Samenvatting – Sociale Media & Nieuwe Media –
Tentamen Periode 2
Week 1 – Wat zijn sociale en nieuwe media?
Nieuwe media = digitaal, smartphones, online platvormen (Wikipedia, apps, games, email),
Computer-mediated communication (CMC)
Sociale media is onderdeel van nieuwe media (netwerk en interactiviteit)
Participatiestructuur = hoe mensen interageren
Goods & services = bijv Booking.com
Uitwisseling informatie = een Tweet plaatsen
Kenmerken gebruiker = profielpagina, anoniem,
pseudoniem
Media richness = meer multimodaal (beeld, tekst, geluid, video)
Blurred modalities = integratie multimodale elementen (veel variatie)
Tijd: synchroniciteit – continuüm
Publiek: one-to-one, one-to-many, many-to-many
Informed consent = toestemming, rekening houden met ethische bedenkingen
Week 2 – Online zelf: Presentatie en impressiemanagement
ARTIKEL 1: (B ELK, 2013)
EXTENDED SELF IN A DIGITAL WORLD
Extended self = externe objecten die we bezitten, zien we als deel van onszelf, we hechten ons niet alleen aan
personen en dieren, maar aan materiële zaken die onderdeel worden van onze identiteit
o Bezittingen fungeren als memory markers (foto’s, souvenirs), anderen laten zien wie we (willen) zijn
5 grote veranderingen door digitalisering—> invloed op ‘zelf’ en ‘bezittingen’
1. Dematerialisatie (van bezittingen)
2. Herbelichaming
3. Delen (van privéleven en bezittingen)
4. Co-constructie van het zelfbeeld
5. Verdeeld geheugen
1) Dematerialisatie (van bezittingen)
o Bezittingen zijn onzichtbaar geworden (in de cloud)
o Opkomst nieuwe virtuele bezittingen (games, spullen in Sims)
Attachment = hechten aan deze bezittingen (highscores in spel)
Singularization = personalisatie, specifiek naar eigen smaak weten te maken
o Bezittingen en interesses kunnen we openbaar maken
2) Herbelichaming
o Disembodied = online anoniem, geen oordeel over ons uiterlijk (dit werd gedacht maar is helaas niet zo)
o Visuals = door social media ‘mooier’ maken of anders presenteren
o Reembodied = avatars, bitmoji en bewerkte foto’s en video’s
o Alts = meerdere identiteiten tegelijkertijd
,3) Delen (van privéleven en bezittingen)
o Disinhibition effect = de remmingen vallen weg en delen te veel
o Toxic inhibition = flaming (vijandige berichten sturen om gemeen te zijn), trolling (stoken en provoceren)
o Groepsgevoel = samen dingen delen in bijv groepchat (nadeel is kwijtraken van de controle over bijv foto’s)
o Gedeeld gevoel van ruimte = Massively Multiplayer Online Games (3 e plek) een soort kroeg
4) Co-constructie van het zelfbeeld
o Ons zelfbeeld wordt steeds meer gevormd door interacties met anderen
o Bevestiging wordt gezocht in social media door onszelf en onze relaties (likes, reacties, hartjes)
5) Verdeeld geheugen
o Outsourcing memory = online opslaan en archiveren van herinneringen
o Collectief geheugen = geheugen wordt gedeeld met anderen
o Clutter = digitale rommel
o Onsterfelijkheid = digitale onsterfelijke zelf
FOMO = de angst om een leuke sociale gebeurtenis te missen —> onrust, ontevredenheid en spijt
Fake persona’s = we vergelijken ons hiermee omdat we vooral leuke dingen online delen
Socialbesitas = je kan niet meer zonder je smartphone, omdat je social media moet controleren (irritatie)
Nomofobie = een overmatige angst voor het niet continu bereikbaar zijn via een smartphone
Phantom vibration syndrome = gevoel dat je smartphone trilt of rinkelt, terwijl dat niet zo is
, ARTIKEL 2: (H OGAN , 2010)
THE PRESENTATION OF SELF IN THE AGE OF SOCIAL MEDIA: DISTINGUISHING PERFORMANCES AND EXHIBITIONS ONLINE
Impressiemanagement = zelfpresentatie op social media
2 soorten zelfpresentatie volgens Hogan:
1. Performances = optredens door acteurs, synchrone situaties: acteur hetzelfde moment aanwezig als publiek
2. Artifacts = resultaat van performances door acteurs, asynchrone vertoning —> social media
Goffmans dramaturgische benadering (1959) —> hier zijn twijfels bij op toepassing van social media
o Life as a stage = het leven als een podium (metafoor), we laten het publiek zien wat we doen, tonen
verschillende persoonlijkheden, passen zelfpresentatie aan aan publiek, verschillende rollen
o Performances = bij elk optreden presenteer je jezelf in een andere rol, afgebakende setting, geïdealiseerd
o Front stage vs back stage = front is je ideale zelf, back is hoe we zouden zijn zonder iemand erbij
o Putting on a front = andere performance als je uitgaat met vrienden of op het werk
o Conflict … when fronts colide = als mensen uit verschillende publieken op hetzelfde moment aanwezig zijn
o Goffman zegt dat we niet allen op de voorgrond ons best moeten doen, maar ook op backstage: belangrijk
om je op te laden voor de frontstage
Goffmans benadering toegepast op socialmedia
o Facebook als backstage: privé berichten alleen aan vrienden
o Facebook als frontstage: startpagina waar mensen een
bepaald beeld van zichzelf neer willen zetten
o Je online content als ‘performances’ cyberperformances =
mensen die in cyberspace optreden
o Maar: publiek is niet eenduidig: verschillend publiek kan op
verschillende momenten content bekijken
Hogan’s exhibitional benadering
o Impressiemanagement op social media —> exhibition sites = site waar mensen data uploaden
o Curators = algoritmes ontworpen door websitebeheerders, filteren, ordenen en doorzoeken van data uit
Storehouses = databases
o Reproducable artifacts = reproduceerbare data
o Filter bubble = gepersonaliseerde selectieve presentatie, sluit aan op dingen die jij interessant vind (cookies)
o Handig voor statusupdates, blogs, maar niet toepasbaar op bijv Whatsapp, online games, wikipedia
Kenmerken van online exhibition spaces (vs offline performances)
o Asynchroniciteit
o Weinig controle over het publiek (platform is beheerder)
o Rekbare definitie van ‘vriend’ (online vrienden zijn heel anders dan uit
core vriendengroep)
Collapsed context = conflict … when fronts colide —> maar dan niet in het echt
maar op socialmedia (bijv posten)
Kleinste gemene deler = bij creëren van content, kan niet rekening worden
gehouden met iedereen
ARTIKEL 3: (FULLWOOD ET AL., 2020)