SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 1
Tahrim Ramdjan CSE 2016
Vergilius
Aeneis
Alle teksten met aantekeningen
9 mei 2016
,SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 2
Tahrim Ramdjan CSE 2016
Losse aantekeningen
Vergilius gebruikt veel ablatieven zonder voorzetsel
Let op: Aeneas is voorvader van Rome, niet directe stichter
Scansie
Nominativus = kort
Ablativus = lang
Woorden die op elkaar lijken
Os, oris (onz) = gezicht, mond
Os, ossis (onz) = bot
Ora (vrl.) = kust, strand
Fortis = dapper
Fortiter = (bijwoord)
Let op:
Comparativus: -or, -oris of –ius (in Nederlands: -der)
Superlativus: -issimus (in Nederlands: -st)
Latus = ppp ‘ferre’
Latus (bv. nw.) = breed
Latus, -eris = zijde, flank
Aspecttijden: bij een tijdvraag – waarom deze tijd?
Imperfectum Perfectum Praesens
- Lange duur (ga in op - Eenmalige handeling - Praesens historicum
inhoud!) - Afgesloten handeling - Tegenwoordige tijd, in
- Herhaling (serieel) - Succes bijvoorbeeld de directe
- Poging (mislukking) rede
vb. ‘arcebat’ (Aeneis I r.31)
,SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 3
Tahrim Ramdjan CSE 2016
Legenda
Stijlfiguren afkortingen
Ch = Chiasme Rep = Repetitio/Anafoor
kruisstelling herhaling
Asy = Asyndeton Ell = Ellips
weglaten van ‘en’ ‘est’ wordt weggelaten
of (adversatief) ‘maar’
Psy = Polysyndeton As = Assonantie
veelvuldig gebruik van ‘en’ zelfde klinker wordt herhaald
All = Alliteratie Tri = Tricolon
zelfde begin van woord driemaal repetitio
C = Climax ppt = Pars pro toto (Metonymia)
opsomming met climax
Enj = Enjambement Hyp = Hyperbaton
laatste woord(en) van een zin twee congruerende woorden
is eerste woord van een vers die ver uit elkaar staan
Lit = Litotes Pl = Pleonasme
negatieve ontkenning
Ea = Enallage
congrueert grammaticaal met een
bepaald woord terwijl het inhoudelijk beter past bij een ander woord
In tekst
1 = begin tekst
1 = einde tekst
Geel gemarkeerde stukken horen bij elkaar.
Blauw gemarkeerd woord heeft een opmerking.
Blauw gemarkeerd versnummer is een opmerking voor het hele vers.
Rood onderstreept woord = resteert een vraag
Resterende vragen
1 De redenen van Juno’s woede, regel 31, ‘Karthago’ à zie aantekening
2 Juno voelt zich de mindere van Pallas, Juno bezoekt Aeolus à weinig
aantekeningen?
3 Juno bezoekt Aeolus à chiasme waarin?
De Aeneis als eindexamenstof
1 2.1 a Inleiding I 1-11
2 2.1 b De redenen van Juno’s woede I 12-33
3 2.2 a Juno voelt zich de mindere van Pallas I 34-49
4 2.2 b Juno bezoekt Aeolus I 50-64
,SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 4
Tahrim Ramdjan CSE 2016
5 2.2 c Juno doet een beroep op Aeolus I 65-80
6 2.2 d Noodweer overvalt de vloot van Aeneas I 81-101
7 2.3 a De Trojanen maken vuur, Aeneas gaat op onderzoek I 170-183
8 2.3 b Aeneas maakt zeven herten buit I 184-197
9 2.3 c Aeneas spreekt zijn makkers moed in I 198-209
10 3.4 a De Grieken vallen Troje binnen II 250-267
11 3.4 b De schim van Hector verschijnt aan Aeneas II 268-279
12 3.4 c Hector spoort Aeneas aan te vertrekken II 27-297
