HC 1
Fintech zorgt voor een transitie: schoksgewijze fundamentele verandering van de dominante
structuur, cultuur en werkwijzen binnen een maatschappelijk deelsysteem op de lange termijn.
Cultuur = gedeelde beelden en waarden
Structuur = institutionele opbouw, economische en fysieke structuur
Werkwijzen: routines regels en gedrag.
Technologische singulariteit: het moment dat AI zichzelf verbetert zonder toedoen van de mens en
aldus van zichzelf leert.
Kenmerken van een fintech onderneming:
- denken vanuit de oplossing
- gericht op ecosystemen en platformen (ecosysteem is een groep mensen. Platformen is iets
dat je beschikbaar stelt, zoals het Uber platform voor eten en taxiritjes)
- goed kunnen innoveren en zijn wendbaar/flexibel
- bedreigingen: missen goede decision management, gebrek aan talent, en proof of concept
- geen of weinig regelgeving
- fintech wordt nu vooral gebruikt als servicedienst/dienstverlening
- hoog concurrentievermogen
Gartner hype cycle: nieuwe technologie trekt ineens de aandacht, vervolgens ontstaan er grote
verwachtingen. Dan blijken de hoge verwachtingen niet helemaal terecht. Tot slot bereikt het de
reële verwachtingen.
Three lines of defence model bij fintech is vaak niet goed ingebed.
HC 2 AI en aanpassingsvermogen
Algoritmes worden geschreven in een programmeertaal. Algoritmes zijn computergestuurde
instructies. Het neemt een input, iets dat niets kan zijn, voert instructies uit en produceert een
output.
Conditioneren: if..then
Looping: herhaling van iets
Supervised learning: algoritme verbindt input en output aan elkaar. Bijvoorbeeld historische data. Je
vertelt een algoritme wat hij moet doen, bijvoorbeeld het detecteren van risky loans.
Algoritmes zijn een black box: geen idee hoe het resultaat is bereikt. Het gevaar is ook dat self
learning plaatsvindt op een toevalligheid (false positive/negative) en dat moment vervolgens
meeneemt in de toekomst.
Overfitting: data wordt te nauw gelezen, waardoor ook toevalligheden worden meegenomen.
Unsupervised learning: patronen herkennen zonder dat je een specifieke vraag hebt. Dus als x dit
koopt, koopt het waarschijnlijk ook y.
Social discomfort:
- black box gedrag is een groot zorgpunt. Is het correct, is er causaliteit?
, - verlies van controle
- privacygevaar: het willen streven naar steeds meer data
- oneerlijk: informatieasymmetrie, bevooroordeelde input, eigenhandige invoer.
HC 3 Blockchain
Sequential storing of data: write once, read only. Achteraf data aanpassen is niet mogelijk. Data
items aan elkaar gelinkt. Door middel van een hash. Een hash pakt een input en genereert een
output. Input kan door middel van een output niet gereconstrueerd worden. Daarom is het ook
goede cryptografie.
Public / private blockchain: public kennen privacy issues, private hebben juist gebrek aan
transparantie. Efficiency issues: beperkt aantal transacties per seconde. Bitcoin kan er bijvoorbeeld
maar zeven per seconde uitvoeren.
Smart contracts: automatisering, public, transparant, onverhandelbaar, maar kostbaar.
HC 4 Cryptocurrencies
Blockchain is een behoorlijke investering van grote ondernemingen. Blockchain is gedistribueerd, er
is dus geen centrale autoriteit bij betrokken. De ledger in een distributie is een grootboek die alle
transacties vastlegt.
Blockchain trillemma: er zijn drie belangrijke kenmerken van blockchain: veilig, decentraal,
schaalbaarheid. De toename van de één gaat ten koste van de ander. Er zijn binnen blockchain maar
twee kenmerken te optimaliseren.
Unpermissioned blockchain (geen identiteit bekend en iedereen kan zich aanmelden) versus
permissioned (netwerk waarin de identiteit bekend is. Deze is vooralsnog verplicht).
