RCA Kennistoets blok 1D
,1D.RCA.CO.1 Diabetes Mellitus type 1 en 2
Activiteiten voorafgaand aan de bijeenkomst
1. Welke hormonen hebben invloed op de glucosebloedspiegel en geef voor
elk hormoon aan of het bloedsuikerspiegel verhogend of verlagend werkt?
Insuline bloedsuikerspiegel verlagend
Glucagon bloedsuikerspiegel verhogend
2. Leg uit wat er wordt verstaan onder: de glycogenese, de glycogenolyse en
de gluconeogenese.
Glycogenese glucose wordt door middel van het hormoon insuline omgezet in
glycogeen
Glycogenolyse glycogeen verbreken waardoor glucose ontstaat
Gluconeogenese opnieuw vormen van glucose
3. Wat is het effect van insuline op de eiwit- en op de vetstofwisseling?
Insuline stimuleert de opname van glucose door de lichaamscellen.
4. Waardoor ontstaat DM type 1?
Door een auto-immuunproces dat optreedt bij mensen die een erfelijke aanleg
hebben en die zijn blootgesteld aan een nog onbekende trigger uit de omgeving.
Het immuunsysteem valt hierbij de bèta cellen aan en vernietigd deze. Dit proces
duurt meestal enkele maanden, maar kan soms ook sneller gaan of juist jaren
duren. Als meer dan 80-90 procent van de bèta cellen verloren is gegaan, wordt
niet meer genoeg insuline aangemaakt om de bloedsuikerspiegel binnen
bepaalde grenzen te houden en kan hyperglycemie ontstaan. Uiteindelijk kunnen
de patiënten helemaal geen insuline meer maken en worden ze afhankelijk van
insuline-injecties.
5. Waardoor ontstaat DM type 2?
In tegenstelling tot diabetes mellitus type 1 worden bij diabetes mellitus type 2
geen bèta cellen vernietigd en wordt er nog wel insuline geproduceerd. DM type
2 is het gevolg van insuline resistentie van lever-, spier- en vetweefsel, een
verminderde productie van insuline door de alvleesklier en een verhoogde
glucoseproductie door de lever. Bij insuline resistentie is de normale reactie van
de weefsels op insuline verstoord. Insulineresistentie wordt bevorderd door
hormonen zoals cortisol, groeihormoon en adrenaline, of door stoornissen in de
doelcellen.
6. Wat zijn de risicofactoren voor DM type 2?
- Hoge bloeddruk
- Overgewicht
- Ongezonde leefstijl
- Erfelijkheid
- Inactieve leefstijl
- Leeftijd
, - Culturele achtergrond
7. Wat kun je zeggen over de bloedsuikerspiegel bij een onbehandelde DM
patiënt?
Hoge bloedsuikerspiegel Insuline is het enige hormoon wat de
bloedsuikerspiegel verlaagt! Juist alle suiker om de cel in te gaan heb je insuline
nodig, deze functioneert niet meer dus verwacht je bij niet behandelde diabetes
patiënten een hoge bloedsuikerspiegel. Lage bloedsuikers zijn het gevolg van
behandeling.
8. Welke symptomen staan op de voorgrond bij het ontstaan van DM en geef
een korte uitleg hoe ze ontstaan?
- Poly-urie veel plassen, veel suiker in de urine
- Polydipsie veel drinken
- Visusstoornissen je ziet dat de suikers de lens van je oog in gaat waardoor
je een troebele visus krijgt.
- Recidiverende steenpuisten (furunkel)
- Pruritus vulvae jeuk aan de vulva (vrouw), gevolg van ontsteking
- balanitis jeuk bij de eikel (man), gevolg van ontsteking
9. Welke typen coma kunnen optreden bij DM patiënten en geef een korte
uitleg?
- Hypoglycaemie Als je niks doet met iemand die hypoglycaemie, raakt deze
in coma. Je moet dus proberen om de symptomen die daarop wijzen te
herkennen. Een hypoglycaemie is een tekort aan suiker in je circulatie.
Symptomen:
Adrenerge tachycardie, zweten, onrust, tremoren. Eerste fase.
