Toets: hoofdstuk 1,5, 6.3, 11,12,13,14, 15 en 16
Hoofdstuk 1:
Aardrijkskunde: het vak brengt mensen een beeld bij de wereld om hen heen.
Actueel wereldbeeld/ mental image: het idee of beeld dat een mens heeft over de
samenleving om zich heen en in ruimere zin over de wereld.
Geografische zienswijze:
Geografische Geografische zienswijze Geografische vragen
vaardigheden
Inventariseren 1. Waarnemen Wat zie je?
2. Beschrijven Wat neem je waar?
Waar zie je dat?
Hoe ziet het eruit?
Welke kenmerken ontdek
je?
Interpreteren 3. Verklaren Waarom is het daar en ziet
het er zo uit?
Wat wordt hierdoor
beïnvloed?
4. Generaliseren Waar heb je dat eerder
(herkennen/toepassen) gezien?
Zie je dat ook ergens
anders?
Hoe ziet het er daar uit?
5. Waarderen Wat betekent dat voor
mij/anderen?
Kan het ook anders?
Denk ik er nog zo over?
Natuurlijke factoren Het gaat over de aarde zoals die van nature is
Menselijke factoren Het gaat over geld verdienen en werk
Economische
factoren
Culture factoren Het gaat over taal, godsdienst, geschiedenis en
gewoonten
Demografische Het gaat over de bevolkingsaantallen en de samenstelling
factoren van de bevolking
Politieke factoren Het gaat over het bestuur, wetten en de regels van een
land
Methode volgens expanding horizon: van dichtbij naar veraf.
, Overzichtskaart: provincie land of werelddeel.
Staatkundige overzichtskaart: staten weergegeven, elke staat zijn eigen kleur.
Natuurkundige overzichtskaart: natuurlijke verschijnselen, rivieren, bergen
Thematische kaart: bepaald onderwerp, bodemgebruik in Europa
Topografische kaart: geeft de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk weer: elke boerderij,
elk huis, elke schuur staat op de kaart.
Waterkaarten: vaarwater, bruggen etc.
Hoge breedte: landen ver van de evenaar, zoals de polen.
Lage breedte: landen dicht bij de evenaar.
Meridianen: halve cirkels (noordelijk en zuidelijk).
Mental map: ruimtelijk beeld dat iemand van de werkelijk heeft.
Doel topografieonderwijs: leerlingen moeten een mentale atlas met namen van werelddelen,
landen, regio’s, plaatsen, rivieren en gebergten opbouwen.
Fysische geografie: houdt zich bezig met de bestudering van de fysische of natuurkundige
processen die het landschap vormen en hebben gevormd.
- Natuurlijke verschijnselen
- Bodemkunde
- Geologie
Sociale geografie: gaat over wat de mens heeft veranderd.
KNAG: houdt zich bezig met de versterking van het vak aardrijkskunde in het onderwijs en
de geografie in het algemeen.
Een kleinschalige kaart is meer verkleind dan een grootschalige kaart, want bijvoorbeeld
een wereldkaart in de atlas is zeer sterk verkleind en daarom wordt het een kleinschalige
kaart genoemd. Hoe groter het schaalgetal, des te kleinschaliger de kaart zal zijn.
180 mederianen: van noord naar zuid
360 parallellen: van oost naar west