100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Vragen en antwoorden van de leervragen van Neuropscychologie per hoorcollege €5,49
In winkelwagen

Overig

Vragen en antwoorden van de leervragen van Neuropscychologie per hoorcollege

 0 keer verkocht

De leervragen met antwoorden van Neuropsychologie per hoorcollege

Voorbeeld 4 van de 42  pagina's

  • 16 januari 2023
  • 42
  • 2022/2023
  • Overig
  • Onbekend
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (13)
avatar-seller
sophiem02
Hoorcollege 1:
Hoofdstuk 1:
1. Er staan twee dominante perspectieven over de functionele werking van het brein genoemd.
Beschrijf beide perspectieven: lokalistisch en holistisch (aggregate field theory).
a. Lokalistisch: hersengebieden zijn functioneel en structureel van elkaar te scheiden.
Een gebied is gespecialiseerd in een functie.
b. Holistisch: er zijn geen onafhankelijk functionerende gebieden. Het geheel ontleend
kenmerken aan de samenstellende delen
2. Franz Joseph Gall kwam met de term anatomische personologie. Geef aan tot wat voor
praktijken dit idee leidde. Is hier sprake van een lokalistische of een holistische benadering?
a. Anatomische personologie: voelen aan de schedel om de persoonlijkheid (meer
gebruikte hersengebieden) van een persoon te achterhalen.
b. Dit is een holistische benadering
3. Wat is een topografische organisatie van de cortex? Is hier sprake van een lokalistische of
een holistische benadering?
a. Topografische organisatie van de cortex: elk gebied is specifiek voor aansturing van
een ander ledemaat/functie
b. Dit is een lokalistische benadering.
4. Wie waren de eerste lokalisten?
a. John Hughlings Jackson
b. Paul Broca
5. Wat zag Broca bij zijn patiënt Tan? Hoe heet deze aandoening? Welk perspectief op de
werking van het brein kreeg hierdoor weer de overhand?
a. Patiënt Tan was wel in staat om taal te begrijpen, maar hij kon alleen maar “Tan”
zeggen. Er was een laesie in de linker hemisfeer inferior frontaal kwab.
b. Het lokalistische perspectief kreeg hierdoor weer de overhand
6. Brodmann introduceerde een breinkaart met nummers die nog steeds veel gebruikt wordt. Is
hier sprake van een lokalistische of een holistische benadering?
a. Lokalistische benadering: elk gebied heeft een andere functie
7. Met de ontdekking van de neuron en de synaps kwam ook het perspectief dat de interactie
tussen gebieden de basis vormt van gedrag. Zie ook de uitspraak van Claude Benard op blz.
11. Is hier sprake van een lokalistisch of holistisch perspectief?
a. Holistisch perspectief: de verschillende gebieden interacteren met elkaar, ze kunnen
niet los van elkaar functioneren
8. In college 1 (zie de slides) wordt het model van Luria besproken. Leg het model uit en geef
aan wat hij bedoelde met de “law of the hierarchical structure of the cortical zones” en de
“law of diminishing specificity of the hierarchically arranged cortical zones”. Is Luria een
aanhanger van de lokalistische of holistische benadering? Waarom is het model van Luria een
over simplificatie? Geef een voorbeeld wat het model niet ondersteund (slides college 1).
a. Model van Luria: complex gedrag is opgebouwd uit subelementen die geïntegreerd
worden.
b. Law of the hierarchical structure of the cortical zones: primair, secundair (unimodale
sensatie) en tertiair (multimodale sensatie)
c. Law of diminishing specificity of the hierarchically arranged cortical zones: primaire
gebieden zijn sterk gespecificeerd, hoe hoger je de hersenen in gaat, hoe minder
gespecificeerd de gebieden zijn (grotere receptieve velden?)

, d. Holistisch perspectief: gebieden werken samen.
9. Lees het deel over “The Instruments of Neuroscience” blz. 14-18, de technieken worden nog
uitgebreider besproken in college 2, zie de leervragen bij hoofdstuk 3.
10. Wat is het verschil tussen anatomische connectiviteit, functionele connectiviteit en effectieve
connectiviteit. Kun je ook al bedenken met welke breintechnieken je deze vormen kan
onderzoeken? (zie slides college 1)
a. Anatomische connectiviteit: een fysieke verbinding tussen twee hersengebieden
(zenuwvezels) DTI
b. Functionele connectiviteit: afhankelijkheid tussen neurale regio’s, de samenhang
tussen elementen in een systeem EEG
c. Effectieve connectiviteit: oorzaak-gevolg van de afhankelijkheid tussen de
gebieden TMS?
11. Hoe beïnvloedt men met neurorevalidatie technieken de (overgebleven) neurale netwerken?
(zie slides college 1)
a. Aspecifiek stimuleren: verreikte omgeving, algehele fitheid
b. Bottom-up (via omgeving): specifieke sensorische en motorische stimulatie
c. Top-down (via instructie): mentaal inbeelden, richten van aandacht
d. Breinstimulatie (TMS): bevrijden van inhibities

Hoofdstuk 2 – Deel 1:
1. Wat bedoelt men in het kader van de connectiviteit met de termen convergentie en
divergentie?
a. Convergentie: meerdere neuronen komen samen op 1 neuron
b. Divergentie: 1 neuron bindt aan meerdere neuronen
2. Wat is een neuraal circuit?
a. Een netwerk waarin hersengebieden of individuele neuronen de knooppunten zijn en
axonale verbindingen worden weergegeven door gerichte randen. Afferenten die
door interneuronen verbonden zijn aan efferenten.
3. Teken een lateraal plaatje van een brein (met ogen) geef aan wat anterior, posterior,
ventraal, dorsaal, superior, inferior, rostraal en caudaal is




