Casus Anne 1
Uitleggen wat het doel is van preoperatief onderzoek en waaruit dit kan bestaan
Preoperatief onderzoek is een screening voorafgaand aan de operatie waarbij de
gezondheidstoestand in kaart wordt gebracht.
Doel: het zo optimaal mogelijk laten verlopen van de anesthesie bij de ingreep en een inschatting
maken van de risico`s van de geplande operatie.
Bestaat uit:
- Gezondheidsvragenlijst die wordt thuisgestuurd
- Medicatie in kaart brengen, ook zelfhulpmedicatie
- Lichamelijk onderzoek: lengte, gewicht, auscultatie van hart en longen, bloeddruk, saturatie,
inspectie van de mond voor de luchtwegen en bij epidurale of spinale anesthesie inspectie
van de rug
- Eventueel aanvullend (lab) onderzoek: ECG, Stolling, kruisbloed, X-thorax
Stoppen met roken 6 weken voor de operatie laat het risico op ernstige postoperatieve
ademhalingsproblemen sterk dalen
- Roken/alcohol/drugs kan de anesthesie behoorlijk beïnvloeden
- Soms voor de operatie stoppen met bepaalde medicatie zoals anticoagulantia en
trombocytenaggregatieremmers
Voor de operatie: niet roken, niet eten/drinken, geen sieraden, wel wassen
De aandachtspunten van de anamnese bij het preoperatieve onderzoek benoemen
- Medicatie en zelfmedicatie
- Bestaande ziekten en afwijkingen
- Roken/alcohol/drugs
- Allergieën
- Inspanningstolerantie
- Eerdere ervaring met anesthesie
- Eerdere operaties
Beschrijven welke classificatie wordt gebruikt bij de operatieve risico-inschatting
ASA-classificatie: American Society of Anesthesiologist Physical Status Classification System.
ASA-1: gezonde patiënt zonder langdurig medicatiegebruik
ASA-2: lichte aandoening, eventueel met medicatie, maar zonder invloed op het dagelijks leven
ASA-3: ernstige aandoening, met medicatie en beperking in het dagelijks leven
ASA-4: ernstige aandoening, met medicatie en ernstige beperking in het dagelijks leven, aandoening
die levensgevaarlijk kan zijn bij een operatie
ASA-5: zeer ernstig zieke patiënt, veracht dat hij binnen 24 uur zal overlijden zonder operatie
1
,Uitleggen welk aanvullend onderzoek gedaan kan worden bij een preoperatieve screening en
waarom
Aanvullend (lab)onderzoek alleen op indicatie. Bijvoorbeeld:
- Stollingsonderzoek bij gebruik van antistollingsmiddelen.
- Kans op bloedtransfusie -> bloedgroep en resusfactor bepalen
- Verdenking longziekte, bij operatie in de borstholte of hartfalen -> thoraxfoto
- Patiënten boven 60 jaar standaard ECG voor hartinfarct zonder klachten
- ECG ook bij hypertensie, DM, kortademigheid, oedeem in benen
- Bloedonderzoek voor lever- en nierfunctie -> inschatten bloedrisico en interactie medicatie
Verpleegkundige aandachtspunten benoemen bij de preoperatieve fase op een afdeling
- Voorlichting geven over wat te verwachten
- Met de arts overleggen bij nieuwe informatie over allergieën, (zelf)medicatie, stoppen met
medicatie, etc.
- Letten op preoperatief protocol en afspraken en interventies
- Vitale functies controleren
- Letten op nuchter zijn van de patiënt
- Toedienen van premedicatie: medicatie voorafgaand aan de operatie
Uitleggen wat de werking en bijwerking is van de medicatie die wordt gebruikt bij premedicatie en
sedatie
Premedicatie:
- Paracetamol en NSAID`s: pijnstillingsspiegel opbouwen
- Heparine (fraxoparine) afhankelijk van protocol: voorkomen van bloedstolsels
- Insuline en glucose bij DM1: gelijk houden van de insulinespiegel tijdens de operatie
Sedatie:
- Benzodiazepinen: slaap/ontspanning
➔ Angstreductie, kalmerende werking, amnesie (geen herinnering aan de ingreep), enige
spierverslapping
- Analgetica: pijnstilling
- Anticholinergica: paralyse van de spieren
De verschillende vormen van anesthesie benoemen en de effecten op het lichaam ervan
Anesthesie: operatie ondergaan zonder het ervaren van pijnprikkels.
