Inleiding Strafrecht
Leerdoelen week 1:
- Belang van het legaliteitsbeginsel kunnen uitleggen
- De deelnormen van het legaliteitsbeginsel in een casus te kunnen toepassen
- De verschillende interpretatiemethoden te kunnen herkennen en benoemen in een
casus (m.u.v. de functionele interpretatie)
- De straf theorieën met elkaar vergelijken en de verschillen in herkomst, benadering
en uitkomst uitleggen
- Beargumenteren waarom een bepaalde sanctie vanuit een bepaalde straftheorie
gewenst is
Week 1:
Hoorcollege 1A:
Podcast: Cocaïnekoorts
Podcast: Grijs gebied, De Heuvels van Marbella.
Moordaanslag Wiersum, 18 sept 2019, advocaat kroongetuige Nabil B. Marengo-proces.
Vertrouwenspersoon Nabil B. Peter R. de Vries 2021.
Actualiteit:
Grenzeloze criminaliteit, niet alleen onderwereld mensen worden geliquideerd maar ook
mensen uit de ‘bovenwereld’.
Uithalers, mensen die cocaïne uit de containers halen.
138AH sinds januari 2022, nieuwe wet om uithalers zwaarder te straffen voor het zijn op een
haventerrein zonder toestemming. In werkelijkheid vaker een taakstraf dan een celstraf.
MR BIG methode, undercover.
Gaan zich begeven in de criminele organisatie, zonder dat dit door verdachte geweten wordt.
Maken een nepwereld om de verdachte heen, een zogeheten organisatie waarbij diegene
zich kan aansluiten. Vlak voor aansluiting spreken met ‘MR BIG’ om te weten wat diegene in
het verleden gedaan heeft. Dit vervolgens gebruiken als bewijs bij de rechtbank.
Modernisering Strafvordering, Technologie staat niet stil. Wetboek Sr. Verouderd.
Art.429ter Sr. (seksuele intimidatie)
Hij die in het openbaar een ander indringend seksueel benadert door middel van
opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen op een wijze die vreesaanjagend,
vernederend, kwetsend of onterend is te achten, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogte
drie maanden of geldboete van de derde categorie.
- Interpretatie van rechter en/of ‘slachtoffer’ van belang.
Essentie van het strafrecht
Berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte persoon door de strafrechter.
- Materieel Strafrecht, staan alle strafbare stellingen in waarvan de burger geacht
wordt het te kennen.
, - Formeel Strafrecht, regels die aangeven op welke wijze een proces moet worden
gevoerd.
- Sanctie- en Penitentiair Strafrecht, regelt de tenuitvoerlegging van straffen en
maatregelen.
Legaliteitsbeginsel: art. 1 Sr en art. 1 Sv
De overheid mag alleen handelen op basis van de wet.
Dat garandeert:
1. De democratisch gekozen wetgever heeft zich uitgesproken.
2. Het recht is inzichtelijk en voorspelbaar voor burgers, omdat wettelijke regelingen
worden geschreven en bekend gemaakt.
Art. 1 Sr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daarvan voorafgaande wettelijke
strafbepaling
- Wettelijke basis
- Verbod van terugwerkende kracht
- Gebod van toegankelijke en vooral scherpe normen
- Grenzen aan de interpretatievrijheid van de rechter
Gedragen = tenlastelegging = rechter = beoordeling of een gedraging valt onder een
delictsomschrijving die in tenlastelegging staat = interpretatievrijheid.
- Grammaticale interpretatie
- Wetshistorische interpretatie
- Wet systematische interpretatie
- Teleologische interpretatie
Voorbeeld:
Art. 1 Sv: Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien
- Rechtszekerheid
- Bescherming tegen willekeur
Voorbeeld: Stealth sms, HR 1 juli 2014, NJ 2015, 114. (Niet verplicht arrest)
Aantekeningen a.d.h.v. werkgroep:
Cassatieprocedure bij de Hoge Raad
Er zijn drie rechterlijke instanties:
1. Rechtbank
2. Gerechtshof
3. Hoge Raad
In eerste instantie beslist de rechtbank, als je het niet eens bent met de uitspraak van de
rechtbank kan je in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Als je het ook niet eens bent met
de uitspraak van het hof dan kan je in cassatieberoep gaan bij de Hoge Raad. Deze kan dan
kijken of de uitspraak van de lage rechter in stand kan blijven of dat de zaak opnieuw
behandeld moet worden.
Feitenrechter wordt de rechter bedoeld die de feitelijke aanleg heeft beslist van de zaak,
vaak is dat het hof. Cassatierechter wordt de Hoge Raad bedoeld.
Als je een cassatieberoep instelt moet je een document opstellen waarin je gemotiveerd
aangeeft welke punten en waarom je het niet eens bent met de uitspraak van het hof, dat
document noemen we een cassatieschriftuur en de bezwaren die je daarin naar voren brengt
zijn de cassatiemiddelen. Als de zaak bij de Hoge Raad binnen komt zal eerst een advocaat-
generaal naar de uitspraak kijken, dit is een rechtsgeleerd wetenschapper in dienst van de
Hoge Raad. Hij stelt een schriftelijk advies op waarin hij aangeeft of de bezwaren die in de
,cassatieschriftuur naar voren komen terecht zijn of niet (dus of de uitspraak van het hof in
stand kan blijven of dat de zaak moet worden vernietigd en opnieuw moet worden gedaan).