Glucose tekort in de hersenen (neurologische verschillen) dysartrie
(spraakgebrek), dubbelzien, concentratie stoornissen, verwardheid, agressie,
epileptische insult, coma. Bij een tekort aan insuline krijg je juist een
hyperglycaemie. Bij een hypoglycaemie zie je dat eten en bloedsuiker niet
goed op elkaar afgestemd zijn. Als je gaat trainen zie je dat het effect van
insuline groter is. Glucose gaat makkelijker de cel in, als je hierbij niet goed
gegeten hebt kan je een hypoglycaemie krijgen. Het is niet ondenkbaar dat
een DM patiënt een hypo krijgt.
Je moet hierbij de symptomen herkennen dan de patiënt suiker geven.
- Een ketoacidotisch coma is een coma door verzuring dit zie je eigenlijk
alleen bij een hyperglycaemie. Dit zie je alleen bij type 1 en niet bij type 2.
- non-ketotisch hypersmolair coma Hyperosmolair betekend veel deeltjes,
weinig water. Eigenlijk zeg je dan uitdroging. Bij type 2 gaat er nog steeds
glucose de cel in dus je kan nooit een ketoacidotisch coma krijgen maar je kan
wel een non-ketotisch hypersmolair coma krijgen. Ook hier heb je weer te
maken met een hyperglycaemie hoge bloedsuiker, veel plassen. Omdat je
het vaak bij ouderen ziet, die niet goed reageren op een dorstprikkel door
verlaagde functie van de hersenen of dementie, zullen ze onvoldoende
drinken en krijg je uitdroging. Deze patiënten raken in coma door uitdroging.
, 10. Waarom is het belangrijk om een DM patiënt zo goed mogelijk in te stellen?
Je moet je bloedsuikerspiegel tussen hele nauwe grenzen houden, hij moet niet
te hoog zijn want dat kan je in coma raken, en hij mag niet te laag zijn want dat
kan je in coma raken.
Activiteiten tijdens de bijeenkomst
1. Insuline werkt zowel bloedsuikerspiegel verlagend,
als bloedsuikerspiegel verhogend
Onjuist. Effect insuline op insuline gevoelige
cellen. Insuline werkt alleen bloedsuikerspiegel
verlagend. Op cellen zitten insuline receptoren,
daar gaat insuline op zitten. Doordat insuline
contact maakt met die receptor gaat gaat de deur
voor glucose open. Glucose kan normaal de cel
niet in, behalve zenuwweefsel. Neuronen zijn vrij
toegankelijk voor glucose, en hebben dus geen
insuline nodig om glucose de cel in te laten gaan,
de rest van de weefsels (spierweefsel etc.) wel. Als
glucose de cel in verdwijnt verlaagt glucose de
bloedsuikerspiegel. Daardoor werkt insuline alleen
bloedsuikerspiegel verlagend.
2. Insuline bevordert de omzetting van glucose in glycogeen
In je spieren en in je lever heb je een voorraad van glucose, glucogeen is de
voorraad glucose. De voorraad die je in je spiercellen aanlegt is voor de spier
zelf, die komt niet meer vrij voor de circulatie. Glycogeen is een opslagvorm
van glucose. In de lever heb je ook glycogeen, die ga je afgeven als je niet eet
en je bloedsuikerspiegel daalt. Als je bloedsuikerspiegel te veel daalt
functioneren je zenuwcellen niet meer want deze hebben als enige brandstof
glucose (bij tekort aan glucose kun je in coma raken). Insuline zorgt ervoor dat
je een kleine voorraad glucose hebt in je lever, dus als je besluit te vasten
(niet te eten), 4 uur na het eten is ongeveer alle glucose uit je maaltijd wel
opgenomen, dus las je vanaf dat moment niet meer eet komt er dus geen
nieuwe glucose meer vanuit het maag-darmkanaal in je bloedbaan terecht en
er wordt wel verbruikt. Dan ga je de voorraad uit de lever aanspreken om
glucose uit vrij te maken. Glucose kan dus omgezet worden in glycogeen en
glycogeen kan weer worden omgezet in glucose. Het is dus inwisselbaar.
Insuline werkt bloedsuikerspiegel verlagend, dus wil je dat opslaan in je lever.
Als je dat opslaat in je lever kan er dus nog meer glucose bij want dan houd je
concentratie glucose in de cel laag en daardoor kan de diffusie door blijven