Anatomie en fysiologie
Hoofdstuk 14
Structuur van de huid
De huid bedekt het hele lichaam en loopt door in de slijmvliezen die de
lichaamsopeningen bedekken. De huid:
- beschermt de onderliggende structuren tegen letsel en binnendringende
bacteriën
- bevat sensorische (somatische) zenuweinden voor pijn, temperatuur en
aanraking
- is betrokken bij de regulering van de lichaamstemperatuur
De huid is het grootste orgaan van het lichaam met een oppervlakte van 1.5 tot 2
m2, en omvat klieren, haar en nagels. Er zijn twee hoofdlagen te onderscheiden:
de epidermis (opperhuid) en de dermis (huid). De onderhuidse laag bestaat uit
areolair weefsel en adipeus (vet)weefsel. De epidermis bestaat uit meerlagig
verhoornend plaveiselepitheel, dat in dikte varieer in verschillende delen van
het lichaam. Het is op z’n dikst op handpalmen en voetzolen. Er zijn geen
bloedvaten of zenuwuiteinden, maar de diepere lagen liggen in interstitieel vocht
van de dermis, dat zuurstof en voedingsstoffen levert en wordt afgevoerd als
lymfe. De epidermis heeft diverse lagen cellen (strata). De diepst liggende is het
kiemepitheel, de buitenste is het stratum corneum, een dikke hoornachtige
laag. De cellen aan het oppervlak zijn plat, dun, kernloos en dood. Schilfers
waarin cytoplasma in vervangen door keratine. Deze cellen worden vervangen
door cellen uit de kiemlaag. Volledige vervanging van de epidermis duurt een
maand. Of de epidermis gezond blijft hangt af van:
- afschilvering van de cellen aan de oppervlakte
- effectieve verhoorning van de cellen die het oppervlak naderen
- doorlopende celdeling in de diepere lagen
Het epidermis is geribbeld door uitstekende papillen. Het patroon is bij iedereen
uniek (‘vingerafdruk’). Blaren ontstaan door een trauma die de dermis van de
epidermis scheidt en er vocht tussen beide lagen komt.
Huidskleur wordt beïnvloed door factoren. Melanine (donker pigment afgeleid
van tyrosine, afgescheiden door melanocyten) wordt opgenomen door
omliggende epitheelcellen. De hoeveelheid is genetisch bepaald en varieert. Het
aantal melanocyten is constant, dus de kleur hangt af van de hoeveelheid
afgescheiden melanine. Deze stof beschermt de huid tegen de schadelijke
effecten van zonlicht. Blootstelling aan zonlicht bevorderd de aanmaak van
melanine. Zuurstofsaturatie en hoeveelheid bloed in de dermis geven de witte
huid een roze kleur. Een overmatige hoeveelheid galpigmenten in het bloed en
caroteen in het onderhuids vet geven de huid een gelige kleur.
De dermis is taai en elastisch en wordt gevormd uit bindweefsel met een
matrix van collageenvezels doorvlochten met elastische weefsel. De
elastische vezels scheuren bij teveel rek en veroorzaken striae. Collageenvezels
houden water vast dat zorgt voor spankracht. Bij ouderdom neemt dit af en
ontstaan er rimpels. Fibroblasten, macrofagen en mestcellen komen het meeste
in de dermis voor. Structuren in de dermis zijn:
- bloedvaten
- lymfevaten
- sensorische zenuwen
- zweetklieren en afvoerbuisjes
- haren, haarspiertjes en talgklieren
1
, Arteriolen vormen een netwerk met capillaire vertakkingen die structuren
verzorgen. Lymfevaten zitten door de hele dermis heen.
Sensorische receptoren gevoelig voor aanraking, temperatuur, druk en pijn
liggen overal in de dermis. Prikkels activeren sensorische receptoren. De Pacinian
corpuscle is gevoelig voor diepe druk. Zenuwprikkels (sensorische receptoren)
worden via sensorische zenuwen overgebracht naar het ruggenmerg, en vandaar
naar de sens. cortex van de grote hersenen waar de sensatie wordt
weergenomen.
Sensorische receptor Prikkel
Lastlichaampje van Lichte druk
Meissner
Lichaampje van Vater- Zware druk
Pacini
Vrije zenuweinde Pijn
Zweetklieren komen het meeste voor in de handpalmen, voetzolen, oksels en
liezen en zijn ontstaan uit epitheelcellen. Klierlichamen liggen opgerold in het
onderhuids weefsel. Er zijn 2 soorten zweetklieren. De meeste voorkomende
eindigt in de opperhuid in poriën. Het zweet is doorzichtig, waterig en belangrijk
voor de regulering van de temperatuur. De tweede opent in de haarfollikels,
bijvoorbeeld in de axilla. Dit zweet wordt afgebroken door bacteriën en
veroorzaakt een onprettige geur, bijvoorbeeld de productie van oorsmeer.
Overmatig zweet kan leiden tot uitdroging en een tekort aan natriumchloride
Haren worden gevormd door groepen epidermiscellen die in de dermis of het
onderhuids weefsel groeien (haarzakjes of haarfollikels). Onderaan het
haarzakje zit een klompje cellen dat pipilla of haarbulbus wordt genoemd. De
cellen in de haarpapil vermenigvuldigen en worden omhooggeduwd, bij de
voedingsbron weg, sterven dan af en verhoornen. Het haar boven de huid is de
schacht en de rest de haarwortel. Wit haar is het gevolg van de vervanging van
melanine door kleine luchtbelletjes. Arrector pilorum: haarspiertjes (bundels
gladde spiervezels) die bij samentrekken de haren rechtop laten staan en de huid
omhoog laten komen (‘kippenvel’). Spieren worden geprikkeld door sympatische
zenuwprikkels als reactie op angst en kou.
Talgklieren bestaan uit secretoire epitheelcellen, afkomstig uit hetzelfde weefsel
als de haarzakjes. Zitten overal in de huid, behalve op handpalmen en voetzolen,
en scheiden een vettige stof af in de haarzakjes (sebrum (talg)). Ze zitten vooral
in de huid van de schedel, het gezicht, oksels en liezen. Waar oppervlakte
epitheel overgaat in ander oppervlakte epitheel (lippen, oogleden tepels etc.)
liggen talgklieren die hun talg direct op het oppervlak afscheiden. Talg houd de
huid zacht, soepel, waterbestendig en dient als bacterie- en schimmel dodend
middel.
Nagels zijn afkomstig uit dezelfde cellen als epidermis en haren, en bestaan uit
harde hoornige keratineplaten. De wortel van de nagel ligt ingebed in de huid en
wordt bedekt door de nagelriem, en is het halfronde bleke gebied dat de lunula
wordt genoemd. De nagelplaat is het blootliggende deel dat groeit uit het
nagelbed, de kiemzone van de epidermis.
Functies van de huid
2