Medische kennisgebieden;
Module 3- orgaanstelsels deel 2
(HVVP17MKE3)
Jaar 1 – Periode 3
,Week 4
maandag 24 januari 2022
15:45
Anatomie en fysiologie:
Hoofdstuk 12; zenuwstelsel
Het brein bestaat voornamelijk uit de grote hersenen of cerebrum. Deze vormen het domein van
gedachten, gevoelens, bewuste functies en geheugen. Er zijn twee hersenhelften, hemisferen. Hier
tussen lopen verbindingen, bijvoorbeeld de hersenbalk, corpus callosum. Ze zijn gescheiden door de
fissura longitudinalis. Binnen de cortex (grijze stof) ligt het medulla (witte stof). De medulla bestaat
uit: associatiebanen, commissuren en af/efferente banen. Associatiebanen zijn de verbindingen
binnen een hemisfeer. Verbindingen tussen beide hemisferen heten commissuren. De afferente,
sensibele banen maken een tussenstop in de thalamus. Bij de efferente, motorische banen heb je de
piramidebanen (in een bundel) en de extrapiramidale (losse) banen.
Een min of meer afgegrensd schorsgedeelte met een specifieke functie heet een schorsgebied. Het
lobus frontalis heeft te maken met bewuste bewegingen; de motoriek. De achterste helft van de
hersens spelen een rol bij sensoriek; de bewustwording van de waarnemingen door de zintuigen. In
de primaire motorische schors heeft elk gedeelte een eigen doelspier, dit heet ook wel motorische
somatotopie. Zo ontstond ook het plaatje van de motorische homunculus (motorische mannetje). De
secundaire motorische schors zit voor de primaire en wordt ook wel de premotorische schors
genoemd. Het is voor gecompliceerde bewegingen, zoals pianospelen. Ook zit er het brocacentrum,
het spraakcentrum. Deze bevindt zich meestal in de linkerhemisfeer.
Parallel aan de primaire motorische schors, ligt de primaire sensorische schors. Deze krijgt informatie
dat gaat om gevoelens van pijn, warmte, kou, aanrakingen, druk en trillingen, ook spiergevoel. Ook
deze schors heeft een somatotopie en dus een sensorische homunculus. Betekenis toekennen aan
sensorische informatie komt tot stand door verbindingen met de secundaire sensorische schors. Een
afgegrensd sensorische schorsgebied is dat van het gehoor, de primaire auditieve schors. Voor de
interpretatie is de secundaire auditieve schors. Helemaal aan de achterkant van de hersenen bevindt
zich de primaire visuele schors. Ook heb je de smaakcortex en de olfactorische cortex. Het
wernickecentrum is het tweede spraakcentrum. Deze zorgt voor het herinneren en begrijpen van
woorden. Een niet zo afgegrensd gebied is het associatieve schorsgebied. Deze zorgt ervoor dat alle
sensorische informatie tegelijk binnenkomt. Ook integreert deze gecompliceerde sensorische en
motorische informatiestromen.
Het hersendeel dat betrokken is bij het ontstaan en het uiten van emotie is het limbische systeem.
Het betreft ook vaak onbewuste lichamelijke reacties van de vegetatieve stelsels, zoals hartslag en
ademhaling. Het voorste gedeelte van je hersenen is hier ook erg bij betrokken, de prefrontale
cortex. Deze speelt een belangrijke rol bij sociaal gedrag. Hier ligt het vermogen om situaties in te
schatten en het kunnen beheersen van emoties.
Het geheugen bestaat uit het korte- en langetermijngeheugen. Veel waarnemingen komen niet
verder als het kortetermijngeheugen. Als je iets vaker zou gebruiken of zien dan komt het in het
langetermijngeheugen. In het sensorische geheugen zijn zintuigelijke gewaarwordingen vastgelegd.
Emotionele ervaringen zijn nauw verbonden met wat je onthoudt. Het motorische geheugen omvat
de programma's voor aangeleerde bewegingen. Door herhaling ga je dingen beter onthouden.
De hersenactiviteit kan onderzocht worden door de veranderingen in de elektrische activiteit van de
hersenzenuwen te registreren. Dit gebeurt met een elektro-encefalogram (EEG), of hersenfilmpje.
Wakker met gesloten ogen is het alfaritme met een frequentie van ongeveer 10 Hz. Wanneer ogen
geopend zijn komt het bètaritme, een onregelmatig patroon van 15-30 Hz. Bij het inslapen zit je in
,het thètaritme, onregelmatig 4-7 Hz. Tijdens een diepe slaap vertoont het EEG de deltaritme van
onregelmatige golven van 2 Hz. Tijdens deze fase kan het kort even overslaan naar een remslaap
(rapid-eye-movement).
