Maatschappijleer samenvatting
Hoofdstuk 8
8.1
Soevereiniteitsdilemma = dilemma tussen samenwerken met bijv. de EU, of niet
samenwerken en zelfstandig blijven (in het geval van landen)
Daarin staan supranationalisme en autonomie tegenover elkaar. De ene vinden dat
landen zoveel mogelijk met elkaar moeten smaenwerken om problemen te
bestrijden (effectiever) de anderen vinden dat het bestuur zo dicht mogelijk bij het
volk moet blijven en dus eigen wetten, instituties en instellingen moet kunnen
bepalen, democratie moet binnen een land blijven.
Daartussen staan voorstanders van samenwerking.
Supranationalisme
Samenwerking
Autonomie
Supranationalisme = afstaan deel soevereiniteit (en dus beslissingsbevoegdheid) aan
een overkoepelend gezag en daarmee gezamenlijk een land vormen (federatie),
hierbij hoort een gemeenschappelijke grondwet en de soevereiniteit is verdeeld
tussen het geheel en de deelnemende landen. (bijv. VS)
Autonomie = zelfbestuur (soevereine staat), hoogste macht ligt bij de overheid van
het land zelf. Bepaald zelfstandig het beleid.
Samenwerking = maatschappelijke problemen samen aanpakken maar landen
moeten een deel van hun macht behouden (Intergouvernementele samenwerking).
Gedecentraliseerde eenheidsstaat = landelijke overheid, die een deel van de taken
afstaat aan de provinciale of gemeentelijke overheid. Bepaald zelfstandig het beleid
(bijv. NL)
8.3
Officiële instellingen binnen de EU
- Europese uni = 27 landen, 24 officiële werktalen, wetten voor Europa, geldzaken
binnen Europa.
- Beslissingsdriehoek Europese uni = Europese commissie, Europees parlement, raad
van de EU
- Europese commissie = (ministers van de Europese uni qua taken)
-27 commissarissen
-Initiatiefrecht (zijn de enige die nieuwe wetten mogen voorstellen)
-Uitvoering van het Europese beleid en begroting. (Uitvoerende macht)
- Europees parlement =
-705 leden die de Europese burgers vertegenwoordigen
-Aannemen van wetgeving en begroting
, -Democratische controle (controleren de commissie)
-Verkozen door de burgers
-wetgevende macht (nemen de meeste Europese wetten aan)
-besluiten of een nieuw land mag toetreden/erbij komen
-kan de Europese commissie naar huis sturen
-werkt samen met de raad van de Eu, beslissen samen over een wetsvoorstel.
- Raad van de EU =
-27 ministers die de Lidstaten vertegenwoordigen (wisselt per onderwerp), elk land
stuurt een minister bij een bepaald onderwerp bijvoorbeeld over handel dan komen
de economische zaken ministers bij elkaar uit elk land.
-aannemen van wetgeving en begroting
-afsluiten van internationale verdragen
-wetgevende macht
-elk half jaar ander land voorzitter
- Europese raad =
-Eu top
-zitten alle regeringsleiders van de lidstaten
-voor een sneller aangepakt proces/daadkrachtiger/dringende situaties
-uitvoerende en wetgevende macht
Primaire wetgeving = verdragen. Bevatten de basisregels voor alle EU-activiteiten.
Basis van de samenwerking.
Secundaire wetgeving = richtlijnen of besluiten. Zijn gebaseerd op de uitgangspunten
en doelstellingen van de verdragen.
Politieke institutie: complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag
van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsoefening
en politieke besluitvorming reguleren.
Bijvoorbeeld: vrije verkeer, dit houdt in dat je vrij kunt reizen binnen Europa als
Europeaan maar ook je producten kunt verplaatsen, kunt werken en beschikking
hebt over je geld.
Of het stemmen in Europa
Vormen van besluitvorming
unanimiteit ‘gewone’ meerderheid Gekwalificeerde
meerderheid
Een besluit wordt alleen Een besluit wordt alleen Een besluit wordt alleen
genomen als alle actoren genomen als er een genomen als er een
voor zijn meerderheid voor is meerderheid voor is en die
meerderheid ook aan
bepaalde eisen voldoet.
