Problemen bij de jeugdzorg; komt het ooit
nog goed?
Waarom het onmogelijk is om de jeugdzorg op korte termijn te innoveren
In de media wordt er vaak negatief gepraat over jeugdzorg. Nieuwsberichten als ‘Onderzoek: meeste
jongeren komen beschadigd uit gesloten jeugdzorg’ (NOS, 2022), ‘Maanden wachten op jeugdzorg:
‘Gemeenten hebben de kennis en kunde niet’ (NU.nl, 2021) en ‘Jeugdbescherming slaat alarm:
kinderen dupe van onhoudbare situatie’ (Van Teeffelen, 2021). Maar is deze negativiteit wel terecht?
Heeft de jeugd het echt zo slecht als wat er wordt beweerd? Waar komt dit dan door en zijn er
oplossingen te vinden op korte termijn? Ik denk dat het op korte termijn niet mogelijk is. Daarom
luidt mijn stelling: Decentralisatie vraagt om transformatie binnen de jeugdzorg, innoveren op korte
termijn is onmogelijk.
Volgens Woerdman (2013) geloven liberalen dat de menselijke vrijheid het hoogste goed is en dat de
overheid dit goed dient te beschermen. Zij vragen om een passieve overheid en actieve burgers. Het
ondernemen staat centraal en zorg moet door marktwerking gefinancierd worden. Marktwerking
lijkt voor de klant voor sociaal werk niet geschikt, dat zou namelijk betekenen dat de jeugdige en/of
ouders zelf hun zorg moeten inkopen. De keuzevrijheid is daarmee vergroot, maar weet de klant ook
welke zorg hij nodig heeft is de vraag. Het gevolg van marktwerking zou zijn dat dat de zorg
onbetaalbaar zou worden (Bijlsma & Janssen, 2017). Liberalen geloven dat de minimale voorwaarde
is dat anderen geen schade wordt berokkend, het vaststellen of realiseren van onze
verantwoordelijkheid uiteindelijk een zaak van onszelf is (De Bruin et al., 2014, p.16). Dat wil zeggen
dat liberalen de zorg aan de ouders willen overlaten en als laatste redmiddel andere instanties willen
inschakelen.
Het socialisme daarentegen wil meer aandacht hebben voor het realiseren van economische
vrijheid en zij vragen om een actieve overheid hierin. Volgens Bijlsma en Janssen (2017) doet de
verplichte solidariteit een groot beroep op de verbindingsfunctie van de verzorgingsstaat waardoor
er weerstand kan ontstaan bij de belastingbetaler. Het socialisme wil exploitatiefinanciering inzetten
als financieringsmethode. Dat betekent dat instellingen hun diensten aanbieden aan cliënten en
klanten en dit wordt betaald door de overheid. Socialistische partijen zoals de SP vinden dat het
onaanvaardbaar is dat kinderen langer op zorg wachten dan nodig is of dat ze in een
onverantwoorde situatie moeten verblijven. Ook vinden zij dat de gemeente geen specialistische
zorg inkoopt omdat er geen reëel beeld is van de bestaande vraag hiernaar (SP, 2021).
Volgens Wilterdink & Heerikhuizen (2017) zijn conservatieven van mening dat de rol van de
staat beschouwd als de hoeder van bestaande, traditionele verhoudingen en hiërarchieën.
Conservatieven staan voor het particulier initiatief. Maatschappelijk werkers hebben niet alleen oog
voor de cliënt maar ook voor de naaste omgeving zodat ook zij een plaats hebben in het
hulpverleningsproces (Bijlsma & Janssen, 2017). Partijen zoals de ChristenUnie, onderdeel van het
conservatisme, beweren dat bij voorkeur een kind thuis hoort op te groeien. Kernwoorden bij het
conservatisme zijn vooral solidariteit, naastenliefde en soevereiniteit in eigen kring. Als er dan
aanvullende zorg nodig is, moet het zo nabij mogelijk worden aangeboden (ChristenUnie, 2021).
Mijn stelling past bij de socialistische ideologie omdat er bij de decentralisatie in 2015 de zorg
werd ingekocht door gemeenten en er zo een vorm is van een exploitatiefinanciering.
