Samenvatting kennistoets OWE 8 ‘Indiceren van zorg’ - ziektebeelden
o Het centrale zenuwstelsel: het deel van het zenuwstelsel dat
binnen de benige omhulsels van schedel en wervelkolom ligt.
- Bestaat uit: de hersenen (grote hersenen, kleine hersenen,
tussenhersenen en de hersenstam) en het ruggenmerg.
- Functie:
Het is het ontvangstcentrum van alle informatie die de
zintuigen opvangen.
Het verwerkt de ontvangen informatie en slaat deze op in
het geheugen.
Het stuurt spieren en organen in het lichaam aan.
o Het ruggenmerg (medulla spinalis): het begint in de nek, onder de schedel, waar
het aansluit op de hersenen, en het loopt tot aan de onderrug.
- Functie: de belangrijkste functie van het ruggenmerg
is het doorgeven van berichten uit je lichaam naar je
hersenen en van je hersenen naar je lichaam.
- Bij een dwarsdoorsnede van het ruggenmerg is ene
grijze H-vormig figuur te zien, die is omgeven door
witte stof. Het gaatje in het midden van de H-
vormige figuur is het centrale kanaal. Het centrale
kanaal is gevuld met hersenvocht en vormt de
voorzetting van de 4e ventrikel en loopt tot onderin het ruggenmerg door.
Grijze stof: bestaat voornamelijk uit cellichamen en dendrieten.
- Aan de grijze stof onderscheiden we 7
delen: 2 voorhoorns, 2 achterhoorns,
2 zijhoorns en overig zenuwweefsel.
De voorhoorns: de naar voren
gerichte uitlopers van de ‘H’. Ze
zijn vrij breed, kort en stomp. Een
voorhoorn bevat de cellichamen
en dendrieten van
schakelneuronen, maar het
grootste deel bestaat uit de
cellichamen van de motorische
zenuwcellen. Daarom wordt er ook wel gesproken van ‘motorisch
voorhoorn’. De axonen van de motorische zenuwcellen treden
daaruit en verenigen zich tot de zogenoemde ‘motorische
voorwortel’. Op deze plaats verlaten de motorische opdrachten het
centrale zenuwstelsel op weg naar hun doelorganen: de spieren en
klieren.
Sensibele achterhoorns: de naar achteren gerichte uitlopers van de
H-vormige figuur. Ze zijn langer en smaller dan de voorhoorns. Ze
bevatten de vezels van de sensibele neuronen, die impulsen vanuit
de periferie via de sensibele voorwortel naar het ruggenmerg
sturen. De achterhoorn bestaat verder uit cellichamen en
dendrieten van schakelneuronen.
Zijhoorns: bij de meeste ruggenmergsegmenten zit aan beide
kanten een uitstulping, dit zijn de zijhoorns. Zijhoorns komen voor
in de segmenten C8 t/m L2. Ze bevatten de cellichamen van het
sympathisch zenuwstelsel van het vegetatieve zenuwstelsel.
Zenuwweefsel: bestaat voornamelijk uit schakelneuronen. Verder
vind je er axonen die korte verbindingen vormen binnen de grijze
stof van één ruggenmergsegment.
Witte stof: bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen, veelal
gebundeld tot banen.
- De witte stof bestaat uit de volgende delen: een voorstreng, twee
zijstrengen en een achterstreng.
, Voorstreng (tussen beide voorhoorns)
Achterstreng (tussen de achterhoorns)
Zijstrengen (links en rechts tussen de voor- en achterhoorns)
- De strengen bestaan uit de verschillende banen die al naargelang de
impulsrichting afferent of efferent zijn. In elke streng bevinden zich korte
banen, direct tegen de grijze stof aan. Hierin lopen de korte zenuwvezels
van de schakelneuronen die dichtbijgelegen ruggenmergsegmenten met
elkaar verbinden.
- In de voorstreng en tegen de korte banen in de zijstreng lopen efferente
banen met de axonen van de piramidale en extrapiramidale banen.
- De afferente banen bevinden zich in de achterstreng en in de buitenste
delen van de zijstreng. Ze bevatten de sensibele zenuwvezels die
sensorische impulsen vanuit de zintuigen naar de hersenen vervoeren.
- Steeds verder naar onder neemt de hoeveelheid witte stof steeds verder
af.
o De hersenen: bestaat uit de grote hersenen, de kleine hersenen, de
tussenhersenen en de hersenstam.