Algehele anesthesie: narcose
- Bij grotere operaties
- Medicatie voor verlaging bewustzijn, opioïden tegen de pijn, spierverslappers (ook tegen
reflexen)
- Bestaat uit de inleiding (in slaap brengen), onderhoudsfase en uitleiding (bij bewustzijn
komen)
- Heel de operatie worden vitale functies gemeten
- Beademingsmachine om de ademhaling (gedeeltelijk) over te nemen
- Mogelijke bijwerkingen: misselijkheid, slaperigheid, braken, keelpijn/heesheid, allergische
reactie op een medicijn, gebitsschade door inbrengen ademhalingsbuis, neuropathie met
tintelingen en krachtsverlies door beknelde zenuw
Sedatie: lichtere vorm van algehele anesthesie
- Benzodiazepine als slaapmiddel met een pijnstiller
- Patiënt blijft zelf ademen
- Bewaking vitale functies
- Mogelijke bijwerkingen: misselijkheid, braken en daling saturatie en bloeddruk
Regionale anesthesie:
2
, - Zenuwgeleiding wordt geblokkeerd waardoor de signalen niet bij de hersenen aankomen en
ze patiënt geen pijn voelt
- Monitoren van vitale functies
- Bijwerkingen door procedure of (te veel) medicatie: bloeddrukdaling, daling hartfrequentie,
krachtsverlies, misselijkheid, slaperigheid, hoofdpijn (door lekkage liquor -> liquordruk neemt
af) =, bloeding, infectie, zenuwschade door injectie
Spinale anesthesie: vorm van regionaal
- Via een ruggenprik wordt er medicatie toegediend in de subarachnoïdale ruimte, dit komt in
de liquor terecht en hierdoor is er geen pijn voelbaar
Epidurale anesthesie: vorm van regionaal
- Een slangetje wordt via een ruggenprik ingebracht in de dura matar, dit slangetje ligt buiten
het spinale kanaal waarin het myelum ligt
- Optimale pijnstilling na de operatie onder algehele narcose
- Vaak ook een blaaskatheter omdat de blaasspieren niet volledig werken
Perifeer zenuwblok: vorm van regionaal
- Verdovende medicatie wordt rond zenuwen geïnjecteerd
- Vooral bij operaties aan schouders, benen en armen
- Plek van injecteren wordt mede bepaald door echografie
Lokale anesthesie:
- Plaatselijke verdoving door medicatie via injectie, spray of zalf
Het verschil uitleggen tussen epidurale en spinale anesthesie
Spinale anesthesie naald gaat dieper en spuit zware vloeistof in
- Makkelijker te prikken
- Werkt sneller
- Lukt vaker
- Heeft wel iets meer risico’s omdat je in het hersenvocht gaat
Epiduraal kun je een buisje achterlaten want je blijft buiten de dura en dus niet in de ruimte van het
hersenvocht. Zou je dat bij spinaal doen dan heb je een te lange open verbinding tussen het
hersenvocht en de buitenwereld.
Epidurale anesthesie:
- Eerst verdoving van de huid
- Daarna anestheticum tussen twee wervels in de epidurale ruimte (in de wervelkolom net
buiten de dura mater (harde hersenvlies)
- Deze vorm van anesthesie wordt meestal gebruikt bij operaties beneden het gebied van de
navel
- Er kan een katheter achtergelaten worden voor het later toedienen van meer medicatie.
