Samenvatting af2
Beenderstelsel
Functies
o Het geeft vorm en steun aan het lichaam
o Het beschermt de belangrijke organen zoals je hersenen en het hart
o Het zorgt ervoor dat je kan bewegen, dit gebeurt door de aangehechte spieren
o Het maakt roden, witten bloedcellen aan en bloedplaatjes
Anatomische termen
Een wervel bestaat uit verschillende onderdelen namelijk:
o Doornuitsteeksel, Dwarsuitsteeksel, Wervellichaam, Wervelboog, Wervelgat,
Gewrichtsvlakken
Osteoporose: botontkalking.
Ergosterol: neemt vitamine D goed op.
Verschil tussen straffe en beweeglijke gewrichten:
o Straffe gewrichten: gewrichtsvlakken die vergroeid zijn tot een taai kussentje
kraakbeen, de verschillende botdelen laten weinig beweging toe.
Voorbeelden: de verbinding tussen voetwortelbeentjes en middenvoetsbeentjes.
o Beweeglijke gewrichten: laten een grote beweeglijkheid toe.
Beensoorten
o Plattenbeenderen
Kenmerken: kunnen zowel lang als kort zijn, duidelijk eindstuk aan beide
einden, hol van binnen en holte is gevuld met geel en rood beenmerg.
Functie: lange pijpbenen maken grote beweging mogelijk, ze vormen een
hefboom van spieren. Ze maken lengtegroei in het lichaam mogelijk.
Voorbeelden zijn dijbeen, opperarmbeen, vingerkootjes en
middenhandsbeentjes.
o Platte beenderen
Kenmerk: platten vorm, gevuld met roodbeenmerg.
Functie: beschermen kwetsbaren organen, maken bloedcellen en
bloedplaatjes aan.
Voorbeelden zijn ribben, borstbeen, schouderblad, schedel en heupbeen.
o Sesambeentjes
Kenmerken: kleinen botjes die in de pees liggen, geen verbinding met andere
beenderen, zitten in knieën handen, en voeten.
Functie: ze helpen de pezen bij beweging. Zorgen ervoor dat de spier meer
kracht op de pees uitoefent.
Voorbeelden zijn kleinsten handwortelbeentjes en de knieschijf.
o Onregelmatige beenderen
Kenmerk: geen specifieke structuur en vorm, meestal massief, kunnen
groeien in de breedte en dikte, beval roodbeenmerg.
Functie: kwetsbare organen beschermen.
Voorbeelden zijn handwortelbeentjes, voetwortelbeentjes, sommige
schedelbeenderen en wervels.
Botverbindingen
o Beenvergroeiingen
, Samenvatting af2
Hierbij zijn beenstukken met elkaar vergroeit. Hierdoor is het niet
bewegelijk.
Voorbeelden zijn schedel, heiligbeen, heupbeen en staartbeen.
o Bindweefselverbindingen
Hierbij zijn beenderen doormiddel van bindweefsel aan elkaar verbonden,
zijn nauwelijks of niet bewegelijk.
Bijvoorbeeld het vlies tussen het scheenbeen en kuitbeen of en de vliezen
tussen de schedelbeenderen bij een baby.
o Kraakbeenverbindingen
Hierbij zijn de beenderen verbonden door kraakbeen. Hierbij is ook weinig
beweging mogelijk.
Bijvoorbeeld de verbinding van de schaambeenderen, de wervels en de
ribben en borstbeen.
Gewrichten
o Gewrichtskapsel: houd de botten bij elkaar
o Gewrichtsbanden: ook wel ligamenten. Verbind de botten of het kraakbeen met
elkaar.
o Gewrichtsuiteinden: zijn botuiteinden die samen gewrichten vormen.
o Slijmbeurs: zijn gesloten zakjes vocht.
o Gewrichtsholte: hierin zit gewrichtssmeer waardoor alles makkelijk beweegt.
o Gewrichtskraakbeen: is een glasachtig laagje, vermindert de wrijving.
o Scharniergewricht: dezen kunnen alleen buigen en strekken, kniegewricht,
ellebooggewricht
o Rolgewricht: kan alleen naar links of rechts draaien en het ene beenstuk draait om
het ander, de verbinding van het spaakbeen en de ellepijp.
o Draaigewricht: het bot draait in een ring die door een ander bot gevormd wordt, de
verbinding van de atlas (bovenste halswervel) met de draaier (tweede halswervel.
o Kogelgewricht: bestaat uit een kop en een kom, de kop heeft de vorm van een kogel.
