Inhoudsopgave
Les 1, Opbouw zenuwstelsel ............................................................................................................................ 2
Les 2, Het actiepotentiaal ................................................................................................................................. 7
Les 3, Hersengebieden ................................................................................................................................... 13
Les 4, Bewustzijn en limbisch systeem ........................................................................................................... 19
Les 5, Motoriek, sensoriek en autonoom zenuwstelsel .................................................................................. 23
Les 6, Bloedvoorziening, hersenvliezen en liquorcirculatie ............................................................................. 29
Les 7, Cerebro Vasculair Accident ................................................................................................................... 36
Les 8, Traumatisch hoofd- en hersenletsel ..................................................................................................... 43
Les 9, Ziekte van Parkinson ............................................................................................................................ 49
Les 10, Epilepsie en dwarsleasie ..................................................................................................................... 56
Les 11, Formatieve opdracht – Critically Appraised Topic (CAT) ..................................................................... 65
Les 12, Verouderingsproces en delier ............................................................................................................. 68
Les 13, Geriatrische uitdagingen..................................................................................................................... 77
Les 14, Dementieel syndroom ........................................................................................................................ 80
Les 15, Farmacologie en polyfarmacie ............................................................................................................ 88
1
,Les 1, Opbouw zenuwstelsel
Samenvatting
Een inleiding tot het zenuwstelsel
Twee orgaanstelsels, het zenuwstelsel en het hormoonstelsel, coördineren de activiteit van
orgaanstelsels. Het zenuwstelsel reageert snel op prikkels, maar deze reacties duren maar
kort; het hormoonstelsel past de stofwisseling aan en bewerkstelligt langdurige
veranderingen.
8.1 Het zenuwstelsel kan worden verdeeld aan de hand van anatomische en functionele
eigenschappen
Functies zenuwstelsel:
1. Interne en externe milieu meten.
2. Informatie van zintuigen integreren.
3. Gewilde en ongewilde reacties van vele andere organen coördineren.
Somatische zintuigen Viscerale zintuigen
= Registreert gewaarwordingen van de = Registreert gewaarwordingen van
buitenwereld en onze positie daarin. inwendige omstandigheden en de
(Zintuigen/receptoren) toestand van andere orgaanstelsels.
Centrale zenuwstelsel (CZS)
= Hersenen en ruggenmerg.
Zenuwstelsel Coördineert en integreert de verwerking
= Al het van sensorische informatie + doorgeven
Zenuwweefsel impulsen naar spieren + intelligentie,
geheugen en emoties. Afferente gedeelte
= Geleidt sensorische
Perifere zenuwstelsel (PZS) informatie naar het CZS.
= Het zenuwweefsel buiten CZS
Efferent gedeelte
= Geleidt motorische
impulsen naar spieren,
klieren en vetcellen.
Somatisch zenuwstelsel (SZS) Autonomie zenuwstelsel (AZS)
= Willekeurige aansturing van de = Automatisch, onwillekeurige aansturing
Contracties van skeletspieren van glad spierweefsel, hartspierweefsel,
klieractiviteit en vetweefsel.
(Parasympatisch/vertraging en
sympathisch/versnelling)
2
,8.2 Neuronen zijn gespecialiseerd in communicatie tussen cellen en worden ondersteund
door cellen die neuroglia worden genoemd
Er zijn twee typen cellen in zenuwweefsel:
1. Neuronen: Zijn verantwoordelijk voor het overdragen en verwerken van informatie.
2. Neuroglia/gliacellen: Vormen een ondersteunend netwerk en werken als fagocyten.
Een fagocyt is een type witte bloedcel die schadelijke deeltjes, bacteriën en dode of
stervende cellen opruimt. Ze zijn een essentieel onderdeel van het immuunsysteem.