Het diencephalon (tussenhersenen) bevindt zich tussen de hersenstam en de grote hersenen. Het
bestaat uit de thalamus, de hypothalamus en de epifyse. De thalamus schakelt de sensibele impulsen
door naar de grote hersenen en zorgt ervoor dat de inkomende informatie op de juiste plaats in de
hersenschors terechtkomt. De thalamus werkt als een filter zodat er niet overprikkelt wordt. Ook
ondersteunt het de functie van de kleine hersenen, namelijk verfijning van de coördineerde
complexe bewegingen. Ook maakt het deel uit van het limbische systeem, dus emoties. De
hypothalamus heeft ook een zodanige invloed op je emoties en gedrag. Daarnaast is het cruciaal
voor de handhaving van homeostase, zoals de temperatuurcentrum, dorstcentrum, hongercentrum
en biologische klok.
Wanneer de temperatuur van het bloed stijgt of daalt, worden er impulsen gestuurd voor
vaatvernauwing- of verwijding. Daarnaast is bij een extreem hoge temperatuur hijgen nodig en bij
een te lage wordt de schildklier aangezet tot meer activiteit. Wat zorgt voor versnelde stofwisseling
en dus extra warmteproductie. De hypothalamus zorgt bij een te hoge osmotische waarde dat je
dorst krijgt. Daarnaast is er ook afgifte van ADH. Zodra insuline en glucose afneemt wordt het
hongercentrum geprikkeld en wordt eetlust aangewakkerd, ook geven vetcellen leptine af. De
biologische klok bevindt zich in de suprachiasmatische kern. Deze krijgt inval van licht binnen en
regelt zo de slaap-waakritme.
De truncus cerebri is de hersenstam. Het bestaat vooral uit afferente en efferente banen. Er zijn 4
functionele delen; middenhersenen, pons, verlengde merg en reticulaire formatie. Het
mesenecephalon zijn de middenhersenen. Er zijn 2 dikke zenuwbundels, de pedunculi cerebri
(hersenstelen), die verbinden met de rest van de hersenen. Ook bevatten de middenhersenen de
rode en zwarte kern, een schakelcentra in de extrapiramidale banen. De pons is het verdikte deel in
het midden van de hersenstam. De zenuwvezels zorgen voor verbinding tussen beide helften van de
kleine hersenen. Er bevindt ook een kern die impulsen vanuit hersenschors naar kleine hersenen
doorschakelt. Het caudale deel van de hersenstam is het verlengde merg, medulla oblongata.
Ventraal ligt het oliva, de olijfkern, vormt de schakelcentra voor gehoor en evenwicht. Ook bevindt
zich er minder duidelijk herkenbaar het hartregulatiecentrum, vasomotorische centrum,
ademcentrum, temperatuurregulatiecentrum en het braakcentrum. Vermoedelijk ook het
hoestcentrum. Er is ook verbinding met het limbische systeem.
Het reticulaire formatie is een netwerk van onderling verbonden neuronen. Het reguleert het
functieniveau van het centrale zenuwstelsel en bepaalt de paraatheid van lichaam en geest. Hoe
meer signalen er langs komen hoe actiever het systeem. Er bevindt zich ook het slaapcentrum. Als je
wakker bent worden alle hersendelen sterk geactiveerd. Je blijft wakker door actief bezig te zijn en
dus prikkels binnen te krijgen. Bij sluimeren dempt de reticulaire formatie de activiteit van de grote
hersenen en het bewustzijnsniveau. Tijdens het slapen is deze activiteit heel laag. Als je een
ongewone sensorische prikkel binnenkrijgt dan kan je wakker worden. Om gewoon wakker te
worden neemt op geleide van de biologische klok de prikkelbaarheid van de reticulaire formatie
weer toe. Dan kan een kleinere prikkel je helemaal weer wakker maken.
Het cerebellum zijn de kleine hersenen. Deze bestaat ook uit 2 hemisferen. De witte stof, dus de
medulla, vormt een structuur van een boom, de arbor vitae (levensboom). De bladeren zijn de grijze
stof en dus de cortex. De functie van het cerebellum is het coördineren van de motoriek van het
lichaam. Om deze functie goed uit te voeren ontvangt het voortdurend sensorische informatie vanuit
de spieren en het evenwichtsorgaan. Ook krijgt het informatie van de grote hersenen over de
geplande bewegingen. De motorische impulsen van het cerebellum dragen ertoe bij dat je de
, bewegingen vloeiend en gecoördineerd kunt uitvoeren. De uitgevoerde beweging wordt constant
vergeleken met het bewegingsprogramma vanuit de motorische schors. Zo kan tijdens beweging
steeds bijsturing plaatsvinden.
