Tentamen Bestuurs(proces)recht 2022-2023 eerste kans
Casus De Castor fiber in Wamel
In 1758 noemde Linnaeus het grote knaagdier Castor fiber en het leefde ook in Nederland in
familiegroepen in de buurt van water. In 1826 leek het uitgestorven maar na een succesvolle
herintroductie in 1988 in de Biesbosch en de Gelderse Poort is de bever helemaal terug. Zo staat
in ‘D’oude Wiel’ een grote natuurplas nabij Wamel, een pittoresk dorp in de gemeente West
Maas en Waal, een indrukwekkende burcht waarin een groep bevers huist. Van daaruit hebben
inmiddels generaties bevers nieuwe territoria gevonden en met castoreum afgebakend.
Het succes van de beverpopulatie in Wamel trekt aandacht op het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Daar twijfelt men of er geen extra beschermende maatregelen
moeten worden genomen. Goede raad is in dit geval niet duur: het ministerie schakelt op eigen
initiatief de Zoogdierstichting /Dutch Mammal Foundation uit Nijmegen voor advies in. In de
media wordt dat met argusogen bekeken, want deze stichting is nauw verweven met de
Zoogdiervereniging en zou wellicht niet objectief in de afweging van natuur- en economische
belangen staan.
1. Geldt voor de Zoogdierstichting de eis van onvooringenomenheid en in hoeverre heeft
de minister daarmee van doen als hij het advies ten grondslag wil leggen aan
besluitvorming?
Onderwerpen: week 1 Opbouw Awb, week 2 Bestuursorgaan & week 9 Formele
zorgvuldigheid
● Het betreft hier het verbod op vooringenomenheid zoals neergelegd in artikel 2:4, eerste
lid, Awb. Gelet op de tekst van de bepaling en de plaatsing in Hoofdstuk 2 van de Awb
(‘Verkeer tussen burgers en bestuursorganen’) geldt dit verbod alleen voor
bestuursorganen. (1 punt);
● Is de Zoogdierstichting een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb? Ten eerste
moet worden nagegaan of de Stichting een zogenoemd ‘a-orgaan’ is. Daarvoor is vereist
(op grond van artikel 1:1, eerste lid, onder a, Awb) dat de Stichting een orgaan is van een
rechtspersoon is die krachtens publiekrecht is ingesteld. Dit is niet het geval, aangezien
de stichting een privaatrechtelijke stichting is als bedoeld in artikel 2:5 BW. Daarom geen
sprake van een publiekrechtelijke rechtspersoon en dus geen a-orgaan (zie ook ABRvS
Stichting Silicose, p. 298, rk, 5e alinea) (1 punt).
● Vervolgens moet worden bekeken of de Stichting een zogenoemd ‘b-orgaan’ is. Daarvoor
is vereist (op grond van artikel 1:1, eerste lid, onder b, Awb) dat de stichting met
openbaar gezag is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een
publiekrechtelijke bevoegdheid tot het (eenzijdig) bepalen van de rechtspositie van
andere rechtssubjecten is toegekend. Dit kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift
worden toegekend (ABRvS Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol r.o.
5.1). De stichting geeft alleen advies en bepaalt derhalve niet eenzijdig de rechtspositie
van andere rechtssubjecten. De stichting is ook op ‘eigen initiatief’ ingeschakeld door de
minister en dus niet op grond van een wettelijke grondslag. Alleen bij organen van
privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare
voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich een uitzondering op deze regel
, voordoen (ABRvS Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol r.o. 5.1). Hier
betreft het enkel ‘advies’ en daarom gaat de uitzondering niet op. Tussenconclusie: de
stichting is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb en daarom geldt het
verbod van vooringenomenheid niet voor de Stichting (1 punt).
● Ingevolge artikel 3:5, eerste lid, Awb is een adviseur als bedoeld in afdeling 3.3 Awb bij of
krachtens wettelijk voorschrift belast en tevens niet werkzaam onder
verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. De stichting is ‘op eigen initiatief’
ingeschakeld door de minister en daarom niet bij of krachtens wettelijk voorschrift belast
met het onderzoek. Gevolg is dat de stichting geen adviseur is zoals bedoeld in artikel
3:5, eerste lid, Awb. Dit heeft tot gevolg voor de minister niet de vergewisplicht als
bedoeld in artikel 3:9 geldt (deze geldt immers enkel voor onderzoeken die zijn opgesteld
door adviseurs zoals bedoeld in artikel 3:5, eerste lid) (1 punt);
● Wel dient de minister, op grond van artikel 3:2 Awb (formele zorgvuldigheid), te
beoordelen of het ‘niet-wettelijke advies’ op een deugdelijke manier tot stand is gekomen.
Immers, moet de minister kennis vergaren of de relevante feiten en de af te wegen
belangen. (1 punt).
2.
De burcht in D’oude Wiel is aanleiding voor de minister van LNV om de plas en het
omringende gebied tot aan de Waal, ingevolge artikel 2.1, eerste lid, Wet natuurbescherming,
aan te wijzen als Natura 2000-gebied zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet
natuurbescherming (niet opgenomen in uw wettenbundel). Dit heeft tot gevolg dat activiteiten
een vergunning behoeven van het college van gedeputeerde staten op grond van artikel 2.7
Wet natuurbescherming (Wnb) in geval die een negatief effect kunnen hebben op het gebied.
De huisadvocaat van het ministerie duidt het rechtskarakter van deze aanwijzing als een
besluit van algemene strekking.
Geef aan waarom de advocaat tot deze kwalificatie komt en geef daarbij aan waarom
het hier niet om een algemeen verbindend voorschrift of een beschikking zou (kunnen)
gaan.
● Ten eerste moet worden beoordeeld of het hier gaat om een beschikking of een besluit
van algemene strekking. Ingevolge artikel 1:3, tweede lid, Awbwordt onder
beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is. Dit is het geval als
het besluit zich richt tot een individueel geadresseerde of een afgebakende,
definieerbare groep rechtssubjecten (persoonscriterium). Dit is niet het geval omdat de
aanwijzing van het Natura 2000-gebied en de daarbij behorende vergunningplicht,
gericht is tot een ieder. Daarom is het een besluit van algemene strekking.
● Ten tweede moet worden uitgesloten dat het een algemeen verbindend voorschrift
betreft.
○ Een algemeen verbindend voorschrift is een: algemene regel met externe
werking, leent zich voor herhaalde toepassing, bevat zelfstandige normstelling
die is gebaseerd op openbaar gezag (wetgevende bevoegdheid). Zie CBb
Wijziging vergunningenplafond (1 punt)