Toets farmacologie MANP
Samenvatting Farmacoboekje Hoofdstuk 3 t/m 14
Plaatjesremming en antistolling blz. 37
Hemostase: stelpen van bloeding.
Primaire hemostase: Vasoconstrictie en plaatjesaggregatie (trombocytenaggregatie) tot een
zogeheten plaatjesplug.
Secundaire hemostase: Vormen van een netwerk fibrinedraden rondom plaatjesplug.
Fibrinolyse: afbreken van dit stolsel
Trombocytenaggregatie: proces waarbij een plaatjesplug ontstaat
Stolling: het proces waarbij fibrinedraden worden georganiseerd rondom deze plaatjesplug.
!!Let op!: Trombocytenaggregatie is niet hetzelfde als stolling. Dus plaatjesremming is niet hetzelfde als
antistolling.
Witte en rode trombi onderscheid is belangrijk, omdat het inzicht geeft in medicatiekeuzes bij
verschillende ziektebeelden.
Witte trombi: bevatten vooral trombocyten. Bij problemen trombocytenaggregatieremmers.
Bij: Arteriële trombi, bijv. in coronairarteriën (ACS)
Rode trombi: bevatten relatief meer fibrinedraden
Bij: Veneuze trombi, bijv. diep veneuze trombose (ook longembolus, hoewel hierbij de trombi in
het pulmonaal-arteriaal systeem zit).
trombi in het lumen van het hart die ontstaan ter plaatse van gebieden van slow flow (bijv.
Linkerhartoortje bij boezemfibrilleren, in hartkamers bij hypo- of akinese, of rondom
kunstkleppen)
*Bij ischemische CVA’s komen witte, rode en gemengde trombi voor.
Drie globale oorzaken van stolling:
1. Een verhoogde stollingsneiging (hypercoagulabele toestand)
2. Trage bloedstroom. Oftewel stase
3. Vaatwandschade
Vaatwandschade Hypercoagulabele toestand Stase
Latrogeen (bijv. chirurgie of Acuut postoperatieve status Immobilisatie of paralyse
katheter interventie)
Atherosclerose Maligniteit Verminderde ventrikelfunctie
Klepvervanging Trombofilie Boezemfibrilleren
Roken Oestrogeentherapie Veneuze insufficiëntie
Zwangerschap en Veneuze obstructie door tumor,
postpartum periode obesitas of zwangerschap
Inflammatoire darmziekte Aneurysmata
,De vaatwand is bekleed met endotheelcellen: ze verhullen het onderliggende collageen. Collageen is
sterk trombogeen materiaal. Bij vaatwandschade raakt collageen blootgesteld aan het bloed.
VWF Von Willebrand Factor: Een eiwit in trombocyten en endotheelcellen, dat na afgifte in het bloed
een koppeling kan vormen met collageen. Hierna kan VWF aan trombocyten binden en zo letterlijk
‘vasthouden’ aan de vaatwand (adhesie).
Gplb- receptor: zorgt ervoor dat één trombocyt bindt aan de vaatwand.
Gpllb-receptor: zorgt ervoor dat twéé trombocyten aan elkaar binden.
Receptor Beschrijving Medicijn
GpIb-receptor Receptor op trombocyten die bindt aan VWF
om te zorgen voor adhesie aan de vaatwand
GpIIb-receptor Receptor op trombocyten waarmee Tirofiban is een GpIIb-
trombocyten aan elkaar kunnen hechten. receptorantagonist. Dit is een
Hierbij wordt als koppelmodel fibrinogeen sterke trombocyten-
gebruikt. aggregatieremmer die bij het acuut
coronair syndroom gebruikt kan
worden.
ADP-receptor ADP is een molecuul dat zich bevindt in Clopidogrel, Prasugrel en
(Psy12- granules in trombocyten. Wordt een Ticagrelor zijn voorbeelden van
receptor) bloedplaatje geactiveerd, dan geeft dit deze ADP-receptorantagonisten. Deze
granules vrij. Hierdoor zorgt een bloedplaatje worden toegepast bij het acuut
voor de activatie van meerdere andere coronair syndroom of na CVA’s.
bloedplaatjes.
