Ho1: Scepticisme op Scherp Gesteld
1.1 Gerede Twijfel
Het onzekerheidsbeginsel: niets is zeker totdat het wordt waargenomen, echter hoe meer je
kijkt, hoe minder je werkelijk weet.
‘Scepsis’ gaat om het brede en diepe filosofische probleem dat uiteindelijk niets helemaal
zeker is. Volgens het scepticisme is alles wat we hier en nu met onze eigen zintuigen
waarnemen, fundamenteel onzeker.
Sceptische scenario’s nemen onze zekerheden, de opvattingen waarvan we rotsvast
overtuigt zijn en waarop we onze handelingen baseren, wegnemen of althans ondermijnen.
Een scepticus gelooft dat we niks zeker kunnen weten en dat kennis onmogelijk is.
‘Gerede twijfel’ (living doubt, pragmatisch) vs een sceptische houding (paper doubt).
1.2 Soorten Scepticisme
Bij elke opvatting kan een scepticus eindeloos veel sceptische scenario’s bedenken, en met
sommige sceptische scenario’s kan je eindeloos veel opvattingen problematiseren.
Sommige historische ‘feiten’ zijn twijfelachtig. Dat komt doordat er lokale sceptische
scenario’s voor zijn, zogenaamde complottheorieën.
Complottheorieën spelen op een bijzondere creatieve manier in op lacunes in onze kennis.
De meeste complottheorieën vullen lacunes in onze kennis met een relatief eenvoudig,
elegant scenario op.
Vijf-minuten-hypothese= het is denkbaar en dus mogelijk dat de wereld tot voor vijf
minuten geleden nog helemaal niet bestond, dat zij toen pas geschapen werd. Dat we al
langer bestaan lijkt alleen maar zo omdat we met al die herinneringen en opvattingen
geschapen zijn. Alles wat we menen te weten over het verleden, is gewoon vijf minuten
geleden, toen wij met z’n allen en de rest van de wereld geschapen werden, in ons
bewustzijn ‘ingeplant’. #VaarwelGeschiedenis
Complottheorieën zijn niet altijd even waarschijnlijk, maar ze zijn wel mogelijk. Echter zijn de
sceptische gevolgen van de realistischere scenario’s veel beperkter dan de gevolgen van de
vergezochte scenario’s.
De drie belangrijkste vormen van scepticisme worden kernachtig verwoord in het citaat van
de Griekse filosoof Gorgias van Leontini:
o Niets bestaat, mocht er iets bestaan, dan kunnen we het niet kennen, en mochten we
het wel kennen, dan kunnen we het niet mededelen.
Metafysisch scepticisme (het werkelijkheidsprobleem) = aan de werkelijkheid zelf twijfelen.
Epistemologisch scepticisme (het kennisprobleem) = aan je eigen kennis twijfelen.
Conceptueel scepticisme (problem of other minds)= iedereen is vertrouwd met zijn eigen
bewustzijnsinhouden, we hebben niet dezelfde toegang tot de bewustzijnsinhouden van
anderen. Communicatie is onmogelijk, we kunnen niet met elkaar van gedachten wisselen.
Activistisch of wetenschappelijk scepticisme (het waarheidsprobleem)= niet echt sceptici
omdat ze heel wat uitgesproken opvattingen hebben en veel menen te weten. Wat is waar
en wat niet? Wat mogen en/of moeten we geloven? Beschikken wij over onafhankelijke en
betrouwbare middelen om dat uit te maken?
,1.3 De Pyrronistische Problematiek
Sextus Empericus: Wanneer mensen iets zoeken zijn er 3 mogelijkheden: ofwel ze vinden het,
ofwel ze zeggen dat ze het niet gevonden hebben en dat het onvindbaar is, ofwel ze blijven
zoeken. Dit is in de filosofie niet anders.
o Dogmatici= filosofen die menen de waarheid gevonden te hebben.
o Academici= filosofen die verklaren dat niets zeker is en de wereld ongrijpbaar is
(naar de Academie van Plato).
o Sceptici= filosofen die blijven zoeken naar de waarheid.
Volgens een pyrronist lopen we bij elk denkbaar onderwerp tegen tegengestelde meningen
aan. Het probleem is dat voor al die meningen iets te zeggen valt.
Naarmate we steeds meer aanlopen tegen tegengestelde meningen, nemen we als vanzelf
een houding aan waarbij we al onze oordelen ‘opschorten’ (epochè). Oftewel we zijn niet
langer stellig in onze opvattingen wat ons uiteindelijk ook innerlijke rust geeft.
