Hoorcolleges indirecte belastingen
Hoorcollege 1 inleiding
Onderwerpen
• Omzetbelasting (btw, belasting over de toegevoegde waarde)
• Overdrachtsbelasting
• Invoerrechten en accijnzen
• Toezicht (Horizontaal toezicht, TCF, inzet technologie)
• Fraude en fraudebestrijding, gegevensuitwisseling
Arresten en uitspraken die niet in vakbeschrijving zijn genoemd, maar wel op colleges zijn behandeld
zijn ook onderdeel van het studiemateriaal.
Oefententamens zijn nog steeds relevant, maar de nadruk ligt nu op andere onderdelen t.o.v. vorige
jaren.
Stelling 1
• Het Hof van Justitie van de Europese Unie beslist uiteindelijk de uitkomst van belastingzaken
o HvJ doet alleen unirechtelijke begrippen uitleggen. Dus niet zeggen wie gelijk heeft.
Ze geven alleen wat handvaten die nodig zijn om tot een goede uitspraak te komen.
Stelling 2
• Btw-vrijstellingen leiden tot kostenverlaging
o Probleem van vrijstellingen is geen aftrek aan kosten kant. Kosten btw kunnen niet
worden afgetrokken.
Stelling 3
• Als ik betaal voor een download van een in het buitenland gevestigde provider, zit daar geen
Nederlandse btw op
o Btw-belasting op consumptie. Deze zijn belast waar de consument zich bevindt dus
Nederlandse btw op.
Stelling 4
• Er zit geen btw op bijvoorbeeld benzine en alcoholische dranken – daar worden al accijnzen
over geheven
o Zit wel btw op.
Stelling 5
• Nederlandse ondernemers (met aftrekrecht) die Nederlandse en buitenlandse btw in
rekening gebracht krijgen, kunnen deze in de Nederlandse btw-aangifte terugvragen
Stelling 6
• De btw-regels zijn op EU-niveau geregeld en daarom in alle EU landen gelijk (op de btw-
tarieven na)
o Het is richtlijn dus hoeven niet hetzelfde worden geïmplementeerd.
Stelling 7
• Een gepubliceerd besluit van de staatssecretaris van Financiën is ook maar een mening – dat
besluit hoeven ondernemers niet verplicht te volgen.
1
, o Belastingdienst moet besluiten volgen. Andere ondernemers kunnen afwijken, maar
belastingdienst volgt het dus je zou moeten procederen.
Stelling 8
• Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben terugwerkende kracht.
o Je kunt niet het arrest gebruiken om iets wat je eerder als standpunt hebt genomen
te wijzigen. Het is wel zo dat als je al een procedure zit dat je zelfde rechtsbegrippen
op zelfde manier moet gaan uitleggen. Formeel kun je er dus weinig mee.
1. Indirecte belastingen
a. Directe belastingen en indirecte belastingen. Wat is het verschil?
i. Wat is het verschil tussen een ‘directe’ en een ‘indirecte’ belasting?
ii. OECD (OESO):
1. DIRECT TAX -- Direct taxes are taxes imposed on income, capital
gains and net worth. Gift tax, death duties and property tax are also
considered direct taxes.
INDIRECT TAX -- Tax imposed on certain transactions, goods or
events. Examples include VAT, sales tax, excise duties, stamp duty,
services tax, registration duty and transaction tax.
iii. Ook: directe belastingen betalen degenen op wie deze drukt meteen aan de
staat, bij indirecte belastingen zit er een ‘onbezoldigde ontvanger’ tussen.
iv. Indirecte belastingen op transacties en direct op winst. Of indirecte
belastingen drukken op de eindgebruiker, maar je betaalt niet direct aan de
fiscus. Dat maakt de btw wat frustrerend voor de ondernemers. Door de hele
keten heen zitten ze met administratie zodat uiteindelijk de belastingdienst
verkrijgt. Als je het fout doet krijg je wel een boete.
v. MinFin:
vi. Overzicht directe belastingen
1. Belasting die u zelf afdraagt aan de belasting zijn directe belastingen.
Bijvoorbeeld de inkomstenbelasting. Directe belastingen betaalt u
over uw inkomen, winst en vermogen.
Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting,
Erfbelasting, Schenkbelasting, Kansspelbelasting, Vermogensrendementsheffing
vii. Overzicht indirecte belastingen
1. Als iemand anders belastingen betaalt aan de Belastingdienst, zijn dit
indirecte belastingen. Die belasting is verwerkt in de prijs van
producten en diensten. Daarom heet deze belasting ook wel
kostprijsverhogende belasting. Accijns is een voorbeeld van een
indirecte belasting. Zoals alcoholaccijns en tabaksaccijns.
2. Omzetbelasting (btw), Accijns, Belastingen op personenauto's motorrijwielen (bpm),
Motorrijtuigenbelasting (mrb), Belasting zware motorrijtuigen (bzm), Overdrachtsbelasting,
Assurantiebelasting, Verhuurderheffing, Bankenbelasting, Milieubelasting, Invoerbelasting,
Uitvoeraangifte
viii. Niet alle indirecte belastingen behandelen.
ix. Verdragsbescherming heb je niet op indirecte belastingen, manier waarop je
procedeert kan tussen landen ook verschillen en ook binnen landen. Italië
heeft digitale diensten belasting en die heeft gezegd dat is een indirecte
belasting.