4. Noem tenminste 2 functies van de hypothalamus.
a. Beheren van het circadiaanse ritme
b. Homeostase
5. Wat is grofweg de functie van de hippocampus (komt later uitgebreider aan de orde)?
a. Opslag van informatie in het geheugen, de ruimtelijke oriëntatie en het controleren
van gedrag dat van belang is voor de overleving
6. Noem 2 functies van de basale ganglia.
a. Motivatie en leren
b. Beloning-gebaseerd leren

,7. Teken een mediaal beeld van de cortex en teken het limbische systeem; geef aan waar de
volgende structuren liggen: hippocampus, cingulate gyrus, amygdala, hypothalamus, fornix.




8. Wat kan het functionele belang zijn van een breinorganisatie met gyri en sulci? Noem 2
punten.
a. Minder tijd nodig voor communicatie
b. Minder kans op fouten (want minder overdracht?)
9. Teken een plaatje van de cortex en geef de namen van de 4 hersenkwabben.




10. Brodmann introduceerde een breinkaart met nummers die nog steeds veel gebruikt wordt.
Op basis waarvan maakte hij een onderscheid tussen gebieden? Wat voor techniek gebruikte
hij daar voor? (zie ook vraag over Brodmann bij Hoofdstuk 1)
a. Onderscheid op basis van functie
b. TMS
11. Geef tenminste drie verschillende namen voor de primaire visuele cortex.
a. V1
b. Striate cortex
c. Brodmann area 17
12. Noem de belangrijkste motorische gebieden in de frontale cortex.
a. Motorische cortex
b. Premotorische cortex
c. Supplementaire motorisch gebied
13. Beschrijf kort de corticale en subcorticale visuele banen (komt nog uitgebreider aan de orde
in college over visuele waarneming).
a. Retinogeniculostriate/primaire visuele route: visuele informatie gaat via de retina en
de optic nerve naar de laterale genicualte nucleus van de thalamus en van daar naar
V1.

, b. Secundaire route: retina stuurt de projecties ook naar andere subcorticale gebieden.
De superior colliculus is het grootste gebied van de secundaire route en speelt een
rol bij visuomotor taken zoals oogbewegingen
14. Met welke sensorische functie wordt Heschl’s gyrus geassocieerd? Waar ligt het?
a. Sensorische functie: auditief
b. Het ligt in het superior deel van de temporale kwab
15. Bekijk de kaart van Brodmann: Wat is gebied 1,2,3 en gebied 4, gebied 6, gebied 17, gebied
18/19, en gebied 41,42?
a. BA 1, 2, 3: primaire somatosensorische cortex
b. BA 4: primaire motor cortex
c. BA 6: premotor cortex
d. BA 17: primaire visuele cortex
e. BA 18, 19: extrastirate cortex
f. BA 41, 42: primaire en secundaire auditieve cortex
16. Wat is de associatie cortex? Waarom wordt het zo genoemd? Geef enkele gebieden die men
zo benoemt. Let op: later in de cursus worden deze gebieden ook wel de tertiaire of
multimodale gebieden genoemd.
a. Associatie cortex: gebied van de neocortex dat niet sensorisch en niet motorisch is
b. Informatie die hier binnenkomt wordt geassocieerd met andere informatie of al
bestaande kennis
17. Noem de belangrijkste gebieden van de prefrontale cortex en geef de functies.
a. Dorsolaterale prefrontale cortex
b. Ventrolaterale prefrontale cortex
c. Orbitofrontale cortex
d. Mediale prefrontale gebieden
e. Plannen, organiseren en uitvoeren van taken waar integratie voor nodig is
18. Benoem de locatie van de primaire corticale gebieden (geur, tast, visueel, motorisch) (zie fig.
2.39). Beschrijf nogmaals het hiërarchisch model voor informatieverwerking in de neocortex
(zie vraag bij hoofdstuk 1 over het model van Luria!), beschrijf daarbij de
informatieverwerking in het posterieure en anterieure deel van de cortex en gebruik de
termen top-down, bottom-up, primair, secundair, associatie gebieden, sensorisch, motorisch,
verminderde specificiteit van neuronen
a. Locatie primaire corticale gebieden:
i. Geur: ventraal
ii. Tast: dorsaal
iii. Visueel: caudaal
iv. Motorisch: dorsaal
b. Hiërarchisch model voor informatieverwerking: de informatieverwerking gaat voor
sensoriek vanaf de primaire motorische cortex naar de secundaire sensorische cortex
naar de associatie cortex. Dit is bottom-up. Bij motoriek gaat het vanaf de associatie
cortex naar de secundaire motorische cortex naar de primaire gebieden: top-down.
Hoe hoger in de hiërarchie, hoe minder de specificiteit van de neuronen is.
19. Verbindt de volgende concepten met elkaar: Prefrontaal cortex, frontaal cortex, occipitaal
cortex, pariëtaal cortex, temporale cortex, executieve functies, gehoor, geheugen en leren,
motorische cortex, somatosensorische cortex, lichaamsgevoel, zicht, striate cortex,
visuomotor integratie.
a. Frontaal cortex: prefrontaal cortex: executieve functies: geheugen en leren
b. Occipitaal cortex: striate cortex: zicht

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sophiem02. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 68175 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd