Hofcultuur H5, Barok (1600-1750)
Wat is de barok?:
- Een triomfantelijke stijl waarin het herstel van de katholieke kerk na de reformatie
wordt uitgedrukt. (dus ook weelderig versierde kerken)
- Een stijl waarmee wereldse vorsten hun absolute macht mee laten zien.
- Veel contrast, drukke bewegingen en veel effecten. Speelt op gevoel in van
toeschouwer, dus veel drama en emotie.
- Is aan de ene kant een voortzetting van de renaissance via het maniërisme, maar aan
de andere kant is het juist totaal tegengesteld van de renaissance.
De 17e eeuw is de tijd van absolute heersers. Belangrijke hoven zijn het pauselijk hof in
Rome, het Franse hof in Versailles en machtige hoven in Spanje, Engeland en Turkije. Het hof
draait allemaal om het uiterlijk en de hovelingen zijn eigenlijk spelers in hun eigen “theater”
en de vorst de hoofdrolspeler. Als hoveling was je positie nooit zeker en moest je je dus op
een bepaalde manier gedragen, een “masker” dragen. Bij het hofbestaan kwam ook de
hofmode kijken; hoge hakken, pruiken, kapsels met vullingen, korsetten, japonnen met
houten geraamtes eronder, verborgen gebreken en onvolkomenheden. Verder hoort bij het
hof veel feesten met banketten, dansen, opera en ander muzikaal spektakel.
Lodewijk XIV (zonnekoning) had het grootste hof en was de machtigste man in Europa -> “de
staat, dat ben ik”. Hij geeft hovelingen de regel om permanent te dienen aan zijn hof. Ze
kunnen hem niks weigeren en als beloning krijgen ze een belangrijke taak (zoals de koning
aankleden) of mogen ze deelnemen aan een dansfeest. Om een gunst te vragen aan de
koning was moeilijk. Prins Condé hielt zo een drie dagen durend feest om het opperbevel
van het leger te krijgen. Ondanks dat Vatel zelfmoord pleegde op de derde dag omdat er
gebreken waren aan het feest en een bediende sneuvelde, was het feest een succes.
In deze tijd is propaganda uitgevonden, want iedereen moest weten hoe belangrijk Frankrijk
en Lodewijk XIV was. Op de beelden/ schilderijen werd Lodewijk XIV geïdealiseerd, groot,
elegant en krijgshaftig neergezet. Zijn portretten en beelden gaan veel steden rond en in
toespraken word hij geprezen. Ook laat hij toeschouwers in op het hof om het Grand
Appartement, spiegelzaal en tuinen te bewonderen, zodat ze zijn grootheid beseffen.
Op 14-jarige leeftijd speelt Lodewijk XIV in “Het Ballet van de Nacht” de zon, vandaar is hij de
zonnekoning. Hij voelt zich verder verwant met Apollo, omdat hij de zonnegod is.
Totaalkunst
De kunst staat bekend om het imponeren van de toeschouwer. Hiervoor moet alles in de
kunst meewerken. Hierbij draait het niet om locatie ofzo, maar schilderingen, ornamenten,
beelden, aankleding en decoraties voor een overweldigende indruk. De totaalkunst bestaat
uit gebouwen, tuinen, beelden en schilderingen samen.
In de renaissance was de kunst best ingetogen, die geleidelijk verdwijnt in de late
renaissance en helemaal in de barok. Bij de barok gaat het juist om gevoel los te maken.
Hierbij worden figuren in een bevroren actie weergeven. Hiermee proberen ze een verhaal
te tonen in een enkele scene. In de schilder/ en beeldhouwkunst is dus dynamiek en
beweging belangrijk. Dit maken ze doormiddel van opbouw van compositie. De
, lichaamsassen van personen en dieren, kijkrichting en de gebaren en houdingen van de
afgebeelde personen en hun attributen zijn daarin bepalend.
Verder wordt het licht-donkercontrast veel gebruikt voor een dramatisch effect. In de
bouwkunst accentueert het de geledingen van de gevel; in de beeldhouwkunst benadrukt
het de stofuitdrukking en plasticiteit; in de schilderkunst als bindmiddel om het een geheel
te maken. Als laatst passen ze de omgeving aan van hun kunst voor het maximale effect door
grootsheid van het geheel.
Filosofie en wetenschap
René Descartes, een wiskundige en filosoof, is een van de grondleggers van de moderne
wetenschap en filosofie. Hij hield zich op een wiskundige manier bezig met het verstand.
In de 17e eeuw bloeit de wetenschap op. Voortbordurend op Descartes ideeën vinden
wetenschappers zoals Newton en Leibniz natuurwetten uit. Verder word de horloge
uitgevonden, wat een symbool werd voor adel. Verder experimenteert men met lenzen en
komt de microscoop en telescoop. Ook komt de camera obscura, een voorloper van
fotografie. Antonie van Leeuwenhoek is een van de grootste op dat gebied.
Bouwkunst: kerken en paleizen
- In het noorden (Frankrijk enz) strenge stijl vol klassieke elementen en de
omgeving/afmetingen die doelbewust betrokken wordt bij het gebouw. In het zuiden
meer invloed van Rome met een stijl die triomfantelijk, groot, vol ornamenten en
versieringen is, dus minder streng.
- Gevels werden geleed, waarbij sommige gevels uitstaken en andere terugvielen. In
de renaissance waren de gevels plat.
- Typerende grote zuilen en pilasters, die soms over tee of drie verdiepingen liepen; de
kolossale orde. Hoort bij strenge, geometrische kant -> classicerende barok.
- Omgeving belangrijk en word omringd door bordessen, trappartijen, imposante
oprijlanen en prachtige tuinen.
- Interieur vol versieringen met ornamenten. Deze zijn meestal onregelmatig van vorm
en gebogen en gekruld. Zuilen zijn gedraaid en ruimte veranderd door
plafondschilderingen. Ook de randen en hoeken zijn versierd. Dus het is allemaal vol
beweging.
- De tuinen passen met geometrische opzet en symmetrie perfect aan het gebouw.
Door strak geschoren en gevormde hagen laat de vorst zijn absolute macht zien, waar
hij zelfs natuur mee kan bedwingen. Verder zijn er bordessen, gazons, waterpartijen
en perken. Water is symbool voor rijkdom, omdat drinkwater kostbaar is.
Kerken in het zuiden:
- Zwieriger en vloeiender dan in noorden.
- Ellipsen en ovalen gebruikt in plattegrond, die nogal eens asymmetrisch zijn.
- Gevels hebben vloeiende lijnen: concave (holle) en convexe (bolle) vormen.
- Dominerende koepels en gedecoreerd met beeldhouwwerk, guirlandes, voluten en
andere versieringen. Dit is in het noorden minder heftig. Interieur is wel even sterk
versierd. Verder spendeert het zuiden meer aandacht aan de omgeving.
- Voorbeeld: Sint-Pieter kerk olv paus Alexander VII. Bernini maakt grootste barok
gedeelte van de kerk, zoals het plein, hoektorens, hoofdalter en interieur. Bernini