2. Nationaal en internationaal
a. Europese (EU) Grondslag
2
, i.
b. Alle EU-landen zijn gebonden aan de Btw-richtlijn
i. Doel harmonisatie:
1. Gelijke heffing op binnenlandse en ingevoerde producten
(neutraliteit)
ii. Zijn de btw-stelsels gelijk? Nee... Lidstaten hebben bepaalde vrijheden:
1. Btw-richtlijn bevat “kan-bepalingen” (regeling die lidstaten mogen
invoeren) bijv. fiscale eenheid
2. Btw-richtlijn bevat overgangsmaatregelen in NL het BUA
3. Interpretatieverschillen
iii. Alle landen zijn gebonden aan die richtlijn, dus niet iets wat landen richting
geeft hoe ze indirecte belastingen kunnen inkleden. Lidstaten moeten
implementeren. Richtlijn moet geïmplementeerd worden voordat hij kan
toegepast kan worden, dit komt omdat aan belastingwetgeving heel veel
nationale componenten zitten bijv. invorderingswet en AWR. De meeste
landen kennen dat soort formeel rechtelijke dingen en daarom zegt EU wat
moet gebeuren, maar moet worden omgezet in nationale wetgeving. Dus
weinig vrijblijvends er zit wel iets vrijblijvends in namelijk ‘kan’ bepalingen.
Bijvoorbeeld fiscale eenheid dat bestaat in sommigen landen niet. Een aantal
landen kenden vrij vergelijkbaar systeem voor dit systeem. In Nederlandse
wet hebben we sub onderdeel art. 16 en art. 16a van de wet. Als je aan
relaties en werknemers goederen of diensten ter beschikking stelt voor meer
dan een bepaald gedrag dan niet aftrekbaar want dan kunnen we
consumptie niet belasten. Nederland heeft dat nog uit de tijd voor de
implementatie en mogen we dat nog doen. Daarom wel cruciale verschillen.
Andere zit puur op interpretatie bijv. vaste inrichting. Het ene land kan het
anders invullen dan het andere land. Dan moet HvJ weer gaan uitleggen.
Daarom is HvJ ook zo belangrijk om verschillen zo klein mogelijk. We hebben
geen verdragen ter voorkoming van dubbele belastingen.
1.
c. Bronnen van EU-recht (relevant voor de btw)
3
, i.
ii. Verdrag is primaire recht. Verdrag zegt moeten vanuit EU regels krijgen.
Richtlijn is daar invulling van en richtlijn moet worden omgezet. Het doel wat
richtlijn beoogt te bereiken moet bereikt worden. Dit is anders dan
verordeningen. Verordeningen hebben directe of rechtstreekse werking. Een
verordening geeft in feiten weer hoe je met bepaalde begrippen moet
omgaan. Het is vaak een interpretatief stuk. Bijv. verordening hoe begrip FE
moet worden uitgelegd. Dit heeft directe/rechtstreekse werking. Explanatory
notes lijkt om memorie van toelichting. Geen formele rechtskracht, meer
interpretatief. Probleem is EU regelgeving wordt vaak aangepast, maar dat is
heel stroperig proces. Je moet namelijk unanimiteit zijn. Luxemburg heeft
bedongen dat zij een deel btw opbrengst krijgen van andere landen omdat
nu wordt belast waar consument zit en dus gingen grote bedrijven weg zoals
Amazon die daar zaten vanwege lage btw.
d. Bronnen van nationaal recht (relevant voor de btw)
i. Nederlandse regelgeving
1. Wet OB 1968
2. Tabel I voor verlaagd tarief
3. Tabel II voor 0%-tarief • Uitvoeringsbesluit OB 1968
ii. Uitvoeringsbeschikking OB 1968
iii. Besluit Uitsluiting Aftrek
iv. AWR, Inv, etc
v. Tabel 1 9%. Verschil tussen 0 en vrijstelling is dat bij 0% wel belast, maar
vrijstelling geen aftrek dus meer kosten die je moet door berekenen. Daarom
beter als je iets wilt stimuleren 0% dan vrijstelling.
e. Verbindendheid tav het resultaat
i. Strijd btw-richtlijn en nationale wet omzetbelasting
ii. HvJ 19 januari 1982, 8/81 (Ursula Becker):
1. Btw-richtlijn -> bemiddelen bij krediet vrijgesteld
2. Duitse wetgeving -> bemiddeling bij krediet belast
iii. HvJ: Resultaat bij onjuiste of niet-tijdige omzetting:
1. Belastingplichtige: keuze tussen nationale regeling en regeling uit
btw- richtlijn
2. Belastingdienst: nationale regeling, maar onjuiste implementatie
mag belastingplichtige niet worden tegengeworpen
iv. Als belastingplichtige moet je de wet kennen. Een bepaald percentage van
heffingsgrondslag de eigen middelen van de uni vormen. Dus een deel wordt
betaald uit btw grondslag ambtenaren. Heffingsgrondslag geeft beter
economische werkelijkheid neer ligt aan de verschillende tarieven. Dan geen
rekening met tariefdifferentitatie en vrijstellingen binnen landen etc.
v. In 1982 had Duitsland al lang moeten geimplementeerd hebben. Strijd met
btw-richtlijn. Onjuiste of niet tijdige omzetting. De belastingplichtige mag
dan kiezen. Die kan kiezen als richtlijn duidelijk is dan moet de lidstaat doen
4