De slotsom is ‘isothenie’ (isotheneia): de gelijke kracht of gelijkwaardigheid van
tegengestelde argumenten. En als gevolg van de resulterende onmogelijkheid om een goede,
doordachte keuze te maken voor het geloof dat het zus is of zo is, besluiten we gewoon geen
keuze te maken en ons niet langer druk te maken over de hele kwestie.
In het dagelijks leven kan de ‘gelijke kracht’ van keuzemogelijkheden een groot probleem
vormen. Soms ontspringt onze keuzestress aan een gebrek aan informatie; we weten niet of
kunnen niet inschatten hoe de verschillende keuzemogelijkheden in de toekomst precies
zullen uitpakken. Maar zelfs met alle informatie kan het moeilijk zijn, zeker wanneer de
keuzes gewicht hebben. Het niet kunnen maken van een keuze noemen we ‘keuzezwakte’.
Meningsverschillen over hoe de wereld in elkaar zit kunnen niet rationeel beslecht worden.
In hedendaagse termen is de kerngedachte van de pyrronischtische problematiek theoretisch
van aard: het is onmogelijk voor eindige wezens zoals de mens om verantwoorde
overtuigingen te hebben.
Agrippa’s trilemma: opvattingen worden doorgaans verantwoord in termen van andere
opvattingen. Je kunt onmogelijk overtuigingen hebben die verantwoord zijn.
o 1. Fundering zoeken
Doorgaan van de verantwoording tot in het oneindige.
o 2. Erkennen --> opschorten
Regressie kan ver doorlopen, maar stopt bij overtuigingen die uit zichzelf
verantwoord zijn en geen verdere verantwoording behoeven.
o 3. Coherentie zoeken
Overtuigingen ondersteunen elkaar wederzijds, ze zijn dan ‘coherent’, ze
hangen elegant of anderszins wenselijk samen.
1.4 De Problematiek van Descartes
René Descartes beschouwt het scepticisme als de meest fundamentele bedreiging voor al
onze kennis en wetenschap.
Bestrijd scepticisme met scepticisme: eerst alles van tafel, dan weer zekerheden opbouwen.
Drie niveaus van twijfel:
o 1. Twijfel aan onze waarnemingen: perceptuele vergissingen, slechts incidenteel.
o 2. Twijfel of we niet alles dromen --> basisvormen bestaan dan nog.
, o 3. Twijfel of er een kwaadaardige demon (genius malignus) is die ons over alles, dus
ook over de basisvormen voorliegt.
Descartes slaagt erin om al zijn overtuigingen op te schorten, dit is zijn beroemde radicale
twijfel. Maar zodra hij op dat sceptische nulpunt is beland, begint hij aan de tegengestelde
beweging. Hij ‘bewijst’ dan zo zijn eigen bestaan, die van God en die van de buitenwereld.
o 1. Er moet tenminste iets of iemand, een bewustzijnsvorm zijn die het project van
radicale twijfel uitvoert. Zelfs wanneer die kwaadaardige demon er is, is er iets of
iemand bedrogen worden. Er bestaat een ‘denkend ding’ (res cogitans).
Cogito ergo sum
o 2. Het perfecte wezen god moet wel bestaan, want als dat perfecte wezen niet zou
bestaan, zou er iets aan ontbreken, namelijk het bestaan zelf, en zou het dus niet
perfect zijn.
o 3. Het perfecte wezen dat God is, kan onmogelijk een kwaadaardige demon zijn. dus
het houdt zich niet bezig met het ‘denkende ding’ systematisch een rad voor ogen te
draaien. Dus besta je zelf ook als ‘uitgebreid ding’ (res extensa).
De enige manier om kennis en wetenschap te redden en van een onwrikbare grondslag te
voorzien, is dat we dmv introspectie ‘de heldere en onderscheiden ideeën’ herkennen die
noodzakelijk waar zijn en waarin wij ons dus onmogelijk kunnen vergissen.
Descartes’ onderscheid tussen geest en lichaam is erg scherp en ligt aan de basis van het
onderscheid tussen onze eigen binnenwereld waartoe we enkel toegang hebben middels
introspectie, en de buitenwereld waartoe we slechts toegang hebben middels waarneming.
1.5 De Problematiek van Hume
David Hume zit tussen het enthousiasme van de pyrronisten en de vrees van Descartes in.
‘Het is een illusie te denken dat we ooit tot zekerheden kunnen komen, maar we hebben die
illusie en dat ons doen en laten is gebaseerd op dergelijke vermeende zekerheden valt
psychologisch uitstekend te begrijpen en te verklaren.’
Er zijn 2 soorten bewustzijnsverschijnselen: impressies en ideeën.
o Impressies (voelen) zijn krachtig een hevig. Verkrijgen we via onze zintuigen.
o Ideeën (denken) zijn de verwerking of weerslag van de impressies in onze
denkprocessen en redeneringen.