13 3.6 b Aeneas vlucht met zijn familie II 721-734
14 3.6 c Creusa is opeens verdwenen! II 735-751
15 3.6 d Aeneas gaat terug de stad in II 752-770
16 3.6 e De schim van Creusa spoort Aeneas aan te vertrekken II 771-789
17 3.6 f De schim van Creusa verdwijnt II 790-804
18 5.1 a Aeneas verlaat Troje III 1-12
19 5.1 b Aeneas ziet een wonderlijk teken III 13-30
20 5.1 c Een dode spreekt III 31-46
21 5.1 d Het verhaal van Polydorus III 47-57
22 5.1 e Polydorus krijgt een passende begrafenis III 57-68
23 5.2 a Een gastvrij ontvangst op Delos III 69-83
24 5.2 b Aeneas krijgt antwoord van Apollo III 84-101
25 5.2 c De uitleg van Anchises III 102-120
26 5.4 a Aeneas waagt de overtocht naar Italie III 506-520
27 5.4 b De Trojanen bereiken Italie III 521-536
28 5.4 c Een voorteken III 537-547
29 5.4 d Ze naderen Sicilie III 548-557
30 5.4 e De Charybdis III 558-569
31 6.2 a Jupiter stuurt Mercurius naar Aeneas IV 219-241
32 6.2 b Mercurius gehoorzaamt zijn vader IV 242-258
33 6.2 c Mercurius vaart tegen Aeneas uit IV 259-278
34 8.1 a Aeneas vaart langs het eiland van Circe VII 5-24
35 8.1 b Aeneas bereikt de monding van de Tiber VII 25-36
36 8.1 c De dichter richt zich tot de muze VII 37-45
37 8.2 a De Trojanen gebruiken een maaltijd VII 107-119
38 8.2 b Aeneas verklaart de betekenis van Julus’ woorden VII 120-134
39 8.2 c Een teken uit de hemel VII 135-147
Tekst begint op volgende pagina
,SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 5
Tahrim Ramdjan CSE 2016
Met opmerkingen [TTTKR1]: Tekst A, Aeneis I 1-11: Het
proeemium is homerisch. De omzwervingen doen denken
2.1 De woede van Juno (Aeneis I) aan de Odyssee, de oorlog aan de Ilias.
Verschillen hiermee:
a) Inleiding (1-11) 1-Vergilius vertelt oorzaken van woede van Juno (i.t.t. bv.
de woede van Poseidon in de Odyssee)
Het proeemium is een ringcompositie, d.w.z. begint met het
1 Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris stichten van de stad (‘dum conderet urbem’) (5) en eindigt er
ook mee ‘Tantae molis erat’ (tekst b, 33)
Italiam, fato profugus, Laviniaque venit Met opmerkingen [RT2]: ‘Arma’ (r.1): ppt (metonymia),
verwijst naar de strijd die Aeneas moet voeren in het nieuwe
vaderland. Verwijzing naar Homerus – Ilias (Trojaanse
litora, multum ille et terris iactatus et alto oorlog)
Met opmerkingen [RT3]: ‘cano’ (r.1): transitief gebruikt,
vi superum saevae memorem Iunonis ob iram; met object
Met opmerkingen [TTTKR4]: ‘qui’ (r.1): naar voren halen.
5 multa quoque et bello passus, dum conderet urbem, Doordat ‘Troiae’ op de eerste plek komt, wordt de plek
waarvan Aeneas vertrekt prominent vermeld.
Met opmerkingen [TTTKR5]: ‘primus’ (r.1): predicatief
inferretque deos Latio; genus unde Latinum vertalen, d.w.z.: dubbelverbonden, met ‘als’. ‘primus’ zegt
hier iets over zowel de handeling als de persoon die de
Albanique patres atque altae moenia Romae. handeling uitvoert.
Met opmerkingen [TTTKR6]: ‘fato’ (r.2): één van
belangrijkste woorden. Hoort bij zowel ‘venit’ als ‘profugus’.
