Neurologie, T2C
STUDIETEKST PARKINSON
Karakteristieken:
- Progressieve degeneratieve aandoening, substansia nigra (klein gebied in middenhersenen, maakt
deel uit van extrapiramidale motorische systeem) is aangetast.
- Het leidt tot parkinsonisme (motorische symptomen van de ziekte).
Epidemiologie:
- James Parkinson noemde Parkinson shaking palsy (schudverlamming).
- Mannen hebben meet kans op Parkinson dan vrouwen.
- Ziekteduur is ongeveer 15 jaar.
- Verhoogde sterfte door complicaties van immobiliteit (rolstoel, fracturen, ect).
Etiologie:
- Onbekende oorzaak
Mogelijk vanuit genetische kwetsbaarheid samen met schadelijke omgevingsfactoren.
- Risico factoren
Hersentrauma’s.
Contact met metalen (ijzer, mangaan, ect).
Blootstelling landbouwgiften.
- Kleine groep erfelijke parkinsonisme: Parkinson-symptomen vaak onkarakteristiek.
Pathologische anatomie:
- Microscopisch kenmerkend: Intercellulaire Lewy-lichaampjes (ronde insluitsels met perifere halo,
bestaand uit samengeklonterde celeiwitten) in neuronen van de hersenstam. Deze neuronen
sterven af (zwart pigment verdwijnt uit het neuron).
- Na de dood: Lewy-lichaampjes & depigmentatieverschijnselen bij de patiënt te zien.
Pathogenese:
- Oorzaak van de motorische verschijnselen is dopaminetekort. Gevolgen hiervan zijn dat de
substantia nigra-neuronen voor 50% weggaan en voor 50% verlagen qua capaciteit.
Symptomatologie parkinsonisme:
1. Tremor (beven)
a. Vooral de handen en onderarmen. Ook benen en soms onderkaak.
b. Rusttremor (als je niks doet is er een beving, als je wel iets doet is de beving weg).
2. Rigiditeit (spierstijfheid)
a. Tandradfenomeen, je voelt kleine schokjes als je het gewricht beweegt -> flexiehouding
b. Kussenfenomeen, de nekflexoren zijn stijf dat het lijkt alsof je onzichtbaar kust
1
, Neurologie, T2C
3. Hypokinesie (bewegingsarmoede)
a. Mimiek -> mimiekarmoede, de patiënt heeft weinig uitdrukking in het gezicht.
-> in gevorderd stadia: maskergelaat.
b. Spraak -> patiënt praat binnensmonds: dysartrie.
-> praten met zachte stem: hypofonie.
-> monotoon praten: aprosodie.
c. Kauwen/slikken -> het automatismen is vertraagd.
d. Armfunctie -> snelle afwisselende bewegingen lukken niet: dysdiadochokinese.
-> klein, bibberig handschrift: micrografie.
e. Lopen -> schuifelpasjes.
4. Stoornissen in de houdingsregulatie
a. Startproblemen
b. Freezing -> plotse blokkade tijdens het lopen.
c. Rotatieproblemen -> rotaties worden niet vloeiend uitgevoerd.
d. Pro-, retro-, lateropulsie -> balansverstoring lokt lopen uit naar voren, achter of zij.
Symptomatologie niet-motorische verschijnselen:
Vegetatieve verschijnselen:
- Meer transpiratie, toename speeksel in mond, obstipatie (verstopping), mictiestoornissen
(incontinentie), orthostatische hypotensie.
Psychische verschijnselen:
- Depressie, angsten/fobieën, hallucinaties/wanen, executieve functiestoornissen, subcorticale
dementie, slaapstoornissen.
Overige verschijnselen:
- Hyposmie (verminderd reukvermogen), vermoeidheid, pijn.
Diagnose:
- Klinische diagnose, gebaseerd op anamnese en lichamelijk onderzoek.
- Diagnostisch criterium: aanwezigheid parkinsonisme (unilateraal begin, blijvende assymetrie,
progressief verloop, goede respons op levodopa).
Differentiaaldiagnose (lijst van mogelijke oorzaken van parkinsonisme):
Symptomatisch / secundair parkinsonisme (aanwijsbare externe oorzaak):
- Medicijnen, toxinen, infecties, repetitieve microtrauma’s van het brein, structurele afwijkingen
in/rond basale ganglia.
Therapie:
- Medicatie -> dopamine-angonisten = levodopa (dopamine binnen krijgen).
-> MOA-B-remmers (tegen het MOA-B-enzym (breekt dopamine af)).
-> anticholinergica (werkt voornamelijk tegen tremoren).
-> responsfluctuaties effectschommelingen (onder en over dosering).
- Neurochirurgie -> thermocoagulatie (warme naald in de basale ganglia steken).
-> deep brain stimulation (prikkelelektrode aansluiten op pacemaker).
-> stereotaxie (techniek via veilig steekkanaal naar gebied toe)
- Paramedische therapie -> fysio-, ergotherapeut, logopedist.
2
, Neurologie, T2C
GEDRAGSNEUROLOGIE VOOR PARAMEDICI H1
Globale bouw zenuwstelsel:
- Cerebrum -> grote hersenen.
- 2 hemisferen -> hersenhelften.
Frontale kwab voorhoofdskwab
Pariëtale kwab wandbeenskwab
Temporale kwab slaapkwab
Occipitale kwab achterhoofdskwab
- Corpus callosum/balk -> dikke vezelbundel die hemisferen bij elkaar houdt.
- Diëncefalon -> tussenhersenen
Hersenschors:
Cortex cerebri (hersenschors) is grijze stof om cerebrum heen met 20 miljard neuronen. Grijze stof zit
ook in niet zichtbare delen:
- Sulcus (groeven)
- Fissura (spleten)
- Gyrus (windingen)
De hersenschors kan je indelen in 4 gebieden:
1. Primaire schorsgebieden (fylogenetische nieuw / neocortex).
2. Secundaire schorsgebieden (fylogenetische nieuw / neocortex).
3. Tertiaire schorsgebieden (fylogenetische nieuw / neocortex).
4. Limbische schorsgebieden (fylogenetische oud).
Primaire schorsgebieden:
Primaire motorische cortex
- synapsen verwijderd van spieren.
- Overeenstemming gyrus precentrailis (onderdeel frontale kwab).
- Bewegingscommando’s voor afzonderlijke spieren geformuleerd.
- Piramidebaan (grote vezelbundel die uit de motorische schors ontspringt).
Primaire sensorische schorsgebieden
- Zorgt voor 1e verwerking van informatie uit zintuigen.
Primaire visuele cortex
- Lig in/rond fissura calcarina (diepe groef mediaal van occipitale kwab).
- Aera striata (evenwijdig aan het oppervlak lopende streep).
- Retinotopisch georganiseerd.
Primaire auditieve cortex
- Ligt bij bovenzijde temporele kwab, grotendeels diepte fissura fylvii.
- Anatomische overeenkomst met Gyri van Heschl (gyri emporales transversi).
- Tonotopisch georganiseerd.
- Geluidsfrequentie wordt lateraal verwerkt. Geluidshoogte wordt mediaal verwerkt.
Somatotopie is dat ieder lichaamsdeel op een specifieke plaats wordt vertegenwoordigd en door
motorische en sensibele gebieden wordt vertoond.
Secundaire schorsgebieden:
Secundaire schorsgebieden worden ook wel unimodale associatiegebieden genoemd. Deze zorgen voor
programmering van de bewegingen.
3