Enkelvoudige ideeën: komen voort uit de waarneming door één zintuig.
Complexe ideeën: een idee samengesteld uit verschillende eigenschappen of
enkelvoudige ideeën.
Je kunt verschillende enkelvoudige ideeën samenvoegen tot een complex idee dat niet
werkelijk bestaat, zoals bijvoorbeeld gevleugelde paarden. Het is echter ook ons verstand dat
heel wat enkelvoudige ideeën samenvoegt tot abstracte ideeën, waarbij begrippen gevormd
worden als ‘substantie’, ‘identiteit’, ‘causaliteit’. We kunnen het niet waarnemen en ze
zouden mogen worden toegevoegde aan het lijstje fabelachtige entiteiten.
o Causaliteit: bestaat alleen in het ‘constant samen voorkomen’, in een bepaalde
volgorde in de tijd. Denk aan het biljartbal voorbeeld.
Uniformiteitsprincipe= de abstracte verwachting die we hebben ten aanzien van de wereld.
Hume’s inductieve scepticisme bestaat erin dat we os geloof in dat uniformiteitsprincipe
nooit op een bevredigende manier kunnen onderbouwen.
, We kunnen de kloof tussen onze impressies en de vermeende buitenwereld onmogelijk
overbruggen: we kunnen onmogelijk controleren of onze impressies corresponderen met
objecten in de buitenwereld. Het kan dus zo zijn dat er geen fysische objecten aan de basis
van onze zintuiglijke ervaringen liggen.
Goodman: ‘nieuwe inductieraadsel’. Veronderstel dat het uniformiteitsprincipe wel
filosofisch bevredigend onderbouwd kan worden.
o Grele smaragden: ‘groen als ze tot nog toe opgedolven en bekeken zijn, en geel als ze
in de toekomst opgedolven en bekeken zullen worden’. Ook morgen zullen de
smaragden regelmatig greel zijn, alleen zouden ze volgens de omschrijving dan geel
zijn. Dit is ook van toepassing op alle andere objecten en eigenschappen.
1.6 De Hedendaagse Problematiek
Het hedendaagse scepticisme is het nauwst verwant met de benadering van Descartes.
Putnam’s ‘brain in a vat’: soort van Descartes’ Demon. Alleen is de Demon een computer.
o Stel dat de werkelijkheid er helemaal anders uitziet. Wij zijn een stel hersens in een
vat vol vloeistoffen waardoor het perfect kan functioneren en ervaringen kan
hebben, opvattingen kan vormen. Door prikkels wordt je zo gestimuleerd dat je geen
benul hebt van dat je een BIV bent.
Crux: aangezien je op basis van alle ervaringen die je daadwerkelijk hebt
onmogelijk kan weten dat je geen BIV bent, kan je helemaal niets weten.
Pyrronistische uitspraken: ‘er zijn net zulke krachtige argumenten tegen, daarom moet ik
mijn mening opschorten.’
Cartesiaanse claims: ‘misschien is dit wel een droom, of we worden voorgedragen.’
Humeaanse opvattingen: ‘waaruit mag je deze conclusie trekken?’
Argument scepticus meest elementaire vorm:
o 1. Als ik weet dat ik handen heb, dan weet ik dat ik geen BIV ben.
o 2. Ik weet niet dat ik geen BIV ben.
o 3. Ik weet niet dat ik handen heb.
1.7 Gedachte-Experimenten
Als je een gedachte-experiment (g-e) uitvoert, stel je je een situatie of een denkbeeldig
scenario voor en vraag je je af:
o Hoe de situatie of het scenario verder zou lopen (tegenfeitelijk g-e).
o Hoe jij de situatie of het scenario zou beschrijven (conceptueel g-e).
o Wat jij in die situatie of dat scenario zou doen (evaluatief g-e).
We voeren dus voortdurend ‘gedachte-experimenten’ uit in ons dagelijks leven.
Fysici moeten soms g-e uitvoeren omdat reële experimenten praktisch onuitvoerbaar zijn.
Filosofen zijn vooral bedreven in conceptuele gedachte-experimenten. Echter is bij
bijvoorbeeld sceptische scenario’s de vraag helemaal niet of iemand iets weet of niet, maar
veeleer ‘Stel dat een sceptisch scenario werkelijkheid zou zijn geworden, wat zou de
betrokken persoon dan geloven?’. Dit is een tegenfeitelijk gedachte-experiment.
Wanneer een sceptisch scenario goed bedacht is, is het onmogelijk uit te sluiten. Het vormt
dan een echt ‘sceptisch alternatief’ voor de ervaringen van de betrokkene.