Musa, mihi causas memora, quo numine laeso, zie ook ‘pietate’ (r.10)
Met opmerkingen [RT7]: ‘litora’ (r.3): Enj
quidve dolens, regina deum tot volvere casus
Met opmerkingen [TTTKR8]: ‘ille’ (r.3): slaat op Aeneas
Met opmerkingen [RT9]: ‘alto’ (r.3): slaat op de zee
10 insignem pietate virum, tot adire labores
Met opmerkingen [TTTKR10]: ‘vi’ (r.4): ‘vi’ komt van ‘vis’
(kracht, geweld)
11 impulerit. Tantaene animis caelestibus irae? Met opmerkingen [TTTKR11]: ‘superum’ (r.4): staat voor
‘de bovensten’, ‘de Goden’ (van: superi)
Met opmerkingen [RT12]: ‘memorem’ (r.4): Ea ’memoram’
hoort grammaticaal bij ‘iram’, maar geldt voor Juno
Het proeemium in het epos (‘Iunonis’)
Een goede inleiding bestaat uit: Met opmerkingen [RT13]: ‘conderet’ (r.5): conjunctief
1) Inspiratiebron/Muze, vermelden: Muze = Homerisch, maar hij is zelf ook belangrijk want nog niet feitelijke gebeurtenis
(zie ‘cano’) Met opmerkingen [RT14]: ‘deos’ (r.6): slaat op de Penaten
2) Het onderwerp en thema’s aankaart Met opmerkingen [RT15]: ‘altae moenia Romae’:
a. Ow = arma, virum, belo 1) de plek van ‘moenia’ benadrukt de hoge muren
e
b. 1 thema: geweld en oorlog 2) Ea ‘altae’ inh. bij moenia, gram. bij ‘Romae’
e 3) Hyp
c. 2 thema: leider met kwaliteiten, (à politiek Augustus komt naar voor!)
e
d. 3 thema: rondzwervingen (iactatus, profugus) Met opmerkingen [RT16]: ‘musa’ (r.8): Verwijzing naar
Homerus, want die roept ook altijd de Muze op, maar
3) Personage voorstellen: Aeneas = virumque Vergilius doet dat niet in het begin.
4) Bedoeling: Rome haar roots geven
... [1]
Met opmerkingen [TTTKR17]: ‘memora’ (r.8): imperatief
Met opmerkingen [RT18]: ‘laeso’ (r.8): slaat op Juno
Met opmerkingen [TTTKR19]: ‘volvere’ (9): metafoor, in
de zin van dat er niet iets letterlijk voortrollen
Met opmerkingen [TTTKR20]: ‘pietate’ (r.10): één van
belangrijkste woorden, bijstelling bij ‘virum’. ... [2]
,SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 6
Tahrim Ramdjan CSE 2016
Met opmerkingen [TTTKR21]: Tekst B, Aeneis I 12-33
begint ‘in medias res’. Ofwel: in het midden van het verhaal.
b) De redenen van Juno’s woede (12-33) Net als in de Odyssee.
12 Urbs antiqua fuit (Tyrii tenuere coloni) Denk eraan: goden hadden ook een soort spelletje/oorlog.
Eentje trok partij voor de Romeinen, de ander voor de
Grieken…
Karthago, Italiam contra Tiberinaque longe Met opmerkingen [TTTKR22]: ‘fuit’ (r.12): te vertalen als
‘er was eens’
ostia, dives opum studiisque asperrima belli, Met opmerkingen [TTTKR23]: Tyrus (12) is de stad waar
Dido vandaan kwam
15 quam Iuno fertur terris magis omnibus unam Met opmerkingen [TTTKR24]: ‘Karthago’ (r.13): legt
nadruk voor een Romein, pijnlijk want bijna verloren. Enj
e
Karthago werd verwoest na de 3 Punische Oorlog in 146 v.
posthabita coluisse Samo. Hic illius arma, Chr. De voorspelling kwam dus uit.
Met opmerkingen [RT25]: ‘asperrima’ (r.14): verwijst naar
hic currus fuit; hoc regnum dea gentibus esse, ‘Karthago’ (r.13)
Met opmerkingen [TTTKR26]: r.15: (voornamelijk ‘fertur’)
– het gaat hier om een NcI. ... [3]
si qua fata sinant, iam tum tenditque fovetque.