Risico’s crypto’s:
- KYC
- Volatiel
- transparantiegebrek
- Fraudegevoelig
- Weinig liquide
- Hoge verwachtingen
Taxonomie:
Transactiecrypto zoals bitcoin. Het heet overigens transactie, want het is geen geld.
Gebruikscrypto zoals deelnemingen in tokens (een recht op een toekomstige service). Het is
tokaniseren van een recht op een toekomstige dienst/service.
Investeringscrypto zoals combicoin. Het is nog onbekend of dit onder effecten valt.
Er zijn ook hybridecoins die kenmerken van alle drie hebben.
Stablecoins: zoals libra, een allesomvattende coin. Een libra raakt de volgende regulering: monetaire
competitie, bankregels, e-money directive, payment service directive, AVG/GDPR,
mededingingsregels
Wanneer is een crypto een effect:
, - Howey test: investment contract. Een materiele toets wordt uitgevoerd. Uiteenlopende
constructies die zijn bedacht door uitgevende instellingen die financiering van derden ophalen in ruil
voor een winstbelofte zonder dat de derde inspanning levert.
- EU toets: geen materialiteit, maar de verhandelbaarheid is essentieel. Dus overdraagbaar,
gestandaardiseerd (zoals ISIN code), en verhandelbaar op kapitaalmarkt.
Crypto exchange: wezenlijk anders dan een gereguleerde exchange, omdat:
- Crypto exchange heeft niet per se meerdere koop en verkoopintenties
- soms gebeurt alleen de settlement op basis van blockchain. Clearing en settlement zijn ook in
zijn geheel niet gereguleerd. Er is ook geen rechtsbescherming.
Kapitaalmarkt kent een specifieke t+2 functie: transactie wordt uitgevoerd, twee dagen later krijg je
je effect op je rekening. Dit dient als soort garantie, het clearing en settlement proces.
Een cryptowallet staat los van een blockchain.
Is voor cryptoassets een one fits all regime nodig of per functie beleid? Bijvoorbeeld de security
token Bitbond: een peer 2 peer platform en Bitbond wilde participaties tokaniseren (uitgeven en
verhandelen) met behulp van de Stellar coin en smart contracts. De verhandelbaarheid was het
knelpunt voor AFM, want:
- De IPO/Initial Coin Offering was wel oke, maar secundaire verhandeling raakt de MiFiD, dus
de eisen van eigen vermogen en dergelijke. Maar ook AML/CFT. Dus AFM kan zeggen: prospectus is
wel oke, maar de secundiare verhandeling niet. Dus moet AFM dan de prospectus goedkeuren? Strikt
genomen is prospectus oke, maar goed de gevolgen daarna niet dus kan twee kanten op
beargumenteerd worden.
HC 5 Regtech en suptech
Regtech: technologie gebruikt door bedrijven die hen in staat stellen beter en sneller aan regelgeving
te voldoen. Regtech heeft als doel om kosten te drukken, grote stromen data te beheersen en een
legacy probleem.
Suptech: technologie gebruikt door toezichthouders om effectief toezicht uit te oefenen.
Regtech voordelen: kostenefficientie, lagere arbeidsintensiteit, reactieve compliance wordt
vervangen door proactieve compliance, digitaal rapporteren, cloudcomputing.
Fintech is geen regtech, want andere doelgroep (consument versus bedrijf), fintech is bottum up, zij
willen gevestigde orde wegblazen, regtech is top down: gevestigde orde past het toe.
Toepassingsgebieden regtech: transactiemonitoring, kyc doeleinden, dataverzameling, TIER 1
vermogensberekeningen etc.
Risico’s regtech: biases. Wie schrijft ze? Bugs ook. Zijn ze objectief, of subjectief. Maar ook de
verwevenheid van toepassingen, uitbestedingsrisico’s, concentratierisico’s als maar één toepassing
gebruikt wordt. Verantwoordelijkheid? Wie is verantwoordelijk / voelt zich verantwoordelijk?
Verwevenheid met andere risico’s: cybersecurity, privacy, maar ook uitbestedingsrisico’s:
- cloudcomputing, concentratierisico (alles bij 1 aanbieder, wat als hij dan gehackt wordt?),
verantwoordelijkheidsgevoel verdwijnt, afvinkcultuur.