- De grote hersenen (cerebrum): vormen het domein van gedachten, gevoelens,
bewuste functies en geheugen. Ook de aan- en bijsturing van complexe
bewegingen start in de grote hersenen. Het bepaalt functies zoals denken,
geheugen, intelligentie, zelfbewustzijn en creativiteit.
Uitwendige bouw: de grote hersenen bestaan uit 2 spiegelbeeldige helften
die je hemisferen (hersenhelften) noemt. Samen overkoepelen de
hemisferen de tussenhersen, een deel van de kleine hersenen en een deel
van de hersenstam.
Tussen de hemisferen lopen verbindingen waarvan de belangrijkste de
hersenbalk is. De beide hemisferen zijn van elkaar gescheiden door een
diepe spleet: de fissura longitudinalis. Een hemisfeer heeft ong. de
vorm van een kwart bol.
Bijna alle activiteiten van het lichaam worden vanuit de grote hersenen
aangestuurd.
De grote hersenen bestaan dan ook uit tientallen miljarden neuronen.
De cellichamen van deze neuronen (grijze stof) liggen aan de
buitenkant en vormen de cortex (schors). De cortex is heel sterk
geplooid, wat een aanzienlijke oppervlaktevergroting tot gevolg heeft.
Binnen de cortex liggen de verbindingsbanen (witte stof). Dit deel van
de grote hersenen wordt medulla (merg) genoemd.
Inwendige bouw: de cortex van de grote hersenen bestaat uit grijze stof.
Onder de cortex bevindt zich de medulla, die voornamelijk bestaat uit
gemyeliniseerde axonen (witte stof). De medulla bestaat uit 3 functioneel
gescheiden delen: associatiebanen, commissuren en (efferente en
afferente) banen.
Associatiebanen: de verbindingen binnen een hemisfeer. Ze verbinden
de verschillende schorsgebieden van een hemisfeer. Hierdoor kan
informatie tussen schorsgebieden met een verschillende functie worden
uitgewisseld. Kruisen de mediaanlijn niet.
Commissuren: de verbindingen tussen beide hemisferen. Commissuren
kruisen de mediaan wel. De belangrijkste commissuur is het ‘corpus
callosum’ (hersenbalk). Deze bevindt zich tussen de bodem van de
fissura longitudinalis en het dak van het 1e en 2e ventrikel. Via de
commissuren kan informatie tussen de hemisferen uitgewisseld worden.
De banen: verbinden het cerebrum met de lager gelegen delen van het
centrale zenuwstelsel. Hiertoe behoren de afferente en efferente banen
die naar en van het ruggenmerg lopen.
De afferente (sensibele banen) maken een ‘tussenstop’ in de
thalamus in de tussenhersenen, waarna ze voor een groot deel
eindigen in de ‘gyrus postcentralis’.
, Bij de efferente (motorische banen) worden 2 typen onderscheiden:
piramidebanen en extrapiramidale banen.
Piramidebanen: beginnen in de gyrus precentralis. De neuronen
van deze banen hebben een groot, piramidevormig cellichaam
en behalve de gebruikelijke dendrieten een opvallend lange
axon. De axonen lopen in een bundel naar caudaal (richting de
achterkant).
Extrapiramidale banen: bestaan uit alle motorische
zenuwvezels die niet tot de piramidebanen behoren. De
extrapiramidale vezels verlopen in vergelijking met de
piramidale vezels minder in bundels en ontmoeten op hun weg
naar caudaal een aantal hersencentra.
o Dwarslaesie: een onderbreking van het ruggenmerg, waardoor de zenuwbanen die
door het ruggenmerg lopen afgekneld zijn. Hierdoor raken bepaalde lichaamsdelen
verlamd.
- Hoge dwarslaesie (tetraparese): vanaf C8 of hoger.
- Lage dwarslaesie (paraparese): TH8 of L1 of lager.
- Incomplete dwarslaesie: hierbij is het ruggenmerg gedeeltelijk beschadigd.
Hierbij is er nog wel enige uitwisseling mogelijk van zenuwprikkels tussen de
hersenen en de rest van het lichaam. Bepaalde spieren kunnen nog wel, of
gedeeltelijk, werken. Het gevoel van de huid kan ook gedeeltelijk verstoord zijn.
- Complete dwarslaesie: hierbij is het ruggenmerg geheel beschadigd. Er geen
gevoel en beweging meer mogelijk.
- Oorzaken dwarslaesie:
3% van stomp traumaslachtoffers heeft wervelletsel en 1% heeft
ruggenmergletsel.
