Samenvatting Privaatrecht HC
Week 1
Boek: Hst. 1(niet 1.2.2 t/m 1.2.11), 2 (t/m §2.4)
Leerdoelen:
Rechtsfeiten
- Uitleggen wat alle begrippen uit het rechtsfeitenschema betekenen
- Feiten classificeren aan de hand van het rechtsfeitenschema
- Zelf voorbeelden geven per onderdeel van het rechtsfeitenschema
Rechtsobjecten
- Uitleggen wat de volgende begrippen betekenen: absoluut recht, relatief recht, goed,
zaak, roerende zaak, onroerende zaak, vermogensrecht
- Goederen classificeren aan de hand van de genoemde begrippen
- Zelf voorbeelden geven van goederen die vallen onder (een combinatie van) de
genoemde begrippen
Totstandkoming rechtshandelingen
- De regels met betrekking tot de totstandkoming van een rechtshandeling toepassen,
waaronder:
o Beoordelen of een natuurlijk persoon handelingsbekwaam is, en zo niet, wat
de gevolgen daarvan zijn
o De wilsvertrouwensleer toepassen
o Beoordelen of de aanwezigheid van een geestelijke stoornis de overeenkomst
aan tastbaar maakt
Totstandkoming overeenkomsten
- Naast de algemene regels met betrekking tot de totstandkoming van een
rechtshandeling, ook de bijzondere regels met betrekking tot de totstandkoming van
een overeenkomst toepassen, waaronder:
o Onderscheid maken tussen een aanbod en een uitnodiging tot het doen van
een aanbod
o Beoordelen of de totstandkoming van een aanbod kan worden voorkomen
door intrekking
o Beoordelen of een aanbod nog geldig is, of zijn kracht heeft verloren door
verwerping, tijdverloop of herroeping
o Beoordelen op welk tijdstip een overeenkomst tot stand is gekomen
Hoorcollege 1A:
Bronnen van privaatrecht
- Verdragen
- Europees recht
o Voorbeelden: richtlijn oneerlijke handelspraktijken, afd. 6.3.3A BW,
verordeningen op terrein internationaal privaatrecht (ipr)
- Grondwet (grondrechten)
- Burgerlijk Wetboek
- Faillissementswet & restant Wetboek van Koophandel
- Bijzondere wetten (IE-recht, functionele wetten)
o Voorbeelden: Auteurswet, Octrooiwet, Wet financieel toezicht
- Jurisprudentie
, - Ongeschreven recht: normen van maatschappelijke betamelijkheid, redelijkheid en
billijkheid, goede zeden
Het Burgerlijk Wetboek
- Boek 1: Personen- en familierecht
- Boek 2: Rechtspersonenrecht
- Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
- Boek 4: Erfrecht
- Boek 5: Zakenrecht
- Boek 6: Verbintenissenrecht (algemeen deel)
- Boek 7/7A: Bijzondere overeenkomsten
- Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
- [Boek 9: Intellectuele eigendom]
- Boek 10: Internationaal privaatrecht
Grondbegrippen van privaatrecht
- Rechtssubject (Wie kan rechten hebben?)
o Natuurlijke personen
o Rechtspersonen
- Rechtsobject (Waarop kan men rechten hebben?)
o Zie schema 1 Rechtsobjecten.
- Subjectief recht (Welke status heeft een recht?)
o Absoluut (werking tegen allen, zoals eigendom, auteursrecht)
o Relatief (werking tegen bepaald persoon, zoals bij contract)
o Zie schema 2 Vermogensrechten.
- Rechtsfeit (Hoe ontstaan relatieve rechten en andere rechtsgevolgen?)
o (Zie Schema Rechtsfeiten, Canvas week 1)
Schema 1 Rechtsobjecten
Goederen art. 3:1 BW
Dieren art. 3:2a BW Vermogensrecht
Zaken art. 3:2 BW
art. 3:6 BW
Onroerend art. 3:3 BW Roerend
Registergoed art. 3:10 BW Niet-registergoed art. 3:10 BW
(Grond, groot schip, (Paard, vorderingsrecht)
hypotheek)
,Schema 2 vermogensrechten
Eigendom wordt met de zaak vereenzelvigd en valt daardoor buiten het schema.
Waar is het absolute recht op andere goederen dan zaken?
Kenmerken absoluut recht
- Absolute werking
o Met exclusiviteit
o Maar zeker niet onbeperkt:
Hinder (art. 5:37 BW)
Misbruik van bevoegdheid/recht (art. 3:13 BW)
Publiekrecht (“sociale eigendom”)
- Gevolgen absolute werking:
o Zaaksgevolg (droit de suite)
Arrest Blaauboer/Berlips
Maar bij relatieve rechten soms iets vergelijkbaars: overgang huur,
kwalitatieve rechten en verplichtingen
o Prioriteitsregel
Maar bij relatieve rechten iets vergelijkbaars voor dubbele rechten op
levering (art. 3:298 BW)
o Separatisme: faillissement als “lakmoesproef”
Bij relatieve rechten art. 3:277 BW: Paritas creditorum
Begrip “verbintenis”
- Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking waarbij de ene partij (schuldeiser of crediteur)
tot een prestatie gerechtigd is, waartoe de ander (schuldenaar of debiteur) verplicht
is.
- Prestatie
o Geven (koop)
o Doen (arbeidsovereenkomst)
o Dulden (toestaan gebruik parkeerplaats)
o Nalaten (geen piano spelen)
, Elementen van de verbintenis
Systeem vermogensrecht
Grondbeginsel: bescherming eigendom (van wat je hebt)
“Die fiets is (en blijft) van mij!”
Liberaal-kapitalistische markteconomie
- Niet: iets is van wie dit het meest nodig heeft
- Niet: alles is van iedereen
Er moet een reden zijn voor vermogensverschuivingen en andere prestaties (zoals werk
doen voor een ander).
De reden (rechtsgrond) is meestal een verbintenis: een rechtsband waarbij de ene partij
recht heeft op een prestatie en de andere daartoe verplicht is.
Kernvraag is dan: hoe ontstaan verbintenissen?
Verbintenis kan ontstaan uit:
- Wet (direct)
- Overeenkomst (afspraak)
- Rechtmatige daad (in beginsel verwijtloos handelen)
- Onrechtmatige daad (in beginsel verwijtbaar handelen)
Halfopen stelsel van bronnen verbintenissen art. 6:1 BW
- Wet verwijst naar ongeschreven recht:
o Voorbeeld: art. 6:162 BW (maatschappelijke betamelijkheid)
o Voorbeeld: art. 6:2, 248 BW (redelijkheid en billijkheid)
- “Uit de wet voortvloeit” (art. 6:1 BW)
o Ook als verbintenis past in stelsel van de wet en aansluit bij wel in wet
geregelde gevallen (arrest Quint/te Poel)