Met opmerkingen [TTTKR27]: ‘quam’ (15): antecedent =
‘urbs antiqua’ (12)
Progeniem sed enim Troiano a sanguine duci Met opmerkingen [TTTKR28]: magis omnibus unam
(r.15): Pl
20 audierat, Tyrias olim quae verteret arces; Met opmerkingen [TTTKR29]: ‘hic’ (r.16); ‘hic’ (r.17);
‘hoc’ (r.17): Rep / polyptoton (woord in meerdere vormen
... [4]
hinc populum late regem belloque superbum Met opmerkingen [TTTKR30]: ‘regnum’ (r.17): duidt op
heerschappij van Carthago over volkeren, niet de ... [5]
Met opmerkingen [RT31]: ‘si’ (r.18): deze ‘si’ geeft aan dat
venturum excidio Libyae: sic volvere Parcas. het lot vaststaat, dus dat Rome groot zal worden, en Juno
... [6]
Met opmerkingen [TTTKR32]: ‘Progeniem’ (r.19):
Id metuens veterisque memor Saturnia belli, Romeinen
Met opmerkingen [TTTKR33]: ‘audierat’ (r.20): eigenlijk
prima quod ad Troiam pro caris gesserat Argis— ‘audiverat’, ow: Juno
Met opmerkingen [TTTKR34]: ‘verteret’ (r.20):
conjunctivus imperfectum
Met opmerkingen [TTTKR35]: ‘arces’ (r.20): afkomstig
van ‘arx, arcis’ (=burcht), komt vaker voor in de Aeneis ... [7]
Met opmerkingen [TTTKR36]: populum (21) … venturum
(22) … volvere, Parcas (23) ... [8]
Met opmerkingen [RT37]: ‘late regem’ (r.21): men denkt
aan Augustus
Met opmerkingen [TTTKR38]: ‘venturum’ (r.22): infinitief
futurum, voeg toe ‘esse’
Met opmerkingen [TTTKR39]: ‘Parcas’ (r.22): de Parcen
zijn de schikgodinnen en bepalen het lot
Met opmerkingen [TTTKR40]: ‘id’ (r.23): ‘id’ slaat op de
vrees voor de ondergang van Carthago (iets wat in de ... [9]
Met opmerkingen [RT41]: ‘belli’ (r.23): slaat op Trojaanse
oorlog
Met opmerkingen [TTTKR42]: ‘quod’ (r.24): slaat op
Tekst gaat door op volgende pagina ‘belli’ (r.23)
Met opmerkingen [RT43]: ‘Argis’ (r.24): slaat op de stad
‘Argos’ waarvan Juno beschermvrouwe was
,SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 7
Tahrim Ramdjan CSE 2016
25 necdum etiam causae irarum saevique dolores
exciderant animo; manet alta mente repostum
iudicium Paridis spretaeque iniuria formae, Met opmerkingen [TTTKR44]: ‘spretae’ (r.27): dominant
participium: van het participium wordt een zelfstandig
naamwoord gemaakt
et genus invisum, et rapti Ganymedis honores: Met opmerkingen [TTTKR45]: ‘-que’ (r.27): explicatief
Met opmerkingen [TTTKR46]: ‘genus invisum’ (r.28):
his accensa super iactatos aequore toto gehate geslacht wegens Dardanus (stamvader van Trojanen),
kleinzoon = Tros
30 Troas, reliquias Danaum atque immitis Achilli, Met opmerkingen [TTTKR47]: ‘Ganymedes’ (r.28): zoon
van Tros, wijnschenker op Olympus door Zeus.
arcebat longe Latio, multosque per annos Met opmerkingen [TTTKR48]: ‘his’ (r.29): wrok op alles
wat Juno reeds is overkomen:
errabant acti fatis maria omnia circum. 1)Het oordeel van Paris
2)De eerbewijzen van Ganymedes
3)Juno haat Trojanen sowieso al, omdat Trojanen zijn
33 Tantae molis erat Romanam condere gentem! voortgekomen uit een slippertje van Zeus (d’r man) met
iemand en dat kind is Dardanus.
Met opmerkingen [RT49]: ‘accensa’ (r.29): ontstoken in
woede
Met opmerkingen [RT50]: ‘arcebat’ (r.31): ow is ‘Saturnia’,
conatief imperfectum
Met opmerkingen [TTTKR51]: halverwege r.31 vindt een
subjectswisseling plaats van ‘Juno’ naar ‘de Trojanen’.
Met opmerkingen [TTTKR52]: 33: dit vers bevat metrisch
de zware, slepende spondeeën die horen bij de inhoud. Het
was een zwaar en moeizaam proces om Rome te stichten
namelijk.