(minimaal 55% van de
lidstaten moet met
minimaal 56% van de
inwoners van de EU voor
zijn)
, Voordelen van de EU
- Langdurige vrede en stabiliteit
Nadelen van de Eu
- Kosten
- Minder bewegingsvrijheid voor individuele lidstaten
Land Provincie Gemeente
Uitvoerende macht - Ministers - Commissaris van - Burgemeester
(dagelijks bestuur) - Staatssecretarissen de koning - Wethouder
(Regering/kabinet) - Gedeputeerde
staten (minister
van de
provincie)
(x12 voor elke
provincie)
Wetgevende macht - Eerste kamer - Provinciale - Gemeenteraad
(volksvertegenwoordiging) - Tweede kamer staten
(Parlement)
- Provinciale statenverkiezingen (12 provincies met ieder een aantal zetels, 500 in
totaal)
Degene in de zetels van de provinciale staten mogen de eerste kamer kiezen.
8.4
SP, ChristenUnie, SGP = staan in het midden van het soevereiniteitsdilemma.
FVD = wil de Eu verlaten, autonomie. Maar over hoe die samenwerking eruit ziet
denken ze anders, ze willen toch wel een samenwerking door middel van verdragen.
D66 = wil een federaal Europa, supranationalisme. Hoe de samenwerking volgens de
D66 eruitziet is ook anders dan hun standpunt zij willen dat landen wel deels hun
zelfstandigheid houden.
Populistische partijen zijn tegen de EU.
, Hoofdstuk 1
1.1
Dilemma = keuze tussen twee zaken die niet samen kunnen gaan.
Waarde = abstract ideaal dat mensen belangrijk vinden om na te streven.
Bijvoorbeeld vrijheid en gelijkheid, veiligheid en vrede enz.
Kernwaarden (belangrijkste waarden) in Nederland zijn vrijheid, gelijkwaardigheid en
solidariteit.
Belangen = een voordeel dat iemand heeft of kan krijgen. Zaken waar mensen zelf
iets aan hebben, waar ze zelf van profiteren.
Verschillen tussen waarden en belangen
Waarde Belang
- Ideaal - Voordeel
- Voor veel mensen, niet alleen de - Voor de eigen groep of persoon
eigen groep
- Gericht op lange termijn - Gericht op korte termijn
- Gericht op het vergroten van het - Gericht op het vergroten van het
maatschappelijk geluk eigen geluk of het geluk van de
eigen groep.
1.2
Maatschappelijk probleem = -> er zijn verschillende meningen over het probleem
-> Er hebben veel actoren mee te maken
-> De overheid kan een rol spelen bij de oplossing
Maatschappelijke botsing = botsing tussen waarden en/of belangen van verschillende
actoren die niet samen kunnen gaan.
Actor = persoon of groep die actief betrokken is bij een maatschappelijk probleem
Overheid = hoogste gezag (bestuur) in een land, dat wetten maakt, uitvoert en
handhaaft. Functioneren als scheidsrechter bij een maatschappelijk probleem.
AWB- schema
- Bestaat uit actor, waarde en belang
- Is een overzicht van een botsing of dilemma met bovenstaande drie factoren
tegenover elkaar
- Actoren tegenover elkaar met elk hun belang of waarde erbij.
- Geeft maatschappelijke botsing weer
Stappen:
1. Wie zijn het niet met elkaar eens? Vul de 2 actoren in
2. Wat willen de twee groepen? Nog niet invullen!!
3. Waarom willen ze dat? Waarde of belang?
4. Vul onder de actor de waarom in
-is het een waarde? Vul bij waarde in, in één woord.
-is het een belang? Vul dan bij belang in, wat levert het op, in één woord.
5. Kijk of je de overgebleven/open waarden en belangen in kunt vullen. In ieder geval 1
waarde of belang onder elke actor.