Verkeersongeval: 40-50%
Val van een zekere hoogte: 20-30%
Geweld en schotwonden: 5-10%
Sportongeval: 5-10%
Val bij ouderen met osteoporose
- Symptomen dwarslaesie:
Onvermogen om de ledematen te bewegen (= paralyse)
Tintelingen in armen en/of benen (= parasasiën)
Sensibiliteitsstoornissen in armen en/of benen
Afwezigheid van pijn bij zichtbaar letsel aan armen en benen
Erectieproblemen
Incontinentie
Buikademhaling
- Complicaties bij een dwarslaesie:
Acute fase: spinale shockfase + neurogene shock
Spinale shock: eerste stadium van een acuut optredende dwarslaesie.
Slappe verlamming en afwezigheid van spierrekingsreflexen onder het
niveau van de laesie.
Neurogene shock: cardiovasculaire stoornis van spinale shock met
hypotensie, bradycardie en hypothermie, door uitval van de
sympathicusactiviteit.
Chronische fase: autonome hyperreflexie, overmatige sympathicus
activiteit: hypertensie en bradycardie.
Chronische fase:
Ademhaling
Verlamming van het diafragma (letsel van n. phrenicus C3, C4, C5)
Verlamming intercostaalspieren (letsel T1-T12)
Ventilatie/perfusie stoornis
Verlamming buikspieren (lumbaal letsel)
Atelectase
Pneumonie
Circulatie
, Hypotensie en bradycardie door uitbal van de sympathische
zenuwen
Trombo-embolie door immobilisatie en verandering vaattonus
Mictie
Atone blaas: blaasretentie (blaas kan niet samentrekken, dus niet
ledigen)
Spastische blaas
Verhoogde kans op urineweginfecties.
Peristaltiek
Paralytische ileus
Huid, stoornissen in de temperatuur regulatie
Decubitus: bij een dwarslaesie is er een verhoogd risico op
decubitus door o.a. het verlies van motoriek, sensibiliteit en
houdingsvariatie. Een verstoorde blaas- en darmfunctie draagt
daaraan bij.
Botten en gewrichten
Contracturen
Osteoporose: verhoogde kans op spontaanfracturen en nierstenen.
- Prognose bij een dwarslaesie
Als de dwarslaesie compleet is, is de prognose somber. Maar als de dwarslaesie
incompleet is, kan je vaak goed herstellen. 85% van de dwarslaesie-patiënten
die een dag overleven, leven 10 jaar later nog. Ruim 50% van de
dwarslaesiepatiënten kan weer lopen na de behandeling.
- Diagnostiek:
Anamnese
Algemeen en neurologisch lichamelijk onderzoek: bij het neurologisch
onderzoek gaan we de belangrijkste functies van het zenuwstelsel na. We
controleren bijv. de spierkracht, gevoel, reflexen en coördinatie.
Röntgenfoto’s
CT-scan
MRI-scan
Myelografie: een techniek om een afbeelding van het ruggenmerg te maken
door een contraststof in het ruggenmergkanaal te brengen en daarvan
röntgenfoto’s te maken. Hierdoor kan de vorm van het ruggenmerg worden
beoordeeld, evenals eventuele structuren die daarop drukken.
- Behandeling:
Operatie: bij de eerste symptomen van een dwarslaesie kan snel handelen
belangrijk zijn om de schade te beperken. We opereren je als er door een
wervelbreuk of een vernauwd wervelkanaal druk op het ruggenmerg komt
te staan. Na de operatie kan je gaan revalideren.
Bestraling: als de dwarslaesie wordt veroorzaakt door een tumor kan
bestraling nodig zijn. Dit vermindert de pijn of voorkomt verdere schade aan
het ruggenmerg.
Revalidatie: hierbij leren we hoe je zo goed mogelijk moet om gaan met de
gevolgen van de dwarslaesie. We helpen je weer zo zelfstandig mogelijk te
leven, hierbij kijken we niet naar de beperkingen maar naar de
mogelijkheden.
o Multiple sclerose (MS): een aandoening in de hersenen en het ruggenmerg,
waarbij er op verschillende plekken ontstekingen ontstaan. Die ontstekingen zorgen
ervoor dat de hersenen sommige functies niet goed kunnen uitvoeren. Je kunt
daardoor allerlei klachten krijgen, bijv. bij het zien, bewegen of praten. Er is een
probleem met de witte stof.
- Demyelinisatie: het verlies van myeline (witte stof), de stof die als een
isolerende laag om veel zenuwvezels aanwezig is en die de geleiding van
impulsen door die zenuwvezels versnelt.