HC 5
Datum : 21-11-22
Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Inhoud
1. Snelle herhaling: Erik Erikson – sociaal-emotionele ontwikkeling
2. Nieuw: Jean Piaget – cognitieve ontwikkeling
3. Nieuw: Mary Ainsworth - hechting
Erik Erikson, ontwikkelingsperspectief
Erik Erikson (1902-1994): neo-freudiaan, hoort dus ook bij de psychodynamische
visie.
Hij beschrijft de sociaal-emotionele ontwikkeling van mensen in 8 fasen:
Elke fase in de ontwikkeling (ook van je mede-student) kent specifieke
ontwikkelingstaken/uitdagingen.
Als je wilt weten wat voor persoon je voor je hebt, moet je een beeld hebben van de
wijze waarop voorgaande ontwikkelingstaken zijn ingevuld en voor welke
ontwikkelingstaak een persoon nu staat.
8 ontwikkelingsfasen met 8 kenmerkende ontwikkelingstaken
Fase 1: Baby (0 – 1,5): ontwikkelen van basisvertrouwen in zichzelf en anderen (of
niet: basiswantrouwen)
Fase 2: Peuter (1,5 – 3): ontwikkelen van zelfstandigheid/autonomie (of niet:
schaamte- en twijfelgevoelens)
Fase 3: Kleuter (3 – 6): ontwikkelen van initiatiefname (of niet: passiviteit/
schuldgevoel over gedrag)
Fase 4: Schoolkind (6 – 12): ontwikkelen tot samenwerkend en goed presterend
persoon (of niet: minderwaardigheid)
Fase 5: Adolescent (12 – 18): ontwikkelen van identiteit (of niet: rolverwarring)
Fase 6: Jongvolwassene (18 – 35): ontwikkelen van intimiteit (of niet: isolement)
Fase 7: Volwassene (35 – 55): ontwikkelen van generativiteit en openstaan voor
verandering (of niet: stagnatie, alleen met jezelf bezig - selfabsorption)
Fase 8: Oudere (55+): ontwikkelen van ego-integriteit (of niet: wanhoop)
Waarom pedagogische theorie Jean Piaget?
Jean Piaget (1896 – 1980):
Zag in intelligentietests steeds dezelfde fouten bij kinderen in verschillende
leeftijdsgroepen.
Om kinderen en volwassenen te begrijpen, is het nodig de “normale” cognitieve
ontwikkeling te herkennen:
welke redenering en ordening van de realiteit hoort bij welke
ontwikkelingsfase?
Wat mag je wel en niet verwachten van een kind van een bepaalde leeftijd?
Aansturen vs. Zelfsturend.
Als je weet in welke cognitieve ontwikkelingsfase een kind zich bevindt, kun je
daar je pedagogische begeleiding op afstemmen: aansturen vs. zelfsturen.
Daar kun je dan als SW-er straks op
-cliëntniveau (micro),
-team en organisatieniveau (meso)
,-en team overstijgend niveau, beleid (macro) rekening mee houden.
Cognitieve ontwikkeling vgs. Piaget
Zie Tabel 7.2
Cognitie =
‘het vermogen om kennis te verwerven door waarneming en vervolgens mentaal
verwerken van deze opgedane informatie door het denken’
Zie p.16
Cognitieve ontwikkeling =
‘Proces waarbij de manier van denken in de loop van de tijd verandert’.
Zie p.272
Proces van Assimilatie en Accommodatie
Denk-schema’s: mentale structuren die je ontwikkeld hebt voor de interpretatie van
concepten en gebeurtenissen.
Zie Fig. 7.3
Schema verdiepen, info aan een categorie wereldbeeld toevoegen = assimileren
Nieuw schema nodig, wereldbeeld verandert = accommodatie
Totale proces heet Adaptatie.
Voorbeeld:
‘‘D’ is ook een meisje uit groep 1-2. Ze is 5 jaar. Samen met haar gingen we kijken
naar twee gelijke rijtjes van vijf blokjes. Ze was ermee eens dat allebei de rijtje
evenveel blokjes had. Echter toen ik de blokjes van het achterste rijtje, verder uit
elkaar legde. Zei ze vol overtuiging dat het achterste rijtje meer was geworden.’’
