeld en gedefinieerd in kleine deeltaken
Ordenen via:
- functioneel (bewerkingsgericht) = ieder team is verantwoordelijk voor 1 taak. Extreme vorm is
lijnstructuur (= de producten volgens steeds dezelfde volgorde)
- product- of ordergebonden = ieder team is verantwoordelijk voor 1 product/order
2) hiërarchie = gaat over het maken van beslissingen en wie beslist
Beslissingen over:
- verwachte beslissingen: makkelijk, dagelijkse beslissingen
- onverwachte beslissingen: nieuw, complex, voor genomen door een leidinggevende
Macht = het structureren van mechanismen, processen en maatregelen die, niet altijd met succes,
trachten te bewerkstelligen dat mensen handelen op een manier die overeenkomt met de intentie
van het hogere management, zoals die wordt gecommuniceerd via diverse middelen: instructies,
documenten, websites, acties (macht door de positie die een persoon heeft)
Autoriteit = opvolgen bevelen door een groep van mensen, toestemming van werknemers (autoriteit
door charisma van een persoon)
Legitieme autoriteit = algemene perceptie of veronderstelling dat de acties van een entiteit
wenselijk, gepast of gepast zijn binnen een sociaal systeem (aangeduid met tekens/symbolen)
Manager beslist over:
- strategische beslissingen
- te ondernemen acties hiervoor
- controlevormen om acties te evalueren
Type structuren:
- formele structuur = hoe ziet de organisatie eruit: taakverdeling, wie is leidinggevende
- informele structuur = bv. iedereen luistert naar een persoon die al 20 jaar in de organisatie werkt,
terwijl hij geen leidinggevende functie heeft
Historische achtergrond van structuur
Taylor:
- scientific management: management als ware wetenschap, standaardisatie van werktijd en
methode
- time and motion studies
- division of labour: scheiding denken en doen
- organisatiestructuur: kleine taak, geen autonomie, simpel en saai werk
- hogere lonen ter compensatie
Ford:
- opdelen primaire proces gestandaardiseerde lopende band
- vast en gespecialiseerd takenpakket
- taken en rollen zijn geformaliseerd (hierdoor mensen snel vervangbaar)