, SV Latijn: Vergilius’ Aeneis 8
Tahrim Ramdjan CSE 2016
2.2 De storm (Aeneis I)
Met opmerkingen [TTTKR53]: Tekst A, Aeneis I 34-49 Het
a) Juno voelt zich de mindere van Pallas (34-49) verhaal begint weer in medias res. We zitten in het zevende
jaar van de tocht als Vergilius. Op Sicilië is Anchises
gestorven.
34 Vix e conspectu Siculae telluris in altum
Juno is jaloers op Pallas. Pallas mocht voor iets heel kleins
heel veel wraak nemen maar Juno niet. Ze weet dat het gaat
35 vela dabant laeti et spumas salis aere ruebant, mislukken, maar probeert Aeneas dwars te liggen.
Juno laat zich in deze tekst heel erg kennen.
cum Iuno, aeternum servans sub pectore vulnus,
‘A fortiori’-redenering: als zij (Pallas), dochter van Jupiter
37 haec secum: ‘Mene incepto desistere victam dat al mocht, mag ik (vrouw en zus Juno), dat toch al
helemaal.
Met opmerkingen [RT54]: ‘laeti’ (r.35): ironisch, de
nec posse Italia Teucrorum avertere regem! Trojanen zijn blij maar gaan zometeen schipbreuk lijden dus
blij zullen ze niet zijn!!!! Dit weten zij zelf nog niet, maar de
Quippe vetor fatis. Pallasne exurere classem verteller wel, dus dit is episch.
Met opmerkingen [RT55]: ‘salis’ (r.35): zee; ‘aere’ (r.35):
brons, ppt voor schip
40 Argivum atque ipsos potuit summergere ponto
Met opmerkingen [RT56]: ‘aeternum’ … ‘vulnus’ (r.36):
Hyp zodat je de indruk kunt krijgen dat haar woede langdurig
unius ob noxam et furias Aiacis Oilei? is
Met opmerkingen [TTTKR57]: 37: hier is een ellips, na
Ipsa Iovis rapidum iaculata e nubibus ignem ‘secum’, ‘dixit’ is nl. weggelaten ofwel ‘locuta est’
Met opmerkingen [TTTKR58]: ‘quippe vetor fatis’ (r.39):
ironisch: drukt de frustratie uit!
disiecitque rates evertitque aequora ventis,
Met opmerkingen [RT59]: ‘ipsos’ (r.40): staat voor de
Grieken, en staat tegenover ‘classem’ (de vloot)
illum exspirantem transfixo pectore flammas Met opmerkingen [RT60]: ‘et’ (r.41): explicatief, verklaart
‘furias’
45 turbine corripuit scopuloque infixit acuto; Met opmerkingen [TTTKR61]: ‘Oilei’ (41): patronymicum
Met opmerkingen [RT62]: ‘Ipsa’ (r.42): slaat op Pallas
ast ego, quae divum incedo regina Iovisque (r.39), staat tegenover ‘ast ego’ (46).. Het machteloos
optreden van Juno wordt door dat laatste ingeleid, terwijl
Juno eigenlijk meer dat Pallas zou moeten kunnen.
et soror et coniunx, una cum gente tot annos Met opmerkingen [RT63]: ‘rapidum’ … ‘ignem’ (r.42): Hyp
Met opmerkingen [TTTKR64]: ‘illum’ (r.44): slaat op Ajax.
bella gero. Et quisquam numen Iunonis adorat Ajax had in de tempel van Pallas zich vergrepen aan
Cassandra, Pallas voelde zich beschaamd. Cassandra is
krijsgevangene is van Agamemnon.
49 praeterea aut supplex aris imponet honorem?’
Met opmerkingen [TTTKR65]: ‘ast’ (r.46): verouderde
vorm van ‘at’
Hiervoor: Asy (adversatief)
Met opmerkingen [RT66]: ‘una’, ‘tot’ (r.47): contrasteren
met elkaar
Met opmerkingen [RT67]: r.49: Met de vraag benadrukt
Juno dat ze verontwaardigd is, en in de laatste zin wil ze
eigenlijk zeggen: hoe gaat iemand mij nog aanbidden, want
iedereen mag wraak nemen, maar ik als oppergodin mag
niks. (retorische vraag)
Met opmerkingen [TTTKR68]: ‘imponet’ (r.49): futurum