Spinale anesthesie:
- Het anestheticum wordt in het lumbale deel van de wervelkolom (meestal L3, L4) door de
dura mater heen in de liquorruimte toegediend
- Het gevolg is een snel optredende blokkade van het ruggenmerg vanaf het niveau waar het
lokaal anestheticum wordt toegediend.
- Onderlichaam en benen worden verdoofd dus kun je die tijdelijk niet bewegen
De verpleegkundige aandachtspunten in de verkoeverperiode na algehele en regionale anesthesie
uitleggen
- Controle vitale functies
- Vocht toedienen via infuus
- Mogelijke complicaties in de gaten houden: vroeg signaleren
- Lichaamstempratuur regelmatig controleren -> infectie
- Toedienen antistollingsmiddelen als dit voorgeschreven is
3
, - In de gaten houden van de pijn
De meest voorkomende postoperatieve complicaties benoemen en uitleggen hoe deze ontstaan
- Nabloeding: nabloeding in operatiegebied kan snel gepaard gaan met veel bloedverlies ->
zichtbaar of niet zichtbaar -> bloedarmoede en/of shock, vaak opnieuw opereren en
bloedtransfusie geven
- Shock: kort na de operatie, vaak in de nacht door (na)bloedingen
- Wondinfectie: wondinfectie treedt op in anderhalf procent van de schone wonden, vaak
wordt de infectie zichtbaar tussen de vijfde en tiende dag na de operatie door koorts, pijn,
roodheid en zwelling van het operatiegebied.
- Pneumonie: pijn en opzetten van de buik kunnen ervoor zorgen dat de patiënt moeilijk
doorademt, vooral bij mensen die niet goed kunnen doorzuchten zoals patiënten met COPD
en rokers.
- Urineweginfectie: na de operatie moeite met (leeg)plassen en dus retentieblaas
- Wonddehiscentie: uiteenwijken van alle lagen van de wond. Vooral riskant bij een buikwond
na een vaatoperatie bij buikwonden waarbij de darminhoud naar buiten uitpuilt. Ook wel
Platzbauch als een verse operatiewond in de buikwand openspringt. Komt vaak door oedeem
of een hematoom
- Naadlekkage: lekken van de darminhoud in de buikholte na een darmoperatie, vaak op de 5e
dag postoperatief
- Decubitus: door druk en schuifplekken vanwege immobiliteit en verminderde doorbloeding
- Delier: verwardheid en desoriëntatie komt bij 1% voor door zuurstoftekort en verminderde
doorbloeding van de hersenen, maar ook door onttrekking van benzodiazepinen of alcohol
- Diepveneuze trombose DVT): veertig procent van de patiënten die geopereerd worden,
ontwikkelt in de aders van been of bekken een kleine of een grote trombus. Vaak vertonen
de patiënten geen verschijnselen de trombus vanzelf op
- Pijn: postoperatieve pijn zorgt voor veel ongemak en kan leiden tot meer complicaties
- Ondervoeding: zorgt voor een langzamer herstel en meer kans op infecties, decubitus en
vertraagde wondgenezing -> soms sondevoeding of drinkvoeding
De risicofactoren van de meest voorkomende postoperatieve complicaties beschrijven
Risicofactoren voor het ontstaan van complicaties rond een operatie:
- Leeftijd
- Hart- en vaataandoeningen
- DM
- CVA/TIA
- Longaandoeningen
- Roken
- Nierfunctiestoornissen
- Obesitas en ondervoeding
De verpleegkundige aandachtspunten bij postoperatieve zorg benoemen
Per operatie is er voor postoperatieve zorg een protocol aanwezig. Hierin is aandacht voor
pijnbestrijding, antibiotica, antistollingsmedicatie, vitale functies en specifieke aandachtspunten.
Vroeg signalering van bijwerkingen en/of complicaties is belangrijk.
- Vochtbalans en mictie in de gaten houden
- Aldrete-ontwaakscore meten en opschrijven
- Overdracht bij ontslag en overplaatsing zo compleet mogelijk
4