Hoofdstuk 7, attitudes en attitudeverandering: gedachten en gevoelens beïnvloeden
Attitude
Een evaluatie van (of houding tegenover) een attitude object, zoals mensen, voorwerpen en
ideeën
De aard en oorsprong van attitudes
Gebaseerd op:
- Affect: gevoelens en waarden ten opzichte van attitudeobject
- Cognitie: opvattingen en kennis over attitudeobject
- Behavior: iemands observatie van eigen gedrag ten opzichte van
attitudeobject
Tri component attitude model
Attitudes omschreven als samengesteld uit drie componenten:
Een affectieve, een cognitie en een gedragsmatige component
Expliciet
Attitudes die we bewust onderschrijven en gemakkelijk kunnen reproduceren
Impliciet
Onwillekeurige, onbestuurbaar en vaak onbewust
Klassieke conditionering
Leerproces waarbij een stimulus die een respons oproept zich herhaaldelijk gelijktijdig
aandient met een neutrale stimulus (die niets oproept) waardoor uiteindelijk de neutrale
stimulus dezelfde respons oproept als de eerste stimulus
Operante conditionering
Leerproces waarbij gedrag dat mensen uit zichzelf vertonen toe of afneemt, afhankelijk van
de vraag of beloning of straf het gedrag bekrachtigt.
19
,Theorie van gepland gedrag
Theorie die stelt dat de beste voorspellers van ons geplande weloverwogen gedrag bestaan
uit onze attitudes over dat specifieke gedrag, de subjectieve normen en onze inschatting van
de mate van controle die we over dat gedrag hebben.
Attitude over gedrag, subjectieve normen en ingeschatte controle over het gedrag leiden tot
gedragsintentie wat leidt tot gedrag.
- Attitude over het gedrag
Specifieke attitude van de betrokkene over het gedrag dus niet iemands algemene
attitude
- Subjectieve normen
Opvattingen van de betrokkene over hoe belangrijk anderen tegen het gedrag in
kwestie aankijken
- Ingeschatte controle over het gedrag
Gemak waarmee de betrokkene denkt het gedrag te kunnen vertonen
Persuasieve communicatie
Een boodschap waarmee je een bepaalde kant van een probleem of onderwerp bepleit met
de bedoeling om te overtuigen.
Yale Attitude Change Approach
Wie zegt wat tegen wie (en op welke manier)
Wie > bron o.a. bekend betrouwbaar aantrekkelijke mensen en aantal dus meerdere mensen
Wat> boodschap, o.a. lengte, complexiteit, levendig, humor, dreiging
Tegen wie > publiek o.a. betrokkenen intelligentie, need for cognition, stemming
Kanaal > o.a tv, folder, krant, face to face, data mining
Elaboration likelihood-model
Theorie over twee routes van informatieverwerking die tot attitudeverandering kunnen
leiden, de centrale route en de perifere route, en de gevolgen van de genomen route voor
attitudeverandering.
20
, Centrale route naar overtuiging
De informatieverwerkingsroute die mensen volgen als de situatie zo is dat ze zowel de
mogelijkheid als de motivatie hebben om zo grondig de aandacht te besteden aan
persuasieve communicatie en na te denken over de gepresenteerde argumenten
Perifere route naar overtuiging
De informatieverwerking route die mensen volgen als ze geen aandacht kunnen of willen
besteden aan argumenten en de oppervlakkige verwerking van perifere cues in de
boodschap de reactie op de boodschap bepaalt, zoals de aantrekkelijkheid van de bron en
vormgeving.
Angstopwekkende communicatie
Persuasieve boodschap die de attitude van mensen door middel van angst probeert te
veranderen
Kameleoneffect
Mensen nemen vaak onbewust de houding aan van mensen tegenover hen
Stereotypedreiging
De angst die mensen uit een minderheidsgroep voelen dat hun gedrag een cultureel
stereotype bevestigt
21