Daarnaast zorgen ze voor voeding van neuronen. Eigenschappen; Hebben een eigen
netwerk, kunnen zich opnieuw aanmaken, zijn veel kleiner, talrijk en hebben
verschillende functies en maken de helft van het volume in het zenuwstelsel.
Neuron:
Dendriet Axon Synapsknop
= Binnenkomende signalen = Uitgaande signalen = Communiceren met andere cel
Nucleus = celkern, Knoop van Ranvier = instulping Myelineschede.
Verschillende vormen neuronen:
Multipolair Unipolair Bipolair
Zoals hierboven afgebeeld; Dendriet en axon lopen in elkaar Cellichaam zit tussen de dendriet
2/meer dendrieten en 1 axon. Alle over en het cellichaam ligt aan en axon. Deze komen voor in
motorische zenuwcellen zijn één zijde. De meeste sensibele speciale zintuigen waar ze
multipolair. neuronen zijn unipolair. informatie omtrent zien, ruiken of
horen van zintuigcellen naar
andere neuronen doorgeven.
3
, Neuronen kunnen zich niet delen, dus bij beschadiging kunnen ze niet worden vervangen.
Een uitzondering hierop zijn de neuronen in de neus en in de hypocampus (herinneringen).
Functionele indeling van neuronen:
Sensibele neuronen Motorische neuronen Schakelcellen
Vormen het afferente gedeelte Stimuleren of modificeren de Deze analyseren de sensorische
van het PZS en geleiden activiteiten van een perifeer aanvoer en coördineren de
hormonen naar het CZS. weefsel, orgaan of orgaanstelsel. motorische uitvoer. Ze spelen ook
een rol bij het geheugen, plannen
Denk bijvoorbeeld aan externe en leren.
receptoren (leveren info omtrent
uitwendige omgeving),
proprioceptoren (registreert
positie en beweging van
skeletspieren en gewichten) en
viscerale/ interne receptoren.
De vier typen neuroglia in het CZS zijn:
Astrocyten Oligodendrocyten Microgli Ependymcellen
De grootste en meest Die verantwoordelijk zijn Fagocyterende cellen die Bekleden het centrale
talrijke cellen. Deze voor de myelinisatie van van de witte bloedcellen kanaal van het
geven chemische stoffen axonen van het CZS. afstammen. ruggenmerg en de
af die het CZS van de Myeline dient als compartimenten/
algehele circulatie elektrische isolator en ventrikels van de
isoleert (bloed- verhoogt de snelheid hersenen. Deze holten in
hersenbarrière). Zo waarmee een het CZS zijn met
wordt de haarvaten actiepotentiaal zich cerebrospinale vloeistof
ondoorlaatbaar voor langs het axon gevuld (CSF). De
stoffen die het voortplant. De kleine bekleding heet
functioneren van de openingen worden ependym. In sommige
neuronen zou kunnen insnoeringen genoemd. delen van de hersenen
belemmeren. Daarnaast Gemyeliniseerde axonen vormt het ependym CSF
vormt het een hebben een glanzend en op andere plaatsen
structureel raamwerk witte doorsnede. Deze helpen de trilhalen op de
voor neuronen en gebieden vormen de ependymcellen bij de
verrichten ze reparaties witte stof van het CZS, circulatie van deze
in beschadigde terwijl in gebieden van vloeistof in en rond het
zenuwweefsels. de grijze stof CZS.
voornamelijk
cellichamen van
neuronen aanwezig zijn.
De twee typen neuroglia in het PZS zijn:
Satelietcellen Schwann-cellen
Omgeven en ondersteunen cellichamen in het Omgeven elk axon buiten de CZS. Terwijl een
perifere zenuwstelsel. oligodendrocyt in het CZS gedeelten van
verscheidene aangrenzende axonen van mergschede
kan voorzien, kan een Schwann-cel slechts één
segment van één enkel axon omgeven. Hij kan
echter wel gedeelten van verschillende
ongemyeliniseerde axonen omgeven.
4