Daarna gaat de zaak naar de rechters van de Hoge Raad dat zijn de raadsheren. Zij lezen
de uitspraak van het hof, de cassatieschriftuur met de cassatiemiddelen en de conclusie van
de advocaat-generaal. Aan de hand hiervan makken zij een besluit, dit besluit schrijven zij op
in het arrest.
De Hoge Raad kijkt aan de hand van twee criteria:
- Schending van recht, heeft het hof het recht juist toegepast?
- Verzuim van vormen, heeft het hof juiste procedurele regels gevolg? Voldoende
gemotiveerd?
Hoe lees je een arrest?
1. Hoe is een arrest opgebouwd?
a. De uitspraak van de feitenrechter
b. Cassatiemiddelen
c. Conclusie van de advocaat-generaal
d. Uitspraak Hoge Raad
e. Evt. annotatie
2. Wat zijn de juridische relevante feiten van de zaak?
3. Wat is de beslissing van de feitenrechter?
4. Wat is de rechtsvraag?
5. Wat is het antwoord op de rechtsvraag?
6. Hoe waardeer je deze uitspraak?
IRAC- methode:
1. Issue
a. Wat is de rechtsvraag?
2. Rule
a. Welke rechtsregel moet worden gehanteerd?
i. Wat kan uit wetgeving worden afgeleid?
ii. Wat kan uit de jurisprudentie worden afgeleid?
iii. Wat zegt de literatuur dat van belang is voor het antwoord op de
rechtsvraag?
3. Application
a. Toepassing van de rechtsregel op de feiten in de casus.
Let op: verschillende feitencomplexen per zaak (casus vs. arrest)
4. Conclusion
Art. 1 Sr. Rechtszekerheid/ legaliteitsbeginsel. Rechtszekerheid bieden, scheiding der
machten in stand houden.
1. Wettelijke basis, wordt bekend verondersteld (lex scripta), burger wordt verwacht te
kennen.
2. Verbod op terugwerkende kracht, als er een betere wet komt wordt altijd toegepast in
voordeel van de verdachte (lex mitior).
3. Gebod van toegankelijke en scherpe normen (lex certa) Bijv. arrest onbehoorlijk
gedrag
4. Grenzen aan de interpretatievrijheid van de rechter
a. Grammaticale interpretatie, letterlijk op de letter van de wet
b. Wetshistorische interpretatie, memorie van toelichting
c. Wetssystematische interpretatie, waar de wet staat (samenhang)
d. Teleologische interpretatie, kijken naar het doel van het wet (wat zou de
wetgever ermee hebben bedoeld maar staat niet in de wet) (VB:
voortbewegen staat in memorie dus mag je interpreteren fietsen lopen etc.)
, Instrumentaliteit en rechtsbescherming
Analogische interpretatie, als a dan b. Werkgroep opgave 1 c. Verbod op analogische
interpretatie, gaat te ver (te breed).
Hoorcollege 1B:
Waarom straffen we?
- Wat zijn de implicaties van strafbaarstelling?
- Waarom theorie nodig?
o Absolute theorie
o Relatieve theorie
o Verenigingstheorie
Straffen: het (dreigen met) toebrengen van als zodanig beoogd leed
Wie zijn ‘’we’’?
- Waar haalt de overheid het recht vandaan om burgers te straffen(strafgrond)?
- Wat wil de overheid met de straffen bereiken (strafdoel)?
Waarom? Grondslagen: ‘moeilijkst te rechtvaardigen onderdeel van het recht’ P. 20 reader.
- Van der Hoeven
- Polak
Op welke niveaus in de trias politica?
Rechter (straftoemeting)
- Welk doel dient de straf?
- Is de straf rechtvaardig?
Wetgever (strafbaarstelling)
- Is het noodzakelijk/wenselijk om een bepaalde gedraging strafbaar te stellen?
- Welke sanctie is rechtvaardig/doelmatig?
De staat is verantwoordelijk voor handhaving, belast zich met opsporing en vervolging van
(potentiële) overtredingen.
Absolute theorieën, Immanuel Kant (1724-1804)
Moraalfilosofie: plichtethiek (deontologie)
Mensbeeld:
- Dualistisch: mens heeft 1 lichaam én een ratio
- Zuivere reden van ieder mens = bron sociaal contract
Categorisch imperatief (twee smaken):
- Behandel een mens nooit als middel maar als doel
- Handel volgens die regel waarvan je zou willen dat deze universeel wordt
Straf= categorisch imperatief= uitdrukking van rechtvaardigheid
De straf vindt haar rechtvaardiging in de strafgrond: de vergelding van het gepleegde onrecht
≠ nut/voordeel (gevolg) straf
Soort en hoogte straf wordt (enkel) bepaald door het misdrijf (oog om oog, tand om tand) in
het verleden ≠ psychologische toestand dader/ slachtoffer/ effectiviteit etc.