Het is het meest bewegelijke gewricht, laat namelijk beweging in een volledige draai
toe, het schoudergericht (opperarmbeen en schouderblad) en het heupgewricht
(dijbeen en heupbeen).
o Eigewricht: lijkt op het kogelgewricht, de kop is eivormig. De lange kant kan ver
draaien en de korten kant beperkt, de verbinding tussen de atlas en gewrichtsvlakjes
van het achterhoofd en de verbinding tussen de middenhandsbeentjes en de vingers.
o Zadelgewricht: maakt beweging mogelijk in twee vlakken die lootrecht op elkaar
staan, de verbinding van de duim met de handwortel.
De bouw, ligging en functie van beenderen
Hoofd
o Voorhoofdsbeen : dit is een plat beenstuk en vormt het voorhoofd en de bovenzijde
van je oogkas
o Wantbeen: Is een plat been, er zijn er twee wantbeenderen aan elke kant een
o Achterhoofdsbeen: Dit vormt het achterhoofd en loopt door tot de onderkant. Daar
zit het achterhoofdsgat waar de zenuwen door komen
o Slaapbeen: Dezen liggen aan beiden kanten van het schedel, dit bestaat ook uit
meerdere onderdelen namelijk de schelp, het jukbeen, rotsbeen en tepelvormige
uitsteeksel
, Samenvatting af2
o Zeefbeen : Dit is het horizon plaatje met twee zijstukken
o Wiggenbeen: Dit loopt horizontaal door de schedelbasis heen
o Rotsbeen: dit is een deel van het slaapbeen
o Neusbeen: dit bestaat uit twee aan elkaar vergroeide neusbeentjes. Het is aan de
bovenkant verbonden met de voorhoofdsbeen.
o Ploegschaarbeen: vormt samen met het zeefbeen het neusschot.
o Jukbeen licht aan de onderkant en buitenkant van de oogkas en vormt de
ondergrond van de wang.
o Bovenkaak: is een botvergroeiing van twee beenderen.
o Onderkaak: de onderkaak bestaat uit verschillende onderdelen namelijk de
gewrichtskop van de onderkaak, voorste uitsteeksel en de kaakhoek. Ook dit bot
bestaat uit twee vergroeide botten.
Arm en hand
o Spaakbeen: ligt aan de duimzijde van de onderarm.
o Ellepijp Licht aan de pinkzijde van de onderarm.
o Opperarmbeen: is een lang pijpbeen van de bovenarm aan het eind zitten twee
knobbel, de groten en kleinen opperarmknobbel.
o Vingerkootjes: zijn scharniergewrichten, de duim heeft twee vingerkootjes en de rest
drie. Totaal 14
o Handwortelbeentjes: dit zijn onregelmatige beenderen, onderling vormen ze een staf
gewricht de handwortel. Totaal 8
o Middenhandsbeentjes: is het grootste deel van de handpalm, de knokkels je je hebt
als je een vuist maakt zijn de uiteinden. Totaal 5
Onderbeen en voet
o Kuitbeen: licht aan de achterkant van het onderbeen
o Scheenbeen: licht aan de voorzijde van het onderbeen.
o Knieschijf: is een schijfvormig beenstuk en is het grootste sesam been in het lichaam.
o Dijbeen: grootste pijpbeen van het lichaam.
o Voetwortelbeentjes: ze vormen samen de voetwortel, het is een straf gewricht. Het
hielbeen is het grootste been. Totaal 7
o Middenvoetsbeentje: dit zijn pijpbeenderen , totaal 5
o Teenkootjes: groten teen twee teenkootjes en de rest drie, totaal 14
Borstkas en schoudergordel
o Borstbeen: is een plat beenstuk dat bestaat uit drie delen namelijk het handvat, het
lichaam en het zwaardvormige aanhangsel.
o Borstwervels: zijn zowel onderdeel van de borstkas als de wervelkolom. Er zijn er 12.
o Ware ribben: zijn de 7 bovenste ribben. Zijn met glasachtig lichaam direct verbonden
aan het borstbeen.
o Valse ribben: zijn de 5 onderste ribben. Ze zijn niet direct verbonden met het
borstbeen. De bovenste 3 zijn met kraakbeenstukken nog verbonden de onderste 2
zijn zwevende ribben.
o Schouderblad: dit is een plat driehoek. Het is een vrij dun maar stevig bod.
o Schouderbladkam: dit zit aan de achterkant van het schouderblad. Het is een scherpe
rand.
o Schoudertop: licht aan de buitenzijde van het schouderblad. Dit is een beschermend
dak voor het schoudergewricht.
o Ravenbekuitsteeksel: dit is het stompen uitsteeksel aan de voorzijde van het
schouderblad.
o Schouderkom: noem je ook wel humeruskop
o Sleutelbeen: is een s vormig pijpbeen.