TxA2-receptor Tromboxaan A2 is niet alleen een sterke NSAIDs, zoals aspirine blokkeren
vasoconstrictor, maar ook een activator van o.a. COX-1, welke tromboxaan A2
de plaatjesaggregatie. TxA2 woordt uit vormt. NSAIDs zijn dus geen
arachidonzuur geproduceerd door COX-1. antagonisten van de TxA2-
receptor, maar ze verminderen de
productie van TxA2.
Secundairepreventie bij coronairlijden en perifeer arterieel vaatlijden
- (bijv Na myocardinfarct) laag gedoseerd acetylsalicylzuur (1d80mg)
- (Na CVA) clopidogrel(P2y12-remmer), of acetylsalicylzuur(NSAID) in combinatie met dipyridamol
(trombocytenaggregatieremmer).
Dipyridamol: zorgt in tegenstelling tot acetylsalicylzuur en clopidogrel, voor reversibele remming van
haar doelwit. Hierdoor duurt het effect slechts minder dan een dag.
Acetylsalicylzuur en clopidogrel: verandert chemische structuur van COX, daardoor irreversibel.
- Bloedplaatjes hebben geen DNA en kunnen daarom geen nieuwe COX-enzymen synthetiseren.
- Daarom hebben zij een langer effect van tenminste 5 dagen, ondanks halfwaardetijd van 15-20
minuten.
- Toedienen van bloedplaatjes bij een acetylsalicylzuur-geïndiceerde bloeding te couperen is dan ook
minder zinvol als er nog significante concentratie van deze medicatie in het bloed zit.
, Risicofactor voor Maagbloeding
Acenocoumarol: Anticoagulans verhoogt bloedingsrisico
Clopidogrel en Ticagrelor: Trombocytenaggregatieremmers verhoogt bloedingsrisico
Ibuprofen: NSAID dus COX-remmer
Fluoxetine: Selectieve serotonine heropname remmer (SSRI) vb citalopram kan trombopathie
veroorzaken vergroot risico op bloedingen.
Prednison: negatief effect op gebezubf van maagslijmvlies, vergoot risico op maagbloeding bij
comedicatie trombocytenaggregatieremmer/ NSAID.
Bloedingen kunnen behandeld worden met desmopressine
Desmopressine: Geneesmiddel (lichaamseigen eiwit) ADH, zorgt voor vasoconstrictie en meer
vrijkomen van VWF.
o ADH zorgt in de verzamelbuizen vd nieren voor reabsorptie van vrij water zonder
natrium, dit verlaagt osmolariteit van het bloed.
o ADH zorgt voor vasoconstrictie, zodat bloeddruk behouden blijft.
PPI geïndiceerd indien:
Patiënt > 80 jaar
Patiënt >70 jaar en bepaalde andere medicijnen gebruikt (antistolling,
trombocytenaggregatieremmers, systemische corticosteroïden, SSRI’s)
Patiënt >60 jaar en een ulcus of maagcomplicatie in de voorgeschiedenis
Stollingseiwitten in romeinse cijfers
De werking van aantal stollingseiwitten zijn afhankelijk van vitamine K. (ezelsbruggetje 1972)
- Factor IX (9), X (10), II (2), VII (7).
Factoren krijgen na omzetting een a erachter: factor Xa, factor IIa
Vitamine K- antagonisten: Relatief weinig voorspelbaar. Kan variëren door voedingsstatus (vitamine K
uit bijv. spruiten), alcoholgebruik en leverfunctie. Daarom vaak en regelmatig INR-prikken.
Fenprocoumon: halveert na 160 uur, daardoor stabieler. Maar ongunstiger bij risico op
bloedingen.
Acenocoumarol: halveert na 8-11 uur
DOAC: vb. Apixaban, dabigatran (pradaxa) hebben een voorspelbaardere farmacokinetiek bij
goede nierfunctie. (daarom hoef je niet INR te prikken)
- Dabigatran remt factor II (trombine) en bi van factor II.
- Rivaroxaban, apixaban en endoxaban (X van factor 10) remmen factor X.
Heparines: kunnen alleen parenteraal, werken snel en zijn ook snel uitgewerkt. Hierdoor
geschikt voor perioperatieve antistolling (omvat een deel preoperatief, de ingreep zelf en een
deel postoperatief).
- bijv. mechanische hartklep of boezemfibrilleren.