Jeugdzorg handelt vanuit systemen
Ten eerste is het belangrijk om te weten dat er verschillende systemen bestaan in de jeugdzorg
waarin methodieken en methodes worden uitgevoerd. Jeugdzorg handelt te veel vanuit deze
, systemen maar worden te zwart-wit gezien en niet aansluitend bij de wensen van de cliënt. SER
(2021) zegt dat de aandacht weer moet komen te liggen bij de inhoud van de zorg en bij de relatie
tussen de jongeren en de jeugdzorgprofessionals. Op dit moment is het namelijk zo dat professionals
voornamelijk bezig zijn met administratieve werkzaamheden en dus minder tijd hebben voor de
cliënten. De procedures en protocollen zorgen ervoor dat de ontwikkelingen van de cliënt niet
centraal staan. SER (2021) schrijft ook dat de schaal van inkoop, de contractering, de organisatie en
de aansturing passen moet zijn bij de soort jeugdzorg. Zorg moet lokaal kunnen worden ingekocht,
maar de aansturing zal plaats moeten vinden op een hoger schaalniveau. Bij gemeenten is het
namelijk zo dat zij zich pas verdiepen in een soort zorg als er hier een cliënt voor komt. Dit maakt het
lastig om goede zorg in te kopen en sluit niet aan bij de wensen van de cliënt. De decentralisering
zorgt ervoor dat systemen blijven zoals ze zijn. Door bezuinigingen kan er geen passende zorg per
cliënt uitgezocht worden, maar moeten cliënten binnen die hokjes passen van de bestaande
systemen om hulp te krijgen.
Tekort aan jeugdhulpmiddelen
Ten tweede spannen jeugdzorgmedewerkers zich dagelijks in om er het beste van te maken, maar er
is een tekort aan jeugdhulpmiddelen in de jeugdzorg. Volgens Weijers (2019) is er een gebrek aan
geld, deskundig en ervaren personeel en aan adequate opvang.
Zo werd er door de miljoenennota van 2015 kenbaar gemaakt dat er drastisch werd
bezuinigd op de jeugdzorg. Het jeugdhulpbudget gaat met tientallen miljoenen omlaag, evenals het
budget voor de Wmo (Weijers, 2019). Hierdoor komen er betalingsachterstanden aan
jeugdzorginstellingen en aan vrijgevestigden. Veel geestelijke gezondheidsinstellingen voor de jeugd
moet flink reduceren op het aantal bedden en worden de wachtlijsten alleen maar langer. In 2015
volgde er een brandbrief vanuit de gemeenten en jeugdzorginstellingen om de zorgen te delen aan
de inwoners. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2015) schrijft dat er niet van gemeenten kan
worden verwacht dat zij noodzakelijke extra kosten zelf opvangen. Als er geen compensatie komt
moeten gemeenten, met alle gevolgen van dien, bezuinigen. Ze vragen het kabinet de handschoen
op te pakken en voldoende middelen te geven om de inwoners te helpen. In de miljoenennota van
2022 komt er meer financiële ruimte voor gemeenten. Het kabinet stelt 93 miljard euro beschikbaar
voor de zorg waarvan 1,3 miljard euro extra beschikbaar is voor de jeugdzorg. Deze 1,3 miljard euro
is om de tekorten te compenseren en komt bovenop de eerder toegezegde 300 miljoen euro voor
2022 (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2021). Het is al jaren zo dat veel geld
voor de jeugdzorg niet naar het kind gaat, maar naar de inkoop van de instellingen. Hier moeten
werknemers van betaald worden en de daarbij komende kosten. Meer geld is noodzakelijk, maar er
is niet genoeg om de toekomst van de jeugd veilig te stellen.
Ook is er een gebrek aan deskundig en ervaren personeel. Veel personeel in de jeugdzorg
branche is na de nieuwe Jeugdwet van 2015 vertrokken door de hoge werkdruk. In onderzoek van
Driessen (2021) blijkt dat er sprake is van een afname van bijna 31 procent in de jeugdzorgsector. Dit
heeft vaak als reden dat de werkdruk te hoog is, jeugdzorgmedewerkers onderbetaald worden, de
administratieve lastendruk te hoog is en dat de jeugdzorgmedewerkers te weinig inspraak in beleid
hebben. Jeugdzorgmedewerkers vinden dit een te groot probleem en vertrekken bij hun werkgever.
Doordat de vraag in personeel groter is dat het aanbod, zijn instellingen vaak genoodzaakt om
iemand zonder deskundigheid en ervaring aan te nemen. Instanties eisen dat medewerkers HBO-
geschoold zijn, dit zorgt ervoor dat MBO-scholieren een achterstand hebben terwijl juist zij
praktijkgericht onderwijs krijgen en dus meer ervaring op doen.
Echter is er ook gebrek aan adequate opvang. Slot en Spanjaard (2016, p. 69) beschrijven dat
een uithuisplaatsing een intensieve vorm van hulp is die meestal niet beschikbaar is in de directe