Het medulla spinalis (ruggenmerg) ligt in het wervelkanaal. Tussen elke twee wervels treden links en
rechts twee nervi spinalis (ruggenmergzenuwen) uit. Deze plaatsen worden foramen intervertebrale
genoemd. Het wordt in gedeeltes verdeelt, dus spreek je vaak van een ruggenmergsegment. Aan de
grijze stof rondom het centrale kanaal onderscheiden we 7 delen: 2 voorhoorns, 2 achterhoorns, 2
zijhoorns en overig zenuwweefsel. De axonen van de motorische zenuwcellen zit in de voorhoorns,
dus ook wel de motorische voorhoorn. De axonen verenigen tot de motorische voorwortel. De naar
achter gerichte uitlopers van de H-vormige figuur zijn de sensibele achterhoorns. Bij C8 - L2 zitten
uitstulpingen, de zijhoorns. Ze bevatten cellichamen van het sympathische vegetatieve zenuwstelsel.
De witte stof wordt benoemd als: een voorstreng, 2 zijstrengen en een achterstreng. De efferente
banen zitten in de voorstreng en tegen de korte banen in de zijstreng. De afferente banen in de
achterstreng en de buitenste delen van de zijstreng.
Efferente zenuwbanen verlopen langs de homolateraal afdalende route, dit zijn de piramidebanen.
De implusoverdracht vindt plaats aan dezelfde kant als waar de impulsen binnenkomen. De
piramidebanen verzorgen de fijne motoriek van het lichaam. Er lopen ook efferente zenuwbanen
langs de heterolateraal afdalende route, de extrapiramidale banen. De motorische informatie komt
aan de ene kant binnen en verlaat het ruggenmerg aan de andere kant. De extrapiramidale banen
verzorgen de grove motoriek.
Afferente informatie verloopt in de homolateraal opstijgende banen. Dit wordt gevolgd door een
bepaald gedeelte van de sensibiliteit in de huid (tast, druk en vibratiezin) en door de informatie uit
het bewegingsapparaat. Bij heterolateraal opstijgende banen wordt de weg gevolgd door een ander
gedeelte van de sensibiliteit van de huid, de pijnzin en temperatuurzin. Het verschijnsel dat de
efferente en afferente banen elkaar kruisen in het centrale zenuwstelsel, verklaart dat de rechter
lichaamshelft door de linker hersenhelft wordt geregeld en andersom.
Er is ook een horizontaal verlopende informatie. Bij homolateraal horizontale banen gaat het om
sensorische impulsen van de grijze stof achterhoorn die worden overgeschakeld naar de motorische
neuronen voorhoorn. Ook bij heterolateraal horizontale banen vindt de totale informatie-
uitwisseling in 1 ruggenmergsegment plaats. Via de grijze stof achterhoorn komt sensorische
informatie binnen en via schakelneuronen naar de motorische neuronen van de voorhoorn. De
horizontale routes zijn belangrijk bij de ruggenmergreflexen.
Het centrale zenuwstelsel wordt omgeven door 3 dicht tegen elkaar aan liggende hersenvliezen, de
meninges. Van buiten naar binnen: dura mater, arachnoidea mater en pia mater. De dura mater is
de harde vlies. De plooien van de dura verdelen de schedelholte in een aantal compartimenten.
Hierdoor hebben de hersenen weinig bewegingsruimte, wat kans op stoten verkleint. De
belangrijkste functie is dus beschermen. De dura mater zet zich voort tot ongeveer S2-S3, waar hij in
een gesloten punt eindigt, de durazak. De arachnoidea (spinnenwebvlies) is verbonden met beide
vliezen. De ruimte met de bindweefselverbindingen is de arachnoïdale ruimte. Hierin circuleert
hersenvocht dat nog extra beschermt tegen schokken. De arachnoidea gaat over in het epineurium.
Dit beschermt de zenuwen op de uittredeplaatsen voor bij bewegingen. De pia mater is het zachte
vlies en wordt ook wel het vaatvlies genoemd. Het voorziet het zenuwweefsel van voedingsstoffen
en zuurstof.
Hersenen en ruggenmerg zijn omgeven door een circulerende vloeistof: liquor cerebrospinalis
(hersenvocht). Het bevindt zich ook in de ventrikels en centrale kanaal. Dat zijn namelijk
overblijfselen van de embryonale holten: 2 zijventrikels, derde ventrikel en vierde ventrikel. De