Het voorbeeld hier boven heeft te maken met assimilatie en accommodatie. ‘D’
assimileert de ervaring van tellen van blokjes in haar bestaande schema: groter is
meer. Als ‘D’ later begrijpt dat het aantal blokjes gelijk blijft, is er sprake geweest van
accommodatie.
Filmpje begrip schema vs proces van assimilatie, accommodatie, adaptatie:
https://www.youtube.com/watch?v=BMc9TPwoVxQ
Cognitieve ontwikkeling verloopt volgens Piaget op universele wijze (bij bijna alle
mensen) volgens deze vier stadia/fasen:
1) sensori-motorische fase (0 tot 2 jaar, baby)
2) pre-operationele fase (2 tot 7 jaar, peuter en kleuter)
3) concreet-operationele fase (7 tot 12 jaar, schoolkind)
4) formeel-operationele fase (vanaf 12 jaar)
Daar waar de mentale leeftijd niet matcht met de kalenderleeftijd voor elke fase,
maar lager is, spreken we over een verstandelijke beperking.
Cognitieve ontwikkeling fase 1 sensori-motorisch
0-2 jaar oud:
Sensori-motorische fase: van reflex
naar reflectie:
de zintuigen en grove/fijne bewegingen
(motoriek)ontwikkelen zich steeds beter
(en dus ook de daarmee verwante
hersengebieden).
, Kind krijgt steeds beter beeld van de relatie tussen hemzelf en de omgeving
Exploreren!
Kennis ontwikkelt zich door motorisch handelen (doen/actie = kennis).
Vóór 6 maanden
Kind nog zeer gericht op het vervullen van eigen behoeften. Reflexmatige reacties.
Op dit ontwikkelingsniveau wordt nog geen onderscheid tussen zichzelf en omgeving
gemaakt.
Na zes maanden...
1) Er ontstaat langzaam objectpermanentie, mamma is nog ergens, maar niet bij
mij (scheidingsangst is normaal): eerder geen scheidingsangst als ze weg is (is
eigenlijk een eerste intelligentietest). Als mama verdwijnt en (gelukkig!) terugkomt als
ze kiekeboo speelt, leert het kind dat ‘weg zijn’ ok is.
2) En eenkennigheid/angst voor vreemden. Ouders zijn veilig……
Mary Ainsworth - over Hechting
Eerste 6 -24 maanden gevoeligste periode voor een veilige hechting, over en weer!
Maar is een levenslang proces.
Hechting = een duurzame gevoelsmatige (affectieve) relatie tussen het kind en
een of meer specifieke personen met wie het kind regelmatig omgaat.
(Ainsworth & Bell, 1970)
Doel = veiligheid want dit geeft zelfvertrouwen om de omgeving te exploreren.
Hoe sensitiever en responsiever de opvoedingsstijl, hoe groter de kans op veilige
gehechtheid bij het kind.
Gehechtheidsgedrag = elk gedrag dat zorgt dat iemand in de buurt komt of blijft die
beter kan omgaan met de eisen die de omstandigheden aan het kind stellen.
4 Hechtingsstijlen
Mary Ainsworth vond 4 hechtingsstijlen
Deze komen voort uit haar ‘vreemde-situatie-procedure’.
https://youtu.be/m_6rQk7jlrc
Mary Ainsworth vond 4 hechtingsstijlen
Van toepassing op de leeftijd van 12 maanden tot 20 maanden.
Boek Pag. 264
1. Veilige gehechtheid (normaal is o.a. verlatingsangst)
2. Onveilige gehechtheid
= vermijdend gevolg van consequent
insensitieve opvoedingsstijl
= ambivalent gevolg van grillige onvoorspelbare opvoedingsstijl
3. Gedesorganiseerd gehechtheid gevolg van angstaanjagende stijl,
stresserend zonder oplossing voor het kind
Hechtingsstijlen kunnen een levenlang veranderen, ze kunnen ook stoornissen op
latere leeftijd mede-verklaren.
https://youtu.be/WjOowWxOXCg voor meer voorbeelden van gevolgen.
Experiment
Bioloog Konrad Lorenz deed de eerste experimenten met ganzen, die net uit het ei,
hem als moeder beschouwden, en hem volgden vanuit het
imprintingsinstinct/hechtingsmechanisme.